Waar is de kritische reflex wanneer het over cannabis gaat?
‘Ja, ik consumeer liever een jointje dan een pintje, maar de overheid blijft dat verbieden’
Karel Michiels
16 juni 2021
Auteur en journalist Karel Michiels heeft een huisje met een tuintje, een hond en drie katten. Hij houdt zich angstvallig aan zowat alle wetten en voorschriften die de maatschappij heeft uitgevaardigd, ook als zelfstandig ondernemer. En toch vertoont hij nu al bijna een halve eeuw misdadig gedrag: hij rookt wel eens cannabis.
‘Er moet een einde komen aan het absurde vervolgingsbeleid en aan de zinloze vernietiging van al die planten die de levenskwaliteit van een pak mensen kunnen verbeteren.’
© Maarten Peeters
Auteur en journalist Karel Michiels heeft een huisje met een tuintje, een hond en drie katten. Hij betaalt zijn belastingen op tijd en respecteert de verkeersregels. Hij houdt zich angstvallig aan zowat alle wetten en voorschriften die de maatschappij heeft uitgevaardigd, ook als zelfstandig ondernemer. Drinken doet hij niet, baldadigheid is hem vreemd. Zijn vrienden en geliefden kennen hem als een rustige man die een leuk leven leidt. En toch vertoont hij nu al bijna een halve eeuw misdadig gedrag: hij rookt wel eens cannabis.
Ik kon al die tijd op ieder moment betrapt worden en achter de tralies vliegen. Ik ben al een half leven op mijn hoede, altijd beducht voor controles, verraad en vergissingen.
Toen ik ruim veertig jaar geleden voor de eerste keer cannabis consumeerde, ging ik ervan uit dat ik dat binnen afzienbare tijd, hooguit enkele jaren, legaal zou kunnen doen. Graag uw aandacht voor mijn woordgebruik: ik had ook kunnen schrijven dat ik voor de eerste keer drugs gebruikte.
Taal is een belangrijk wapen in de oorlog tegen illegale substanties. Cannabis is geen onkruid (weed) en je “gebruikt” het hooguit als medicijn (drug in het Engels). We “gebruiken” ook geen pintje of een glas wijn. Dat lijkt misschien mierenneukerij, maar we weten allemaal dat taal vaak bepaalt hoe we naar de wereld kijken.
Wat ik een cannabiskwekerij noem, is voor anderen een drugsplantage. Een cannabisproducent is een drugsfabrikant. Alcohol wordt verhandeld, cannabis gedeald. Als ik met een paar vrienden een jointje rook (hoewel dat sinds corona niet meer wordt doorgegeven), is dat voor ons een gezellig samenzijn. Als de politie ons zou betrappen, zou in de krant algauw het woord drugshol vallen.
Die negatieve framing is meteen een van de belangrijkste redenen dat mijn verwachtingen begin jaren ‘80 niet werden ingelost en dat cannabis tot vandaag in het verdomhoekje zit, zeker in de media. Lang voor Donald Trump het begrip introduceerde in het politieke debat wist ik al dat er zogenaamd fake news was, toch over dat ene thema waar ik meer van afweet dan de gemiddelde journalist.
Niet dat ik ooit getwijfeld heb aan de goede bedoelingen van mijn collega’s of zelfs van de media op zich. Maar als het over cannabis gaat, lijkt die kritische reflex haast altijd te ontbreken, en worden telkens weer dezelfde onwetenschappelijke en ridiculiserende clichés bovengehaald. Net als de meeste politici is het gros van de journalisten (en hun lezers) de voorbije honderd jaar blind meegegaan in de demonisering van een plant die ons sinds mensenheugenis heelt, troost en doet dromen.
Terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie in 1997 liet weten dat cannabis minder verslavend is dan tabak en alcohol. Dat rapport werd jarenlang achterhouden door het Amerikaanse National Institute on Drug Abuse, in de jaren ‘80 verantwoordelijk voor de _Just say no-_campagne onder leiding van first lady Nancy Reagan.
Het nieuws lekte later uit in het wetenschappelijk blad New Scientist. De enige reden waarom cannabis destijds verboden werd, is dat de plant eerder toevallig ter sprake kwam op de tweede internationale Opiumconferentie in 1925. Die wilde, zoals het woord al doet vermoeden, in eerste instantie komaf maken met de door de Britten geïnitieerde opiumhandel.
© Maarten Peeters
In de meeste landen was cannabis toen nog lang geen aandacht waard, toch niet de roesverwekkende soorten. Wel gebruikten we al sinds mensenheugenis hennep, een cannabissoort zonder psychoactieve stoffen, voor de vervaardiging van touw, zeilstof, brandstof, voeding en medicijnen. Andere toepassingen van de plant werden na de tweede Opiumconferentie jarenlang verwaarloosd.
Het internationale verbod op cannabis was voor een zootje vooral Amerikaanse, racistische prohibitionisten (zeg maar pilaarbijters) na de mislukte drooglegging begin jaren ‘20 van de twintigste eeuw het ideale excuus om hun werkterrein te verleggen. Dat cannabis vooral geconsumeerd werd door Mexicanen en Afro-Amerikanen was mooi meegenomen. Dan hoefden ze alvast geen witte mensen meer te viseren.
Ook vandaag nog liggen je kansen op een arrestatie gerelateerd aan cannabis in de Verenigde Staten vier keer hoger voor zwarte dan voor witte mensen, ook al is de consumptie in beide bevolkingsgroepen verhoudingsgewijs ongeveer gelijk. Er bestaat dus een rechtstreeks verband tussen racisme en de war on drugs, of toch zeker de oorlog tegen cannabis.
Rechter Pamela Alexander op de Drug Policy Reform Conference in 1996: ‘Ik ben de eerste rechter in het land die zegt dat de war on drugs racistisch was en nog altijd is.’ Vervang ‘Afro-Amerikanen’ door ‘Noord-Afrikanen’ en je kunt hier een gelijkaardig verhaal vertellen.
Essentiële sector
Tijdens de coronacrisis bereikte ons gelukkig alleen maar goed cannabisnieuws uit de Verenigde Staten. De sluiting van dispensaries (‘apotheken’, taal is nooit neutraal) heeft er in deze periode nooit ter discussie gestaan. In de staten waar cannabis legaal is, werd de hele industrie bestempeld als ‘essential’, een sector dus die gewoon mocht blijven draaien.
‘Nooit ging er in de VS zoveel cannabis over de toonbank als tijdens de lockdown. Ook in België werd aanzienlijk meer cannabis geconsumeerd dan voordien.’
‘The culture war is over’, concludeerde Leafly, een van de grootste online cannabisportalen ter wereld. Cannabis heeft gewonnen. Het is niet langer een crimineel maar een essentieel product. Nooit ging er in Amerika zoveel cannabis over de toonbank als tijdens de lockdown.
Ook in België werd volgens een studie van Sciensano aanzienlijk meer cannabis geconsumeerd dan voordien. Sommigen vonden dat verontrustend nieuws, mij maakte het blij.
Wat me evenzeer verheugde, was dat cannabis het voorbije jaar opdook in de berichtgeving over zeer uiteenlopende sectoren als de economie (Belgische beleggers hebben de weg gevonden naar de grote Amerikaanse en Canadese cannabisbedrijven), de medische wereld (België is zowat het enige land in Europa waar het legale medicinale gebruik beperkt blijft tot een neusspray), mode (hennepkledij) en als vanouds cultuur. Tal van Belgische artiesten hebben hun liefde voor de plant recent op 420 of 20 april, de internationale “feestdag” voor cannabis, openlijk beleden.
Maar o wee als je pleit voor legalisering of op zijn minst decriminalisering voor een roesmiddel dat nog nooit één overlijden veroorzaakt heeft. Merck & Co is een van de grootste farmaceutische bedrijven ter wereld. Zij noteerden in 1987 al in hun Manual of Diagnosis and Therapy dat cannabis continu kan ‘gebruikt worden zonder bewijs van sociale of psychologische disfuncties. In veel gevallen is de term afhankelijkheid waarschijnlijk misplaatst. (…) Het belangrijkste verzet tegen de drug is van morele of politieke aard, en niet van toxicologische.’
‘Net als bij migratie en veiligheid wordt het discours over cannabis in Vlaanderen bepaald door (extreem)rechtse actoren in journalistieke, politieke en andere kringen.’
Maar bij elk pleidooi dat afstapt van bestraffing en realistisch naar de consumptie van cannabis kijkt, komt weer het fake news boven dat ons zo lang is opgedrongen, en dat velen onder ons nog altijd voor waar aannemen – van de risico’s op consumptie van meer verslavende drugs na het gebruik van cannabis tot de toegenomen kracht van de plant. Net als bij migratie en veiligheid wordt het discours over cannabis in Vlaanderen bepaald door (extreem)rechtse actoren in journalistieke, politieke en andere kringen.
Cannabis consumeren
In mijn ervaring zijn “gewone” mensen altijd veel verdraagzamer geweest voor cannabis dan – ook veel zelfbenoemde progressieve – intellectuelen. Zelf verknocht aan wijn en abdijbier vinden ze het maar raar dat ik ‘op mijn leeftijd’ nog altijd blow. Dat is hooguit iets wat je doet als je nog jong en onbezonnen bent.
Ik kan zo honderd generatiegenoten opnoemen die al heel hun volwassen leven cannabis consumeren maar ik moet toegeven dat ze lang niet allemaal een universitair diploma of kaderfunctie hebben. Zij hadden andere prioriteiten in het leven. Liefde, familie, rust in het hoofd.
In essentie doet cannabis volgens mij voor de moderne mens wat die zo dringend nodig heeft. Je neemt even pauze van de drukte en de hectiek in het bestaan. Je landt in het hier en nu. Je opent je geest, en daardoor ook je blik op het leven. Het is relaxatie en mindfulness in één. Cannabis is geen verdovend maar juist een geestverruimend middel. Net wie ertegen is, zou erbij gebaat zijn eens een jointje te roken of cannabis te vapen.
Ik zou ook kunnen schrijven dat cannabis alles tenietdoet wat de moderne mens op de been houdt. Je ontvlucht de realiteit van het bestaan. Je keert je terug in jezelf. Je verdooft je geest, en daardoor ook je vat op het leven. Het is verdwazing en zelfbegoocheling in één.
Zo kijken nog altijd veel mensen naar cannabis, ook al hebben ze het nog nooit geconsumeerd en berust hun oordeel uitsluitend op de dubieuze berichtgeving die nu al zo lang de ronde doet over de plant. Laat staan dat ze het bestaan zouden erkennen van het endocannabinoïde systeem in ons lichaam, dat al in de jaren ‘60 ontdekt werd, een aanduiding dat de mens en deze plant voorbestemd zijn om samen te leven.
Cannabis consumeren, in welke vorm dan ook (roken, vapen, eten…), is geen onbezonnen drugsgebruik. Sommige mensen worden slaperig na consumptie, maar ze zijn dan ook vaak uitgeput of overwerkt. Zachtjes inslapen is wat sommigen willen bereiken met cannabis. Anderen praten te veel, maar dat geldt net zo goed voor massa’s niet-blowers, en die zijn naar mijn bescheiden mening vaak veel minder grappig.
Een enkeling wordt echt stoned, met zowel de blik als het verstand op oneindig, het archetype van de gedrogeerde mens zoals we die kennen uit films, boeken en series. Maar misschien kiest die enkeling daar gewoon zelf voor, want ook dat is een kenmerk van het effect dat cannabis kan hebben: de roes past zich aan aan de omstandigheden. Gevoelens en ervaringen worden versterkt, op voorwaarde dat je dat zelf wil.
‘Waarschijnlijk is dat nog het grootste verschil tussen cannabis en andere roesmiddelen: je hebt de werking bij gecontroleerde consumptie zelf in de hand.’
Waarschijnlijk is dat nog het grootste verschil tussen cannabis en andere al dan niet geestverruimende “roesmiddelen”: je hebt de werking bij gecontroleerde consumptie zelf in de hand. Je bepaalt zelf wat de cannabis doet met jou.
Als je echt stoned wil worden, far out, weg als een huis, dan kun je daar met cannabis zelf over beslissen. In de juiste stemming komen voor een film? Jointje roken. Op weg naar een concert? Pretsigaret opsteken. Geweldige seks? Haal Mary Jane er gerust bij.
Lezen? Veel mensen zien de letters dansen voor hun ogen, ik ga nog dieper graven in het boek. Werken? Veel mensen zeggen dat ze het niet kunnen, maar ik doe mijn werk graag, en ik doe het nog liever als ik geblowd heb. (Als u klachten hebt over deze tekst, hoor ik het graag.)
Anderzijds: wat is er mis met goesting en lachen? Me dunkt dat we beide goed kunnen gebruiken, zeker in moeilijke tijden. Cannabis is niet voor iedereen. Sommige mensen kunnen er gewoon niet tegen, zoals ik geen alcohol of bepaalde medicatie kan verdragen. Het effect kan ook sterk verschillen, afhankelijk van je gemoedstoestand of biologische conditie.Nog een groot misverstand, trouwens: van cannabis word je niet passief maar actief. Toch de mensen die ik ken. Wél waar: je krijgt sneller zin in lekkers (talloze chemopatiënten hebben er baat bij) en je schiet wat sneller in de lach, zonder daarom iedere keer een lachkick te krijgen, zoals het cliché dan weer wil.
Achterhoedegevechten
Als ik, een volwassen mens die geen overlast veroorzaakt, in plaats van een pintje liever een jointje consumeer, waarom wil de overheid mij dat dan nog altijd verbieden? Wie zijn toch de mensen die zich zo halsstarrig blijven verzetten tegen de maatschappelijke aanvaarding van cannabis, als medicijn en zeker als roes- of genotsmiddel?
Het zijn naar mijn mening dezelfde mensen die in de negentiende eeuw iedere vorm van sociale vooruitgang belemmerden en de arbeiders geen rechten gunden. Die in de sixties niet wilden weten van burgerrechten en vrouwenemancipatie. Die de holebi’s zo lang in de kast hebben gehouden. Die neerkijken op iedereen die er een andere levenswandel op nahoudt dan zij. Het zijn dezelfde mensen die vandaag de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in vraag stellen, en andere verworvenheden waarvoor onze ouders en grootouders zo hard gevochten hebben.
© Maarten Peeters
Soms zijn ze vermoeiend, die achterhoedegevechten, ook omdat ze nu al zo lang aanslepen. Ik vraag me al jaren af waarom de politieke partijen die voor de legalisering van cannabis zijn, en die in theorie een meerderheid vormen in de kamer, het dossier niet eindelijk op tafel gooien. Gewoon de draad weer oppikken van het Belgische gedoogbeleid dat in 2014 zo brutaal werd stopgezet, en langzaam de lijnen uitzetten voor de onvermijdelijke legalisering, zoals in de meeste beschaafde landen momenteel gebeurt.
Ik pleit niet voor een algehele vrijgave van cannabis. Zo’n verheven plant hoort niet thuis in de supermarkt. Laat ons maar rustig in onze eigen coffeeshops zitten en onze eigen plantjes kweken. In principe hoeven wij niemand lastig te vallen, geen enkele criminele daad te plegen. Wij zouden gewoon onze weg kunnen vinden in de tuinbouwsector, zoals nu trouwens al op grote schaal on- en offline gebeurt.
Maar dan moet er wel een einde komen aan het absurde vervolgingsbeleid van consumenten, kwekers en verdelers (die alleen maar dealers genoemd worden omdat ze illegale waren verkopen), en aan de zinloze vernietiging van al die planten die de levenskwaliteit van een pak mensen kunnen verbeteren.
Karel Michiels ( 1960) is auteur van het boek “Cannabis: De plant, het medicijn, de drug.” Uitgegeven door Houtekiet, 2020.
Maak je je zorgen over je eigen drugsconsumptie of die van naasten? Met vragen over o.a. drank, drugs kan je terecht bij de Druglijn op www.druglijn.be (mail/chat) of telefonisch via 078 15 10 20 (ma-vr, 10-20 uur). Op de website vind je ook informatie, een eerste advies of adressen voor hulp en preventie indien nodig.
Dit essay werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Voor slechts 32 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.