De beweringen en de waarheid

Essay

Écht nieuws versus goed gemaakte leugens, halve waarheden en ongegronde associaties

De beweringen en de waarheid

De beweringen en de waarheid
De beweringen en de waarheid

Haar vijftiende verjaardag in 2017 vierde MO* met lezingen en een speciaal magazine dat het debat over nepnieuws trachtte om te keren tot een gesprek over echt nieuws. Anno 2021 halen we dit essay van oud-hoofdredacteur Gie Goris opnieuw uit ons archief.

© Fatinha Ramos

© Fatinha Ramos

Haar vijftiende verjaardag in 2017 vierde MO* met lezingen en een speciaal magazine dat het debat over nepnieuws trachtte om te keren tot een gesprek over echt nieuws. Anno 2021 is dat debat alles behalve geluwd, integendeel. We halen dit essay van oud-hoofdredacteur Gie Goris daarom opnieuw uit ons archief. Want ook binnen de journalistiek is er ruimte voor introspectie en dat levert in dit geval een warm pleidooi op: een voor méér relevant, méér betrouwbaar en méér mondiaal nieuws.

Een pleidooi voor écht nieuws gaat niet alleen over het weerleggen van vals nieuws, maar vooral over de kerntaak van journalistiek: vanuit een kritische houding tegenover propaganda – van overheden, politici, bedrijven, lobby’s, ngo’s, of de professionele producenten van leugens en halve waarheden – op zoek gaan naar wat we wél weten, te weten kunnen komen, of zouden moeten weten.

Nepnieuws bestaat echt waar

Nepnieuws bestaat echt. De Filipijnse auteur Miguel Syjuco gaf er onlangs (in oktober 2017, red.) in de New York Times enkele voorbeelden van, uit de periode voor de Filipijnse presidentsverkiezingen van 2016. Toen verschenen er berichten dat iedereen met naam en faam zich achter Rodrigo Duterte schaarde. Paus Franciscus zou hem ‘uitverkoren door God’ genoemd hebben, Emmanuel Macron ‘een rolmodel’, Angela Merkel ‘een reus’ en de NASA ‘de beste president in het zonnestelsel’.

© Klaas Verplancke

© Klaas Verplancke​

Maar nepnieuws is natuurlijk al lang geen randfenomeen meer uit exotische derdewereldlanden. De Amerikaanse nieuwssite BuzzFeed deed onlangs een studie naar nepnieuws, waarbij alleen volkomen verzonnen berichten in aanmerking werden genomen. 23 van de 50 meest gedeelde en geleukte nepberichten in 2016 gingen over de Amerikaanse politiek. Ook in de VS werd paus Franciscus opgevoerd om de kandidatuur van Donald Trump fictief te ondersteunen, terwijl een ander veel gedeeld nepbericht beweerde dat IS een oproep gedaan had om voor Hillary Clinton te kiezen. Die 23 nepberichten waren samen goed voor 10,6 miljoen likes, shares en reacties op Facebook, en de overgrote meerderheid daarvan nam het nepbericht ernstig.

23 nepberichten uit 2016 waren samen goed voor 10,6 miljoen likes, shares en reacties op Facebook.

Pieter Stockmans berichtte eerder in 2017 nog over Stop Fake, een initiatief van journalisten en academici in Oekraïne dat zich specifiek bezighoudt met het toetsen van nieuwsberichten aan de feiten. John Vandaele en Tine Hens spitten de wereld van de techreuzen en hun verantwoordelijkheid uit in het winternummer van MO*. De Filipijnen, de Verenigde Staten, Oekraïne, Silicon Valley: nepnieuws bestaat echt, en het duikt overal op.

Het is bovendien allesbehalve makkelijk te bestrijden, zegt Kathleen Hall Jamieson, directeur van het Annenberg Public Policy Center aan de Universiteit van Pennsylvania en oprichtster van FactCheck.org. Vaak biedt nepnieuws immers een simpele verklaring voor een complexe realiteit, waardoor de werkelijkheid minder aantrekkelijk wordt dan de politieke leugen erover.

Nepnieuws wordt onderwezen als “communicatie”

Naast de pure leugen en de schade die ze aanricht in tijden van sociale media en instantopinievorming, is er ook nog de veel ruimer verspreide spin, door Van Dale verklaard als mediamanipulatie, ‘met name door politici’. Die definitie wordt bij het werkwoord “spinnen” beter uitgewerkt: ‘in diens opdracht de beeldvorming in media en publieke opinie van een politicus in positieve zin beïnvloeden, zoals een spindoctor doet’.

Van Dale legt te eenzijdig de nadruk op politici, al worden zij terecht met de vinger nagewezen. Maar bedrijven, middenveldorganisaties en beroemdheden allerhande zijn ook niet afkerig van spin. Je zou zelfs kunnen argumenteren dat advertenties de oervorm van nepnieuws zijn: goed gemaakte leugens, halve waarheden en ongegronde associaties die bedoeld zijn om het koopgedrag van consumenten te beïnvloeden.

De filosofe Susan Neiman heeft in haar boekje Verzet en rede in tijden van nepnieuws ook aandacht voor reclame. Het is immers de advertentiebusiness die de publicatie van halve waarheden gecombineerd met valse suggesties om het gedrag van mensen te beïnvloeden uitgewerkt heeft tot een miljardenindustrie en een ware, of liever onware, kunst.

De controle op nepnieuws zal het fenomeen niet doen verdwijnen, maar doen vervellen tot een professioneler en geraffineerder gemaakt product.

Misschien moeten we de huidige “alternatieve feiten” van Trump en het nepnieuws dat hem aan de macht bracht, vergelijken met de nu ondenkbare reclames waarin artsen of althans mannen in witte jassen het roken van muntsigaretten aanraadden. De controle op nepnieuws die onvermijdelijk wordt, zal het fenomeen niet doen verdwijnen, maar doen vervellen tot een professioneler en geraffineerder gemaakt product, nog steeds met hetzelfde doel: burgers op een dwaalspoor brengen zodat ze de meest biedende politicus of partij verkiezen.

Maar Neiman graaft, als filosofe, wat dieper en wijst op de impact van de advertentietsunami op het welbevinden van mensen. Ze heeft het over ‘een economisch systeem waarbinnen de noodzaak tot onophoudelijke groei van consumentenuitgaven eeuwigdurende ontevredenheid opwekt’ en voegt daaraan toe: ‘Zoals elke reclamemaker je kan vertellen, geven grote ondernemingen miljarden per jaar uit aan het wekken van afgunst.’

De ongelijke strijd tussen commercie en journalistiek

Degelijke journalistiek houdt zich ook bezig met het ontmaskeren van politieke en commerciële propaganda, ook al gaat het hoe langer hoe meer om een ongelijke strijd. Een kleine tien jaar geleden schreven de Amerikaanse auteurs Robert McChesney en John Nichols in The Death and Life of American Journalism al dat er in de VS voor elke werkende journalist vier communicatiemedewerkers actief zijn. In 1960 was die verhouding 1 journalist per 0,75 PR-medewerker.

Kritische journalistiek gaat niet alleen over het blootleggen van leugens of halve waarheden, maar ook over het tonen van wat onder de radar blijft.

Rob Wijnberg citeert in De Nieuwsfabriek een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam, waarin gesteld wordt dat er in Nederland voor elke journalist wel tien ‘pr-medewerkers, communicatiestrategen en spindokters’ zijn. ‘Het gevolg,’ zegt Wijnberg, ‘is dat machtige instituten, die de meeste middelen hebben om de publieke opinie naar hun hand te zetten, steevast de bovenliggende partij zijn in onze door beeldvorming bepaalde mediacratie.’

Er zijn heel wat media die, zoals MO*, er alles aan doen om die “steevast” van Wijnberg te doorbreken. Maar dat is een strijd die alleen gevoerd en gewonnen kan worden indien lezers en beleid hun engagement toevoegen aan dat van redacties en media-organisaties.

Onder de radar, maar wel écht

Kritische journalistiek gaat niet alleen over het blootleggen van leugens of halve waarheden, maar ook over het tonen van wat onder de radar blijft – om welke reden dan ook. Bewuste burgers hebben informatie nodig om zich op een op feiten gebaseerde manier te kunnen inzetten in de samenleving.

Ongecensureerde en gezonde media ‘zorgen op directe wijze voor een betere levenskwaliteit, omdat mensen via die weg in staat gesteld worden met elkaar te communiceren en de wereld waarin ze leven beter te begrijpen. Media voegen ook concrete – en vaak anders onbelichte – informatie toe over de wereld waarin we leven’, schrijft de Indiase Nobelprijswinnaar voor Economie, Amartya Sen, in Het idee van rechtvaardigheid. Hij had het over de Panama Papers of de Paradise Papers kunnen hebben, maar die onderzoeken waren toen nog niet verschenen.

Bovendien ziet Sen de media een ‘beschermende functie’ spelen ‘doordat zij vergeten en achtergebleven groepen een stem geven’. In ruimere zin noemt hij persvrijheid cruciaal voor de open communicatie en discussie die noodzakelijke voorwaarden zijn om te komen tot een ‘geïnformeerde en vrije vorming van waarden’.

‘Professor Sen heeft altijd hoog opgegeven van de Indiase media, maar vandaag zijn die zo gecommercialiseerd dat er een diepe kloof ontstaan is tussen de massamedia en de werkelijkheid van de massa’, reageerde P. Sainath. Hij was de enige voltijdse journalist in India met als opdracht verslag te doen van het platteland – tot hij daar in 2014 de brui aan gaf. ‘Forbes meldde dat de honderd rijkste Indiërs allemaal dollarmiljardairs zijn. Dat was overal in heel India voorpaginanieuws. Maar voor arme Indiërs is er geen interesse.’

Sen wéét dat de kloof tussen zijn principiële waardering voor de rol van een echt vrije pers en de werkelijkheid van printmedia, nieuwssites en tv- en radiozenders steeds wijder wordt. ‘Het probleem,’ zegt hij in een ander boek, ‘is dat de nieuwsagenda beperkt wordt tot de leefwereld, de interesses en de belangen van de middenklasse of de relatief geprivilegieerden: het publiek dat de media koopt of gebruikt, en dus ook van belang is voor de adverteerders. Dat leidt ertoe dat het platteland zo goed als afwezig is in de berichtgeving.’ In Indiase kranten, stelde een studie vast, gaat slechts twee procent van het nieuws over het platteland, en dat in een land waar zeventig procent van de mensen niet in steden woont.

Onbekend is onbemind

Het voorbeeld van India geldt, in aangepaste vorm, voor zowat elk land en is ook toepasbaar op de internationale verslaggeving. Minus de rampen waarvan ze de grootste slachtoffers zijn, blijven de 800 miljoen extreem arme wereldburgers buiten beeld. Daardoor is het ook zo moeilijk om een beleid van volgehouden solidariteit met hen uit te tekenen, want niet alleen hun leven en hun armoede zijn afwezig in de media, ook de redenen van die armoede worden niet uitgezocht of getoond.

De 800 miljoen extreem arme wereldburgers blijven buiten beeld. Daarom is het zo moeilijk een beleid van volgehouden solidariteit met hen uit te tekenen.

Maar evengoed blijven de plannen en de belangrijkste strategieën van de één procent allerrijksten onzichtbaar. En dat is wellicht nog funester, want juist die strategieën veroorzaken ongelijkheid, breken sociale bescherming af en zijn mede verantwoordelijk voor de klimaatverandering – een beschavingsramp op wereldschaal zonder weerga.

Beelden, verbeelding, verbazing

Wij geloven niet dat “één beeld meer zegt dan duizend woorden”, maar weten anderzijds wel dat beelden en verbeelding informatieve mogelijkheden hebben die soms een stuk verder reiken dan de geschreven reportage of analyse. Wie de levens van de 99 procent op de radar wil krijgen, heeft meer nodig dan harde onderzoeksjournalistiek en goed doortimmerde analyses – al vormen zij de onvervreemdbare harde kern van de berichtgeving en de journalistiek. Echt nieuws is dan ook niet beperkt tot harde feiten en cijfers, maar vraagt ook om verhalen en verbeelding.

© Sabien Clement

© Sabien Clement​

In de tentoonstelling Power and Other Things, in het kader van Europalia Indonesia, presenteert de Indonesische kunstenaar Timoteus Anggawan Kusno een imaginair museum van een gekoloniseerde natie. De prenten en voorwerpen van The Untold Stories of the Achipelago zijn deels gebaseerd op historische Indonesische voorbeelden, en deels afkomstig uit zijn eigen creatieve verbeelding. Maar het geheel verheldert de werkelijkheid van de kolonisering.

Vooraan in Kusno’s “museum” staat een klassieke schatkist, half gevuld met kruidnagel en nootmuskaat: de economische drijfveer van de kolonisatie van de Specerij-Eilanden, of de Molukken. Daarboven staan een kistje met echte koloniale munten en een ouderwets pistool. En in het deksel van de schatkist prijkt een schilderij van een vulkaan, met aan de voet daarvan brandende dorpen. ‘Dat schilderij is essentieel’, zegt Charles Esche, de curator van Power and Other Things. ‘Want het toont dat de kolonisatie niet alleen om grondstoffen, geld en wapens ging, maar ook om verbeelding. De machthebber die de verbeelding van een volk niet controleert of beheerst, weet dat zijn macht van korte duur zal zijn.’

De verifieerbare verbeelding

‘ “Bij benadering” is niet goed genoeg als je historische feiten wilt verbeelden.’

Toch gaat beeldende of verhalende journalistiek lang niet altijd over verbeelding in de betekenis die Esche eraan geeft. Beelden kunnen heel exact zijn, al zullen ze in de journalistiek vaak meer emotie oproepen dan geschreven informatie.

De Maltees-Amerikaanse tekenaar Joe Sacco zei daarover in een interview met MO* vorig jaar: ‘Het kan me bezighouden hoe ik iemands herinnering misschien bevries tot een vals beeld. Het is een verpletterende verantwoordelijkheid, die ik heel ernstig neem. Ik kan me het hoofd breken over hoeveel mensen ik in een tekening stop: waren er nu zeventien of twintig omstanders? “Bij benadering” is niet goed genoeg als je historische feiten wilt verbeelden.’

Theo de Feyter, de archeoloog-schilder die in zijn boekje Mensen en ruïnes zijn impressies uit Syrië van voor en na de opstand verzamelt, schrijft: ‘Kijkend naar de schilderijen die ik in de jaren voor de opstand heb gemaakt, lijken ze in het licht van de huidige gebeurtenissen bijna te idyllisch. Wanneer ik me de gesprekken met vrienden uit die periode herinner, zijn er veel uitlatingen die op het naderend onheil wijzen, maar wanneer dat onheil niet zichtbaar is in het landschap of straatbeeld ontgaat het de schilder. Beelden die schilderijen van voor 2011 dan niet de waarheid af? Dat ook weer niet. Ik ben alleen geen politieke commentator. Ik ben een realistische schilder…’

Met andere woorden: als De Feyter minder “realistisch” was geweest en meer ruimte genomen had voor verbeelding, dan had hij wellicht vooraf zichtbaar kunnen maken wat de berichtgeving pas achteraf bleek te beseffen.

Werk op de plank

Die vaststelling brengt ons heel elegant terug naar de rol van een magazine en een nieuwssite als MO*: het nieuws en de grote tendensen herkennen in de verhalen en signalen die we horen, zien, bijwonen, ontdekken, bestuderen. Dat vraagt een volgehouden aanwezigheid bij de levens en actualiteiten van 7 miljard mensen, voldoende kennis om de signalen te herkennen, en de mogelijkheid om daarover te berichten – los van mediahypes of aandachtspieken.

MO* bouwt nu vijftien jaar aan een ruimte om exact dat te doen, en kan dat volhouden met de steun van overheden, organisaties én lezers die daarvan het belang inzien. Dat werk verdient nog meer lezers, maar ook nog veel jaren toekomst, want het is nooit af.

Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!

Tags