Waarom het huidige Europese wetsvoorstel een lege doos is
“‘Zorgplicht moet gaan om gerechtigheid en herstel’
Een zorgplicht voor bedrijven is dringend nodig om de destructieve impact van bedrijven op mens en planeet te stoppen. Maar het Europese wetsvoorstel dat sinds februari op tafel ligt lijkt eerder geschreven op maat van managers en consultants, schrijft MO*Ontwikkelaar Wies Willems.
Afandi Ahmad Syaikhu / Pixabay
Een zorgplicht voor bedrijven is dringend nodig om de destructieve impact van bedrijven op mens en planeet te stoppen. Maar het Europese wetsvoorstel dat sinds februari op tafel ligt, lijkt eerder geschreven op maat van managers en consultants, schrijft MO*Ontwikkelaar Wies Willems. ‘Wat met rechtvaardigheid en herstel voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen?’
In de jaren 1984-1985 exporteerde de Zweedse mijnbouwgigant Boliden 20.000 ton giftig mijnafval naar Arica, een havenstad in het noorden van Chili. Promel, een Chileense onderaannemer van de multinational, dumpte het onverwerkte en onbeschermde afval, dat tal van zware metalen bevatte, op een berg aan de rand van de stad.
Later werden daar sociale woonwijken opgetrokken. Duizenden inwoners van de omgeving bleken kanker, huidziekten en neurologische aandoeningen te krijgen. Vooral kinderen waren er erg aan toe.
796 burgers verenigden zich en daagden Boliden in 2013 voor een Zweedse rechtbank wegens nalatigheid. Maar ze vingen bot, ook toen de zaak zes jaar later in beroep voorkwam. Rechters voerden argumenten aan als een gebrek aan bewijsmateriaal en verjaring van de feiten. Bovendien werden de inwoners van Arica veroordeeld tot betaling van de duizelingwekkende gerechtskosten.
De aangrijpende documentaire Arica vertelt het verhaal over de strijd van de inwoners en de juridische obstakels waar ze op botsen. Het is een case die bij uitstek aantoont waarom er regels nodig zijn die de enorme machtsongelijkheden helpen recht te trekken en bedrijven ter verantwoording roepen, van Chili tot Zwijndrecht.
Een wetsvoorstel rond de zorgplicht van bedrijven werd eind februari gepubliceerd door de Europese Commissie. Kort samengevat moet dit wettelijk kader ervoor zorgen dat bedrijven hun wereldwijde waardeketens controleren op schendingen van mensenrechten en milieunormen, deze aanpakken en remediëren waar nodig, en dat ze voor die verantwoordelijkheid aansprakelijk kunnen gesteld worden.
De zorgplicht is een noodzakelijke paradigmashift, weg van het model van vrijwillig verantwoord ondernemen.
Het is een noodzakelijke paradigmashift, weg van het model van vrijwillig verantwoord ondernemen. Ngo’s en vakbonden hebben er jaren campagne voor gevoerd. Eenmaal de Europese Richtlijn wordt aangenomen, krijgen lidstaten twee jaar de tijd om deze om te zetten in nationale wetgeving.
Maar in welke mate zal de EU-wetgeving slachtoffers van schendingen, in Arica en elders ter wereld, concreet vooruithelpen in hun strijd om toegang tot rechtspraak en herstel? Op dat vlak is het huidige voorstel een lege doos. En als het aan bepaalde politici ligt, kan wetgeving bovendien nog wel even wachten.
Democratisch deficit
Ik wil beginnen met dat laatste punt: de lobbymachine tégen (al te strenge) wetgeving. In een veelzeggende brief aan Commissievoorzitter von der Leyen lanceerde de Europese Volkspartij EPP, de grootste fractie in het Europese Parlement (waartoe ook CD&V behoort), onlangs een oproep om ‘wetgevende initiatieven inzake onder andere natuurherstel, gewasbeschermingsmiddelen en zorgplicht voor bedrijven, uit te stellen tot de impact van de crisis (door de Russische invasie in Oekraïne, red.) volledig bekend is’.
De partij toonde zich in de context van de oorlog en economische sancties in het bijzonder bezorgd over de ‘voedselzekerheid van het Europese continent’. Nieuwe regels, waaronder zorgplicht, zouden de vrije handel en dus de Europese boeren te hard treffen. Een standpunt dat vooral koren op de molen is van de agro-industrie. Of hoe de invasie misbruikt wordt om bepaalde economische agenda’s door te drukken, de Europese duurzaamheidsagenda af te zwakken en een rechtvaardige transitie op de lange baan te schuiven.
Dat de publicatie van de Richtlijn over zorgplicht twee jaar op zich liet wachten, na de aankondiging van Reynders in 2020, heeft trouwens alles te maken met het zwaar geschut van bedrijfslobby’s, die de ambitieuze aanbevelingen van een eerder rapport van het Europese Parlement één voor één aan flarden schoten. Een offensief dat al een tijdje vóór de Russische invasie begon en voor de zoveelste keer wijst op een ernstig democratisch deficit in Brussel.
In dit verhaal doet ook de rol van de Europese Raad voor Regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board) de wenkbrauwen fronsen. Dat obscure orgaan maakt deel uit van de zogenaamde better regulation agenda van de Commissie, die volgens Corporate Europe Observatory ‘wordt gebruikt om de huidige regels af te zwakken of af te schaffen, terwijl de invoering van nieuwe regels aanzienlijk wordt belemmerd of zelfs gestopt’. Het zegt genoeg dat de werkgroep die deze agenda mee uitwerkte, verschillende figuren in zijn rangen telt die nauwe banden hebben met de agro- en fossiele industrie.
De Raad bestaat uit zeven leden, waaronder een Directeur-Generaal van de Commissie, drie hoge ambtenaren en drie externen. Vooraleer nieuwe wetsvoorstellen worden gepubliceerd, moet het comité hiervoor op basis van een impactstudie groen licht geven.
Niet alleen is die procedure ondoorzichtig (zowel de impactstudie als de evaluatie van de Raad worden immers niet publiek gemaakt), ze is ook een voorbeeld bij uitstek van corporate capture: het fenomeen waarbij een economische elite de verwezenlijking van de mensenrechten en het milieu ondermijnt door ongepaste invloed uit te oefenen op beleidsmakers en openbare instellingen.
Tot twee keer toe verwees de Raad voor Regelgevingstoetsing het wetsvoorstel terug naar af. Enkel de Commissievoorzitter kan in dat geval een derde kans geven aan een wetgevend initiatief, wat in dit dossier dus uiteindelijk gebeurde.
De Commissie maakte van de zorgplichtwet een tekst ‘waarbij vooral bedrijven zich prettig zouden voelen’.
Het resultaat is dat de Commissie van de zorgplichtwet een tekst maakte ‘waarbij vooral bedrijven zich prettig zouden voelen’, zoals Europees Parlementslid Lara Wolters (S&D) het treffend samenvatte tijdens een recent colloquium over het thema, in het federaal parlement. ‘Het doel is niet enkel dat de consument lekker slaapt, er moet ook in de praktijk iets veranderen.’
Recht op herstel
Dat brengt me bij het tweede probleem: de inhoud van de tekst. Ik wil hier niet in detail ingaan op alle problematische elementen van het wetsvoorstel (sommige kwamen ook al aan bod op MO*), maar vooral focussen op het aspect van gerechtigheid en herstel.
Zorgplicht gaat immers niet alleen over preventieve controle van toeleveringsketens, en om een gerust geweten voor de consument. Het gaat vooral ook over de verantwoordelijkheid van Europa, en Europese ondernemingen, voor het rechtzetten van internationale en historische ongelijkheden. Om erkenning van het berokkende leed door “onze” bedrijven elders ter wereld, vooral in het globale Zuiden. Niet zomaar eender welke wetgeving biedt op dat vlak een oplossing.
Internationale (niet-bindende) richtlijnen van de VN, die al sinds 2011 bestaan, zijn duidelijk en bestaan uit drie pijlers: Protect, Respect and Remedy. Naast de plicht van de staat om de mensenrechten te beschermen in de context van bedrijfsactiviteiten, en de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren, hebben slachtoffers recht op herstel.
Die derde pijler is nagenoeg afwezig in het huidige wetsvoorstel. Daardoor dreigt het onder de lat van internationale richtlijnen door te gaan. Hoewel de burgerlijke aansprakelijkheid van bedrijven wordt voorzien in de huidige tekst (aanvankelijk een struikelblok voor de liberalen), waardoor bijvoorbeeld schadevergoedingen mogelijk zijn, blijven verschillende concrete drempels bestaan voor toegang tot rechtspraak en remediëring.
Een eerste drempel is de bewijslast. Vaak is het onbegonnen werk om voor de rechter hard te maken dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen een schending van een mensenrecht of een milieunorm, en de door het slachtoffer geleden schade. Dat toont ook de zaak van Arica aan.
Het EU-wetsvoorstel reguleert niet wie er precies moet bewijzen of een onderneming al dan niet haar verplichtingen is nagekomen. Gezien de enorme machtsongelijkheid tussen bedrijfsmanagers en lokale gemeenschappen, denk alleen al maar aan de toegang tot informatie, lijkt het maar redelijk om te verwachten dat die bewijslast wordt omgedraaid. En dat het dus aan de onderneming is om haar verband met de schending en de schade te verduidelijken, en aan te tonen dat zij alle passende maatregelen heeft genomen.
Ook verschillende andere obstakels worden niet weggenomen. Het Europees Bureau voor de Grondrechten (Fundamental Rights Agency) deed daartoe nochtans nuttige aanbevelingen. Zo zou de wet getroffen personen bijvoorbeeld de mogelijkheid moeten geven om beroep te kunnen doen op collectieve herstelmechanismen.
Tot slot is het zorgwekkend dat het wetsvoorstel geen enkele vorm van criminele aansprakelijkheid voorziet.
Middenveldorganisaties en vakbonden zouden het recht moeten krijgen om namens slachtoffers representatieve acties in te stellen. Verder zou de Europese Commissie van de lidstaten kunnen eisen dat ze gerechtskosten helpen te beperken. Er moeten ook redelijke verjaringstermijnen worden vastgelegd.
Tot slot is het zorgwekkend dat het wetsvoorstel geen enkele vorm van criminele aansprakelijkheid voorziet. Op zijn minst moet die worden ingevoerd voor ernstige en wijdverbreide schendingen van de mensenrechten (zoals verlies van mensenlevens), enorme milieuschade (zie ook het debat over de erkenning van ecocide) of herhaaldelijke inbreuken op de Richtlijn.
Mensenrechten als aankruisvakje?
Vanuit bedrijfsoogpunt bevat het voorstel dan weer tal van “prettige” elementen (om Europarlementslid Lara Wolters nog eens te parafraseren), die van de hele zorgplicht een zogenaamde tickbox exercise dreigen te maken — een aankruisoefening zoals managers die graag hebben. Mensenrechten: check.
Via contractuele bepalingen kunnen moederbedrijven de verantwoordelijkheid voor de controle op schendingen van mensenrechten en milieunormen bijvoorbeeld al te gemakkelijk doorschuiven naar hun zakenpartners (en dus zelf de handen in onschuld wassen).
Bovendien laat de Richtlijn ook toe dat ondernemingen voor de verificatie van hun verplichtingen steunen op derde partijen: in de praktijk gaat het om audits door grote consultancybedrijven of initiatieven van de industrie zelf. Terwijl het falen van dat soort initiatieven nu net een reden bij uitstek is om werk te maken van bindende regels.
Neen, we moeten niet verwachten dat de zorgplichtwet een silver bullet is, een wonderoplossing waarmee alle ongelijkheden en schendingen plots wegsmelten als sneeuw voor de zon. Ook andere pistes om respect voor mensenrechten door bedrijven te stimuleren, blijven zinvol en noodzakelijk.
Het zal bovendien nog járen duren vooraleer bepaalde ondernemingen hun eerste zorgplannen publiceren en de eerste Europese rechtbanken zaken beginnen behandelen op basis van de zorgplichtwet. Maar hoe dan ook is de Richtlijn een historische kans en een cruciaal internationaal precedent.
Het goede nieuws is dat de tekst nog bijgestuurd kan worden: de komende maanden onderhandelen het Parlement, de lidstaten en de Commissie over het wetsvoorstel. Belgische beleidsmakers moeten met stevige amendementen een duidelijk signaal sturen naar de Europese Commissie. Slachtoffers kunnen niet blijven wachten op gerechtigheid. Benieuwd of die boodschap ook bij de christendemocraten gehoor zal vinden.