Het einde van de witte wereld: een dekoloniaal manifest

Essay

’Het moet net zo goed gaan over het bevrijden van het denken als van de maatschappij’ (Angela Davis)

Het einde van de witte wereld: een dekoloniaal manifest

Het einde van de witte wereld: een dekoloniaal manifest
Het einde van de witte wereld: een dekoloniaal manifest

De opzet van het onderstaande ‘is een uitnodiging, geen wedstrijd. Geen identitaire uitsluitingsoefening van wie er al dan niet bij hoort of het meest getroffen is door de witte wereld. Wel een uitnodiging om misschien echo’s van de eigen gemarginaliseerde ervaringen te lezen en zelf vaker te delen; maar evengoed om te luisteren, leren en vergelijken, echt zien en niet alleen kijken, naar een techni-colour beleving van de witte wereld.’

© Fatinha Ramos

© Fatinha Ramos​

Olivia Umurerwa Rutazibwa brengt dit najaar haar dekoloniaal manifest Het einde van de witte wereld uit bij Epo. Voor MO*, waar ze enkele jaren de berichtgeving over Afrika en de verhouding tussen Europa en Afrika verzorgde, schreef ze de kernideeën van dat boek alvast uit in een essay.

Antwerpen, november 2009.

Zoals elke ochtend wekt mijn klokradio me met het Radio 1-programma De Ochtend. Nieuwtjes uit Vlaanderen en de wereld druppelen mijn half slapend brein binnen. Rustig wakker worden, dat is de bedoeling. Niet voor het eerst ben ik na enkele minuten echter meteen klaarwakker.

‘Is het een Marokkanenfilm of ook eentje voor ons?’ hoor ik de journaliste vragen. Ik rol uit pure irritatie haast mijn bed uit. Het gaat over Les Barons, een komische actieprent over een handjevol zelfverklaarde hangjongeren in Molenbeek van Molenbekenaar Nabil Ben Yadir. De Vlaamse media pikken drie dingen mee van deze kaskraker:

1. Er zitten opvallend veel “Marokkanen” in de cinema.

2. “Allochtonen” kunnen eindelijk met zichzelf lachen.

3. Is dit nu een Marokkanenfilm of ook eentje voor “ons”?

Enkele dagen later zit ik met mijn zus in de auto en vertel over mijn irritatie bij het interview. ‘Dat is nu ook wel de eerste vraag die in me zou opkomen’, is haar nuchtere antwoord. ‘Die journaliste vraagt toch maar wat de meeste Vlamingen denken, niet?’

Ik weet dat ze geen ongelijk heeft. En dat dat net het probleem is. Want met de schijnbare onschuldige “Marokkanenfilm of ook eentje voor ons?”-vraag worden de Marokkaanse Vlamingen niet voor het eerst buiten de Vlaamse samenleving gezet. Belangrijker nog: zij – maar niet hun belastingsgeld – worden ook vlotjes uit de taak van de publieke omroep geschrapt.

Dat de gemiddelde Vlaming zich de “Marokkanenfilm”-vraag stelt is weinig verrassend, begrijpelijk zelfs. Maar als een openbare omroep het wij/zij-denken van haar bevolking niet overstijgt, wat is haar nut dan?

Portsmouth, november 2013.

Ik woon sinds september in Zuid-Engeland. Ook hier wekt de radio (BBC Radio 4) me met de nieuwtjes van de dag. Vanochtend gaat het over een incident in een Londense universiteit. Een moslimorganisatie, gelinkt aan de universiteit, organiseert geregeld lezingen over religie. De zaalopstelling is dan drievoudig: een sectie voor mannen, eentje voor vrouwen, en eentje waar mannen en vrouwen door elkaar zitten. Deelnemers kunnen kiezen waar ze plaatsnemen.

Ik val hier in Engeland opvallend minder vaak geïrriteerd uit mijn bed  – misschien omdat ik minder streng ben voor een samenleving die de mijne (nog) niet is? Niettemin ben ik die ochtend meteen klaarwakker, op mijn hoede. Pavlov, ik en de Vlaamse media allicht. Ik bedenk hoe het Radio 1-kot te klein zou zijn, moest dit aan een Vlaamse universiteit gebeuren. Als ik mijn roze bril van recente expat even afzet, kan ik er echter niet naast dat het gegeven ook in Engeland heel wat stof doet opwaaien.

Het valt me meteen op dat de moslimorganisatie in kwestie mee aan tafel zit. De andere gast is een feministische moslima.

Toch is er een groot verschil tussen hoe de Vlaamse en Engelse openbare omroepen deelnemen aan het debat. Het valt me meteen op dat de moslimorganisatie in kwestie mee aan tafel zit. De andere gast is een feministische moslima. Respectievelijk voor en tegen de gendersegregatie in de zaal. De argumenten die over en weer vliegen tonen de luisteraar de ongelofelijke diversiteit binnen de moslimgemeenschap; en dat de genodigden uit een ruime waaier aan argumenten putten om hun standpunt toe te lichten. De vertegenwoordiger van de organisatie wijst op het feit dat het onderwijs in Engeland vroeger ook zo georganiseerd was (jongens/meisjes-scheiding zou bepaalde pedagogische voordelen hebben). De feministische moslima brengt op basis van haar geloof en lezing van de koran een resem tegenargumenten aan. De journaliste onderwerpt haar beide gasten aan kritische vragen.

De “Marokkanenfilm”-vraag back home in Vlaanderen flitst door mijn hoofd. Ik verwacht me dus aan de onvermijdelijke vraag die allicht ook op een massa Britse lippen brandt: ‘Past dit wel met onze normen en waarden zo’n gendersegregatie? Kan zoiets wel in “onze” samenleving?! Anno 2013?!’ De vraag wordt nooit gesteld.

Tot op de dag van vandaag heb ik geen idee welke kleur van de regenboog de journaliste had, welk geloof ze aanhing of wat haar eigen positie was. (In het Vlaamse geval bestond er absoluut geen twijfel over.) Belangrijker is dat door die vraag niet te stellen – ook al zaten er evengoed veel luisteraars op te wachten – en met de keuze van haar gesprekspartners, de meerwaarde zoekende luisteraars die ochtend waar voor hun belastinggeld kregen: een geestverruimend debat over actuele hete hangijzers; een inclusief, pluraal wij-wijbeeld over de eigen samenleving.

Vreemdelingen in eigen land

Het einde van de witte wereld. De gedachte wordt ons dagelijks – expliciet of impliciet – voorgeschoteld als een apocalyptisch doembeeld waarvoor we niet bang genoeg kunnen zijn. De moslims die ons overspoelen. Hun films maken. Universitaire zaalopstellingen bepalen. Die ons, voor we er erg in hebben, de hoofddoek en die sharia zullen opleggen. We herkennen onze eigen buurten niet meer.

Vreemdelingen in eigen land.

Er leeft een angst en vervreemding in de Lage Landen die als een hardnekkige, gewelddadige olievlek in elke porie van onze samenleving sijpelt.

Er leeft een angst en vervreemding in de Lage Landen die als een hardnekkige, gewelddadige olievlek in elke porie van onze samenleving sijpelt.

Het is een gedeelde angst die niettemin verdeelt en segregeert.

Er is immers ook een andere wij in onze Lage Landen, voor wie de huidige wittewereldlogica altijd al angst, uitsluiting en discriminatie heeft betekend. De “wij” van de zogenaamde zichtbare minderheden. Dat zijn vandaag moslims, maar er was een tijd dat vrouw-, joods- of zwart-zijn een andere betekenis had dan wat we er vandaag (openlijk) aan geven. Evengoed vreemdelingen in eigen land. Hun vervreemding wordt echter als natuurlijk en normaal gezien.

Angst en vervreemding over de hele lijn dus.

Wat mij betreft kan het einde van de witte wereld er niet gauw genoeg zijn.

In Het einde van de witte wereld doe ik in drie essays uit de doeken wat die witte wereld inhoudt en hoe het zich manifesteert; hoe we die blijven reproduceren en waarom het me zo belangrijk lijkt dat we er een einde aan maken. Ik stel een driedelige dekoloniale bril voor om de witte wereld scherper te zien, en als een van de vele manieren om ons denken en handelen radicaal te herzien. Met behulp van een resem persoonlijke anekdotes en hete hangijzers uit de actualiteit probeer ik het complexe verhaal ietwat tastbaar te maken. Niet als bewijsmateriaal, maar als illustraties. U moet zich immers niet verwachten aan waterdichte bewijsvoering over het bestaan van die witte wereld. Er is al te veel energie gestoken in het aantonen dat dit soort systemisch onrecht echt bestaat, als voorwaarde om er iets aan te doen.

Hebben we het over racisme bijvoorbeeld, dan gaat het gros van onze aandacht naar de vraag of iets als dan niet racistisch is. Er blijft bitter weinig tijd over om duurzame oplossingen uit te werken. Het uitgangspunt hier, is dat het-leven-zoals-het-is effectief systematisch anders uitdraait al naar gelang iemands kenmerken (huidskleur, geslacht, geaardheid, validiteit, klasse…) en dat historisch de blanke-mannelijke-heteroseksuele combo zich heeft kunnen opwerpen als de norm met de meest natuurlijke toegang tot macht, welvaart en positieve zichtbaarheid. (Als ik al een bewijsvoering zou aanbieden, dan zou ik niet met individuele (tegen)voorbeelden komen. Obama of zo. Of mezelf. Ik zou eerder enerzijds naar de toplaag van onze samenleving wijzen, anderzijds naar de onderlaag –  die van de armen, werklozen, gevangenen, …. – en vragen welk kleur- en genderpalet telkens weer opduikt. Onversneden claire-obscurantisme! Licht vanboven, donker bungelt onderaan. Gender, geaardheid, validiteit, geloofsovertuiging, … fietsen daar ook nog ergens tussen. Die witte wereld dus.)

Voorbij schuld en onschuld

Die angst en vervreemding, eerlijk, wie kan het ons kwalijk nemen? De veranderingen om onze samenleving gaan immers gepaard met een kennisapparaat dat ons bitter weinig nuttige of verbindende informatie geeft over deze “nieuwe” gezichten. Tegelijkertijd gaat het spijtig genoeg om veel meer dan gelijk verdeelde onschuldige onwetendheid.

Want gaat het over extreme armoede, etnisch geweld en corruptie – sowieso aan de andere kant van de wereld – dan zijn die “nieuwe” gezichten niet van onze schermen te slaan.

Gaat het over criminaliteit, terrorisme, extremisme of vrouwenonderdrukking, ook niet. Of over profiteurs – niet de kapitaalkrachtige belastingontduikers, maar die anderen, die het lef hebben om ons genereus socialezekerheidssysteem te misbruiken. Ook dan zijn het steevast die “nieuwe” (codewoord voor niet-witte) gezichten die het eerst in ons opkomen.

We creëren, produceren, betalen belastingen, verrijken, beïnvloeden, veranderen, delen lief en leed met onze omgeving. Gewoon. Normaal. Fenomenaal. Net zoals eender wie in de Lage Landen.

Tegelijkertijd is er een ander deel van de wij voor wie niet de verandering maar wel de status-quo een bron van angst en vervreemding is. Het risico dat alles bij het oude blijft.

Er zijn immers ook die – al dan niet juridische – Vlaamse medeburgers, die zichzelf nooit eens herkend hebben in de samenleving waarvan ze deel uitmaken. Niet op school of de universiteit; niet in de cinema of op televisie; niet in de dagelijkse krantenkoppen en al zeker niet in de redactievergaderingen; niet in de politieke wandelgangen of de gestemde wetgeving; niet in onze musea of cultuurhuizen; en zeker niet in de directie- en bestuursraden of aan de top van onze bedrijfswereld.

En toch maken we integraal deel uit van diezelfde Lage Landen, recentelijk of al generaties lang. We creëren, produceren, betalen belastingen, verrijken, beïnvloeden, veranderen, delen lief en leed met onze omgeving. Gewoon. Normaal. Fenomenaal. Net zoals eender wie in de Lage Landen.

In ons kennisapparaat is er dus een structurele afwezigheid, of beter nog: een paradoxale onzichtbaarheid van de zichtbare minderheden. Die “anderen”. Die “nieuwe” gezichten.

Paradoxaal want tegelijkertijd zijn we oververtegenwoordigd in de armoede-, werkloosheids-, discriminatie-, veroordelings- en opsluitingscijfers. Oververtegenwoordigd als schoonmakers van onze gedeelde straten, bureaus en huizen, als zorgverleners voor onze kinderen, zieken en ouderlingen.

Wat ik hier beschrijf, dat is de witte wereld.

Of op z’n minst een voorbeeld van een van de vele manieren waarop het zich bij ons in de Lage Landen manifesteert. Het is een machtslogica die bepaalde kenmerken van de wereldbevolking – in dit geval het archetype van de witte valide heteroseksuele man van middelbare leeftijd – als norm voor de hele realiteit projecteert. Het belangrijke gevolg hiervan, hetgeen waar het uiteindelijk allemaal om draait, is dat deze projectie van wat de norm of “normaal” is, heel tastbare negatieve gevolgen heeft voor de levenskansen en levenskwaliteit van al wie er buiten valt.

Op het niveau van de individuele belevingswereld – van het mens-zijn als je wil – is er mogelijks geen verschil tussen de angst en vervreemding bij de twee wij’s van de Lage Landen. Bart en Mamadou, Liesbeth en Fatima, hun gevoelens zijn allen levensecht maar er is vaak een fundamenteel verschil in hun machtspositie in de structurele omgeving waarin hun mens-zijn plaatsvindt; die structuren gaan concreet over al die plekken in de samenleving die ik eerder opsomde; daar waar die zogenaamde zichtbare minderheden zich niet herkennen en/of afwezig zijn. De paradoxale onzichtbaarheid die hen disproportioneel kwetsbaar maakt voor het systemisch geweld van marginalisatie, armoede en discriminatie.

Het gaat niet om goed vs. slecht

Om al deze structurele redenen is de oproep voor het einde van de witte wereld op geen enkel moment een manifest tegen de blanke medeburger. Het is er eentje tegen de logica’s en structuren die van mijn (geïdealiseerde) blanke medeburgers automatisch de norm maakte en maakt. Het is de logica die er bij de meesten van ons – ongeacht welke kleur van de regenboog we zelf hebben – van kleins af aan met de paplepel wordt ingegoten. Een paplepeloperatie die bovendien zo succesvol is dat we deze onrechtvaardige gang van zaken ontkennen, niet eens zien of als het-leven-zoals-het-is aanvaarden.

De witte wereld is daarom niet te herleiden tot een verhaal van goede vs. slechte mensen of bedoelingen, ook al wordt die indruk vaak gewekt

De witte wereld is daarom niet te herleiden tot een verhaal van goede vs. slechte mensen of bedoelingen, ook al wordt die indruk vaak gewekt. Als we kijken naar de publieke debatten over racisme bijvoorbeeld – denk maar aan de verhitte discussies over Zwarte Piet –,z dan valt het op hoe hard er wordt ingezoomd op dingen zoals individuele (on)schuld en (goede of slechte) bedoelingen. In wat we doorgaans meekregen over de kolonisatie (het Afrikaanse continent dat als een taart werd aangesneden en verdeeld onder de Europese heersers van het moment) of racisme (ijkpunt par excellence is Hitler – die was gek en boosaardig – en de nazi’s – gebrainwashed door de gek) werd alles inderdaad vaak herleid tot een zaakje van bewust geplande wandaden door slechte mensen. Was het maar zo simpel. Wat veel moeilijker te verteren is, is dat de koloniale logica’s – waar de witte wereld er een van is – een structurele organisatie van macht zijn, waar we collectief deel van uitmaken – bij momenten als geprivilegieerden, dan weer als slachtoffers, soms beide tegelijkertijd.

Dit boekje bouwt dus verder op de vele strijden die reeds gestreden werden, en probeert na te gaan waar we mogelijks systematisch steken hebben laten vallen. Vanuit het besef dat ondanks al het bloed zweet en tranen en karrenvrachten goede bedoelingen, we vandaag nog behoorlijk vastkleven aan de denkwijzen die destijds de kolonisatie zowel mogelijk als voor velen aanvaardbaar en/of onzichtbaar maakte.

Drieluik

Doorheen de anekdotes, reflecties en commentaren op onze actualiteit probeert dit manifest een ietwat samenhangend beeld van kolonialiteit in de Lage Landen vandaag te schetsen. Het verleden speelt hierin uiteraard een belangrijke rol, maar verwacht u niet aan een geschiedenisles pur sang, noch een focus op wat we doorgaans onder kolonisatie verstaan: een moment in de geschiedenis dat de Europese machten landen en regio’s ver weg formeel ingelijfden. In wat volgt wordt kolonialiteit vooral benaderd als extreme machtsongelijkheid en alle systemen die helpen om het mee in stand te houden. Niet als deprimerende klaagzang over wat er allemaal misloopt in de samenleving, maar als een opstapje naar creatieve en concrete strategieën om aan alternatieve samenlevingsstructuren te bouwen. Aan het einde van de witte wereld.

Kolonialiteit is extreme machtsongelijkheid en alle systemen die helpen om het mee in stand te houden.

Deze poging neemt de vorm aan van een drieluik. Drie essays waar ik telkens inzoom op één aspect van onze kennisproductiemachine.

1. De ontologie. De focus ligt hier op het “zijn”, of de wat-vraag; wat serveert onze kennisproductiemachine ons over hoe de wereld in elkaar zit? Waar beginnen we onze verhalen, wat knippen we er systematisch uit en hoe zou de wereld er uitzien als we onze eurocentrische bril afzetten? Dekolonialiteit roept hier op tot het doorprikken van de gangbare mythes in onze witte wereld kennis of de-mythologiseren.

2. Epistemologie focust op het “weten” of de _hoe-_vraag; hoe komen we aan onze inzichten, waar halen we systematisch onze mosterd over hoe die werkelijkheid in elkaar zou zitten? Wie zijn steevast de experten, en vooral: wie niet? Wat beschouwen we als kennis en wat doen we af als louter meningen of (bij)geloof? Dekolonialiteit roept hier op tot het doorgeven van de microfoon aan de systematisch uitgesloten personen en kennisvormen; hun volumeknop open te draaien of de-silencen.

3. Normativiteit focust op de systematische drijfveren in onze kennisproductiemachine of de waarom-vraag. Uitgangspunt hier is dat de-silencen en de-mythologiseren, zonder een duidelijk anti-koloniaal doel niet volstaan. Antikoloniale dekolonisering stapt af van de idee dat er zoiets bestaat als objectieve kennisvergaring en gaat ervan uit dat kennis oftewel de koloniale status-quo versterkt of bestrijdt. Dekolonialiteit roept op om verder te gaan dan wat meer kleur en verhaaltjes te injecteren in de bestaande stoelendans. Het wijst op de noodzaak om antisystemisch te denken in de strijd tegen de materiële gevolgen van de kolonialiteit in de huidige witte wereld.

Dekolonialiteit als een uitnodiging

Idealiter, en met vallen en opstaan, probeert dekolonialiteit zich los te maken van de competitielogica waarop een al te groot deel van onze kennisproductiemachine teert. Eerst, sneller, interessanter, pakkender, meer, vaker, sensationeler, objectiever, … De dekoloniale bril stelt scherp hoe die drang naar absolute waarheden – die doorgaans voor iedereen moeten gelden – op zich een ongelofelijke bron van geweld zijn gebleken in het verleden, maar evengoed ook vandaag. Godsdienstoorlogen. Beschavingsmissies. Rationaliteit boven alles.

De opzet hier is een uitnodiging, geen wedstrijd.

Geen identitaire uitsluitingsoefening van wie er al dan niet bij hoort of het meest getroffen is door de witte wereld. Wel een uitnodiging om misschien echo’s van de eigen gemarginaliseerde ervaringen te lezen en zelf vaker te delen; maar evengoed om te luisteren, leren en vergelijken, echt zien en niet alleen kijken, naar een techni-colour beleving van de witte wereld.

Dit essay is een herwerkte en ingekorte versie van de inleiding van Het Einde van de Witte Wereld: Een Dekoloniaal Manifest_, dat verschijnt bij EPO._