Bijdrage uit het boek "Een alledaags wonder. 50 verhalen over verbinding en betrokkenheid"
“Labda kesho”: morgen komt het misschien allemaal goed
De Amerikaanse ambassades in Tanzania en Kenia waren in 1998 het doelwit van gruwelijke aanslagen. MO*journalist Kris Berwouts, toen nog Rode Kruis-medewerker, blikt in een bijdrage voor het boek “Een alledaags wonder” terug op de ontmoetingen die hij de weken nadien had met lokale hulpverleners.
Bussen hebben hier namen. Van ‘God ziet je’, ‘De weg is lang’, tot het onvermijdelijke ‘Hakuna matata’…
Lukas Bergstrom (CC BY 2.0)
De Amerikaanse ambassades in Tanzania en Kenia waren in 1998 het doelwit van gruwelijke aanslagen. MO*journalist Kris Berwouts, toen nog Rode Kruis-medewerker, blikt in een bijdrage voor het boek Een alledaags wonder terug op de ontmoetingen die hij de weken nadien had met lokale hulpverleners. ‘Je wordt gedragen door een geest van solidariteit, maar je wordt ook geconfronteerd met het lelijke in de mens.’
De nacht in de Keniaanse hoofdstad Nairobi heeft iets. Vooral iets goors. Straatkinderen snuiven zichzelf met goedkope lijm de vernieling in. Kirrende, halfnaakte meisjes klampen je voortdurend aan voor een goed gesprek. Vaak zijn het tienermoeders, of leerlingen die het schoolgeld niet kunnen betalen. Het is vooral een kwestie van respectvol blijven. ‘Neen, dank je, vandaag niet. Misschien morgen.’
Meer doortastend zijn de grimmige heren die er, in afwachting van meer structurele herverdelingsmechanismen tussen arm en rijk, op uit zijn je met enige aandrang een voorlopige minnelijke schikking voor te leggen. In grote lijnen komt die erop neer dat de inhoud van je zakken voor onbepaalde tijd van eigenaar verandert. Armoede is nooit mooi.
Nairobi was Nairobbery geworden.
Op 7 augustus 1998 kreeg Nairobi er een monument bij: het ultieme zwarte gat, waar de Amerikaanse ambassade had gestaan. Het was de dag dat veel mensen de naam Osama Bin Laden voor het eerst hoorden, met aanslagen in Tanzania en Kenia.
De stad was al veel eerder uit haar voegen gebarsten door overbevolking, extreme armoede, dak- en werkloosheid, criminaliteit, aids… Nairobi was Nairobbery geworden. De terroristen deden er die dag een schep bovenop. Toen ik er twee weken na de aanslagen aankwam, was het rokend puin koude as geworden, maar de stad sidderde nog na.
‘We kunnen je veel vertellen,’ zei iedereen, ‘maar zolang je niet met Ngugi hebt gepraat, weet je niets’. Stanley Ngugi werkte voor het Keniaanse Rode kruis. Zijn bureau lag op 700 meter van de ambassade. Vijf minuten na de ontploffing was hij de eerste hulpverlener ter plaatse.
Harambee
Zijn relaas: ‘Toen we hoorden dat er iets gebeurde, snelden we er onmiddellijk naartoe om eerste hulp toe te dienen. Maar wat we aantroffen, tartte alle verbeelding. Verschillende gebouwen waren tot puin herleid. Massa’s mensen renden onder het bloed in paniek alle kanten op.’
‘We begonnen mensen te evacueren, brachten het transport naar de hospitalen op gang. Daarvoor deden we een beroep op personenwagens en matatu’s.’ De matatu’s zijn de beruchte minibusjes die het verkeer in Kenia onveilig maken.
Ik werkte toen nog voor Rode Kruis-Vlaanderen en was er verantwoordelijk voor projecten in Oost- en Centraal-Afrika. Ik wou over de aanslag een artikel schrijven voor Blikvanger, een van de tijdschriften van het Rode Kruis. Ik sprak daarom met drie lokale vrijwilligers.
Anthony vertelde: ‘De verwarring was niet te overzien. Ondanks het instortingsgevaar gingen we onmiddellijk aan het werk. In het begin hadden we aangepaste kleren noch materiaal. De helmen bijvoorbeeld kwamen pas later toe. Terwijl er nog dagenlang glas naar beneden donderde. Ik heb 24 uur aan een stuk gewerkt.’
Ook Lucy getuigt: ‘We moesten dingen doen die nieuw waren voor ons. We stonden bloot aan verschrikkelijke beelden. Ik kon er emotioneel heel moeilijk mee om. De alles overheersende geur van bloed vond ik het ergste. Die hangt nog in mijn neus. De eerste dagen at en sliep ik niet.’
‘Enkele minuten voor we hem konden bevrijden, overleed de man. Dat laat krassen na op de ziel van de hulpverlener.’
En Esther: ‘Ondanks onze angst en verschrikking vonden we dat we onze verantwoordelijkheid moesten opnemen. En dat ging, vooral omdat overal om ons heen een bereidheid tot helpen merkten, de solidariteit die we in Kenia harambee noemen. Die maakt dat je je medemens niet in de steek laat.’
Stanley zegt er zelf niets over, maar anderen vertelden hoe ongelofelijk inspirerend zijn inzet voor de slachtoffers en andere hulpverleners was. Ik hoorde het verhaal van een zwaargewonde man die door een blok beton aan zijn bureau zat vastgekluisterd. Hij was erg moeilijk te bereiken en heel die periode sprak Ngugi op hem in. ‘Houd moed, we komen’, zei hij de man. ‘Maar enkele minuten voor we hem bevrijdden overleed de man. Het laat krassen na op de ziel van de hulpverlener.’
‘Je wordt gedragen door een geest van solidariteit, maar je wordt ook geconfronteerd met het lelijke in de mens’, vertelt Esther. ‘Nairobi is een stad met veel problemen en diefstal is er de orde van de dag. Ook na de aanslag. Het duurde niet lang of alle handtassen waren geopend. Vele doden, gewonden en hulpverleners werden bestolen.’
Misschien morgen
Stanley zag ik enkele keren, die dagen. Op het einde van mijn week in Kenia troonde hij me ‘s avonds mee naar de straten rond River Road. Hij wist dat ik er een band mee had omdat ik er in 1984 mijn eerste dagen doorbracht van mijn eerste reis in Afrika.
De wijk ligt aan de verkeerde kant van Tom Mboya Street. Die vormt de grens tussen het flitsende administratieve stadscentrum vol zakenmensen en toeristen, en de urban jungle waar de rauwe struggle for life keihard is.
Het is een heksenketel van roepende mensen en ronkende motoren. Op de bouwwerven valt het geluid van metaal op metaal nooit stil. Er hangt een delicaat aroma van benzine, rottend afval, zweet van eergisteren en urine van jaren terug, opgeleukt door de geur van eetstalletjes. Ik werd er overweldigd door indrukken die me nooit meer loslieten.
De wijk geeft me nog steeds een home away from home-gevoel.
Meja Mwangi’s boek Going down River Road was een van de eerste romans die zich afspelen in een hedendaagse postkoloniale stedelijke context, over de barre levensomstandigheden en het gebrek aan perspectief van mensen uit de arbeidersklasse.
Ngugi moest er zijn omdat uit deze wijk veel nachtbussen vertrekken. Hij wou upcountry, naar zijn geboortestreek op de flanken van Mount Kenya. Ook hij moest bekomen van de intense ervaringen. De frisse lucht zou hem verkwikken, de vergezichten ook.
De bus die Ngugi moest hebben, heette veelbelovend ‘Labda kesho’.
Ooit komt het allemaal goed. Vermoedelijk niet vandaag. Misschien morgen.
‘Labda kesho’, hoor je vaak in Oost-Afrika. Misschien morgen. Wanneer je aankomt in een busstation, zijn er in principe bussen naar overal, behalve naar de plek waar je heen moet. Maar labda kesho. Misschien morgen wel.
Of wanneer je halverwege de nacht in een provinciestadje arriveert en in het enige hotel vraagt of ze nog een kamer vrij hebben. Helaas. Labda kesho.
Of wanneer je een of ander document-met-stempel nodig hebt van een of andere ambtenaar, die er toevallig niet is. Morgen vermoedelijk wel.
Bussen hebben hier namen. Van ‘God ziet je’, ‘De weg is lang’, tot het onvermijdelijke ‘hakuna matata’…
Ik ging aan boord van de bus om Ngugi’s plaats te bezetten terwijl hij het ticket regelde. Oude mannen en marktvrouwen zochten er een plek voor zichzelf en hun bagage uit. De overvolle manden, het fruit, pluimvee en kinderen worden doorgegeven en klitten samen tot een wankel universum waar ik me net op tijd kon aan onttrekken toen Ngugi zijn plaats innam.
Zuchtend en steunend trok de gammele bus zich op gang. Ik bleef achter op de stoep van River Road terwijl mijn vriend in de nacht verdween.
Ooit komt het allemaal goed. Vermoedelijk niet vandaag. Misschien morgen.
_Het boek_ Een alledaags wonder bevat 50 verhalen van bekende denkers, artiesten, wetenschappers die op unieke manier uitdrukken hoe het voelt om plots op te kijken uit je individuele bestaan en je verbonden te voelen met anderen en de wereld. MO*journalist Kris Berwouts leverde daarvoor bovenstaande bijdrage.
Een alledaags wonder. 50 verhalen over verbinding en betrokkenheid door 50 Vlaamse en Nederlandse auteurs. Uitgegeven door LannooCampus, 2022, 200 blz. ISBN 9789401475952