Meer ontwikkelingshulp zal migratie van Afrika naar Europa niet ontmoedigen
Waarom blijft Europa ‘gelijkwaardige samenwerking’ zoeken met dubieuze regimes in Afrika?
Evelyn Groenink
06 december 2023
Afrika lijkt wel een soort concentratiekamp te worden, stelt ZAM-journaliste Evelyn Groenink, met de vele Europese pogingen tot grensbewaking. Tegelijk doet het Westen maar wát graag zaakjes met een aantal dubieuze Afrikaanse regimes. ‘Onze leiders geven je niet eens de ruimte om te ademen.’
Een man brengt zijn twee zonen naar school op de fiets in Buddo, Kampala. ‘Europa heeft nog niet geluisterd naar Afrikanen’, stelt ZAM-journaliste Evelyn Groenink
GPE/Livia Barton (CC BY-NC-ND 2.0 DEED)
Patrouilles van het Europese grensbewakingsagentschap Frontex, detentiekampen langs de Afrikaanse kustlijnen: steeds meer wordt er getimmerd aan een hek rond Afrika. Europa doet gretig zaakjes met vaak dubieuze regimes om migratie tegen te gaan én uit angst voor Russische invloed, stelt ZAM-journaliste Evelyn Groenink vast.
Het is cynisch consistent: groeiende Europese neigingen tot excuses voor het slavernijverleden gaan gepaard met steeds meer prikkeldraad rondom Afrikaanse kustlijnen en met migratiepacten met Afrikaanse regeringsleiders. Afrikanen horen in Afrika, is het signaal. De slavenschepen hadden nooit moeten uitvaren. En daarom moeten ook de huidige migrantenboten worden gestopt.
Dat is in het belang van de Afrikanen zelf, zo wordt gezegd. ‘Deze mensen worden in gammele boten gedwongen’, twittert de Nederlandse Eurocommissaris Wopke Hoekstra (CDA/EVP-fractie), schijnbaar oprecht bezorgd. Zijn beeld van misleide Afrikanen die door wrede mensenhandelaren zo’n beetje de bootjes in worden geduwd, is alomtegenwoordig in het Europese migratiebeleid.
Deze politici zijn niet tegen de mensen die per abuis migrant worden, zeggen ze. Ze willen hen alleen maar helpen. Helpen om thuis te blijven.
Vandaar dat veel Europees geld besteed wordt aan ‘bewustmaking’ die waarschuwt voor die hedendaagse slavenhandelaren, de mensensmokkelaars. Mochten de migranten in spe deze waarschuwingen niet ter harte nemen, zullen zij verdrinken, verhongeren in de woestijn of gemarteld worden in een Libische gevangenis. Het zal hun eigen schuld zijn.
De politici die hierop hameren zijn helemaal niet tegen de mensen die per abuis migrant worden, zeggen ze. Ze willen hen alleen maar helpen. Helpen om thuis te blijven.
Zodoende beschrijven Europese filmpjes op YouTube en door ‘ontwikkelingspartners’ verspreide pamfletten de boodschap hoe dodelijk de reis wel niet kan zijn, en hoe verschrikkelijk de illegaliteit is. (Er is racisme hier! En slecht weer!)
In een Deutsche Welle-clip uit 2020 waarschuwden Afrikanen die op de Italiaanse olijfvelden werkten anderen allemaal om vooral niet te komen, want de lonen waren zo laag en het werk was zo zwaar. Al knikkend naar de interviewer zeiden zij ook te vinden dat het veel beter zou zijn als Afrikanen gewoon thuis zouden blijven om hun eigen land op te bouwen.
Maar geen van hen zei dat hijzelf van plan was terug te gaan. Zij bleven toch maar in Italië.
De meeste migranten die met Europees geld in Nigeria gehervestigd werden, ondernamen vrijwel direct nogmaals de reis naar het noorden, zo blijkt uit ZAM’s recente internationale migratieonderzoek in vijf Afrikaanse landen. Vermoedelijk omdat ook zij wisten dat het argument ‘blijf thuis en bouw je eigen land op’ een misvatting is in de huidige Afrikaanse context.
Geen inkomsten, wel corrupte elites
In de meer dan twintig jaar dat ik nu in de Afrikaanse onderzoeksjournalistiek werk, kwam ik veel voorbeelden tegen van mensen die probeerden om hun land, of tenminste een leven voor zichzelf, op te bouwen.
Zo waren er een familie die een visserijbedrijf runde in Senegal, een boer die vee hield in de Democratische Republiek Congo, een dorp dat leefde van de katoenteelt in Mozambique en gemeenschappen die leefden van en zorgden voor een uitgestrekt bos in Kameroen.
Maar de Senegalese regering verkocht de visvergunningen aan buitenlandse trawlers, waardoor niet alleen de familie maar een hele regio zonder inkomsten kwam te zitten. De Congolese boerderij werd geconfisqueerd door een plaatselijke gouverneur. Een mijnbouwbedrijf kwam, in samenwerking met een generaal van de regeringspartij, het Mozambikaanse dorp platgooien. En in het geval van Kameroen: dat bos werd geplunderd door een Europese multinational, in innige samenwerking met bevriende ministers.
De corrupte politieke elites verrijken vooral zichzelf met staatsgeld. Zowel het IMF als de Nigeriaanse anticorruptiecommissie identificeren hen als aanjagers van een groeiende kloof tussen rijk en arm in Afrika.
Vissers in M’Bour, Senegal. ‘De Senegalese regering verkocht visvergunningen aan buitenlandse trawlers, waardoor niet een hele regio zonder inkomsten kwam te zitten.’
Mark Fischer (CC BY-SA 2.0 DEED)
Helaas luisteren die elites niet naar de wijze woorden van corruptiebestrijders. Ze zuiveren bovendien ook hun staatsapparaten routinematig van elke competente ambtenaar die geen zin heeft mee te doen aan het massale eten uit de staatskas. In eerder onderzoek beschreven ZAM-journalisten hoe ‘goede ambtenaren’ in Nigeria en Ghana werden ontslagen of aangevallen op straat, en hoe in Malawi ambtenaren die hun werk willen doen verbannen worden naar ‘Guantanamo’ en je als ambtenaar op kantoor wel op een stoel mag zitten zolang je iemand die wel ‘meedoet’ niet lastigvalt.
In het recente ZAM-onderzoek naar migratie in 5 landen zei een overweldigende meerderheid van de geïnterviewden dat ze geen hoop hadden op verbetering van hun omstandigheden, en dat ze zouden vertrekken zodra een kans daartoe zich voordoet.
Ze zeiden dat bovendien in het volle besef van de strenge Europese migratieaanpak. Denk aan de detentiekampen en de patrouilles van het Europese grensbewakingsagentschap Frontex, die van het continent een soort concentratiekamp gemaakt hebben waar je niet makkelijk in en uit kunt — behalve naar een buurland waar de situatie niet veel anders is.
Ze zeiden dat ook in het volle besef van de gevaren die je als migrant onderweg loopt: van honger, mishandeling door de smokkelaars, detentie in Libië, de dood. Of nog: een toekomst tot in lengte van dagen in een woestijnbordeel, een modderig vluchtelingenkamp of een snoeiheet Italiaans olijfveld.
Welk ander scenario is er immers? De corrupte politieke elites ‘wegstemmen’ bleek recent opnieuw onmogelijk in Nigeria, Oeganda en Zimbabwe, waar de verkiezingen doordesemd waren van fraude en geweld.
Ademnood
‘Onze leiders geven je niet eens de ruimte om te ademen’, zegt Elizabeth BanyiTabi, journaliste en ZAM-teamlid in Kameroen. Ze houdt niet van de gewelddadige, Engelstalige rebellen die strijden tegen de Franstalige elite in haar land. Maar ze begrijpt wat hen beweegt.
Net zoals haar Mozambikaanse collega Estacio Valoi begrijpt waarom er in zijn land een Al-Shabab is opgestaan rond dorre edelsteenconcessies die ooit dorpen waren. ‘Alles is van hen gestolen en ze weten niet wat ze anders moeten doen.’
Daarom is het ook een misvatting om te pleiten voor meer ontwikkelingshulp, een instrument waarmee westerse leiders Afrikaanse migratie willen ontmoedigen. De Democratische Republiek Congo krijgt jaarlijks 3,5 miljard dollar en blijft een van de armste landen ter wereld, ook al is het het rijkste in termen van minerale rijkdommen. Hulpgeld betaalt er vooral voor banen in het patronagesysteem, terwijl de opbrengst van de mineralen maar zeer mondjesmaat de staatskas bereikt.
‘Ons volk komt niet in opstand’, zegt Congolees ZAM-journalist Eric Mwamba over zijn land. ‘Maar als ik naar hen kijk, denk ik: daarvoor hebben ze gewoon te veel honger.’
Dictators omhelzen
Ik verwonder mij een hoedje over uitspraken als die van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat kondigt in zijn nieuwe ‘Afrikastrategie’ onder het lemma ‘actie’ aan dat het ‘op middellange termijn’ in Afrika ten zuiden van de Sahara ‘32 miljoen mensen structureel uit ondervoeding (haalt), voor 8 miljoen kleinschalige boeren hun inkomen en productiviteit (verhoogt), en zorgt dat 8 miljoen hectare land duurzaam wordt beheerd en gebruikt voor voedselproductie’.
Waar dan? Hoe? Onder welke gouverneur? Elk dergelijk ontwikkelingsproject dat door Afrikaanse journalisten werd onderzocht, bleek kort na de start ofwel te zijn ingestort, ofwel in handen te zijn beland van lokale grootgrondbezitters en/of politici van de regeringspartij. Zelfs chocolade met het Fairtradelabel in West-Afrika was daarop in 2013 geen uitzondering.
Geloven degenen die zich bezighouden met ‘hulp en handel’ dergelijke uitspraken zelf wel? De Europese ontwikkelingshulpsexperte Tsiguereda Walelign, adviseur van Groen Links in Brussel, vertelde me dat zij dat niet doet. ‘In onze discussies komen de waarden die je wilt delen met je ontwikkelingspartner helemaal niet ter sprake’, zei ze. ‘Het gaat erom wie het contract krijgt.’ Om welk Europees bedrijf mag verdienen aan de staatsinfrastructuur, dus.
En om de grondstoffen, natuurlijk. Op pagina 27 van diezelfde Afrikastrategie zet Nederland zich in om ‘samen met Afrikaanse landen hun aandeel in duurzame waardeketens met de EU te vergroten, en tegelijkertijd de toegang voor Nederland en de EU tot kritieke grondstoffen te waarborgen’.
Het Westen heeft de contracten nodig, en daarom zijn de Afrikaanse autocraten onze ‘gelijkwaardige partners’, zoals het bovengenoemde document blijft herhalen.
Vanwege Poetin moeten ’wij’ de Afrikaanse dictators steeds inniger omhelzen.
Er staat weliswaar bij dat ook het ‘maatschappelijke middenveld versterkt’ moet worden. Maar even verderop zijn er alweer ‘goede redenen (om) de samenwerking’ met zulke repressieve regimes ‘voort te zetten’. Om te voorkomen, bijvoorbeeld, ‘dat deze landen afdrijven naar de invloedssfeer van concurrerende geopolitieke spelers’.
Daarbij gaat het natuurlijk vooral om de Russische president Poetin.
De angst voor ‘Poetin in Afrika’ lijkt, niet alleen in de Nederlandse Afrikastrategie maar ook in soortgelijke documenten van de EU, immens. Of het nu gaat om een ‘Russische desinformatieoorlog’ waarvoor Afrikaanse stadsjongeren kwetsbaar worden geacht, Ruslands toenemende ‘concurrentievoordeel’ op het gebied van grondstoffen of regelrechte Russische ‘staatsverovering’. Vanwege Poetin moeten ’wij’ de Afrikaanse dictators steeds inniger omhelzen.
Het lijkt ’ons’ daarbij te ontgaan dat dat wel eens zou kunnen leiden tot compleet verlies van het vertrouwen dat Afrika’s getergde burgers nu nog hebben in ‘het Westen’. Afrikaanse burgers zijn niet blind voor het feit dat een groot deel van het westerse investeringsgeld terechtkomt in de zakken van plunderende politici. Die hun buit huisvesten bij Zwitserse banken, kantoren runnen in Londen, zich in Duitsland laten behandelen voor hun kwalen en lange vakanties vieren aan de Franse Rivièra aan de Middellandse Zee, terwijl hun onderdanen sterven in datzelfde water.
Solidariteit
Het zal niet makkelijk zijn om een strategie van solidariteit met de uitgebuitten in Afrika te bedenken. Veel landen hebben geen goed georganiseerde oppositiebewegingen die simpelweg het bestuur zouden kunnen overnemen.
Maar zou Europa, in plaats van de continue dialoog met die despoten en dubieuze regimes, niet eens het advies kunnen vragen van de moedige pioniers die mij trainden in de Afrikaanse onderzoeksjournalistiek? Van de goede ambtenaren die vegeteren in Guantanamo? Of van de activist op het Tunesische strand die een bord omhooghield met de tekst ‘D_on’t reward my father’s jailer’_?
Of, zoals een Kameroense opposant antwoordde op de vraag of zijn president wellicht ’naar Poetin zou overlopen’ als het Westen die president niet langer zou steunen: ‘Maar waarom steunen ze ons eigenlijk niet?’
Het gaat doorgaans over schuldgevoelens en overpeinzingen over herstelbetalingen voor slavernij — met overigens het risico dat sommige van die betalingen opnieuw op de Zwitserse bankrekeningen van dictators zullen belanden. Maar te midden van dat alles heeft Europa nog niet geluisterd naar Afrikanen.
Evelyn Groenink is redacteur van het online magazine ZAM, dat onlangs migratie uit vijf Afrikaanse landen onderzocht.
Het onderzoek voor dit essay, dat ook deel is van een boekproject, kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos.