Nieuwjaarsbrief aan de minister van Buitenlandse Zaken
Beste Hadja Lahbib, vergeten we Afghanistan écht niet?
De energiefacturen mogen ons dan wel dwingen om de verwarming lager te zetten, toch zijn het vooral vluchtelingen die letterlijk én figuurlijk in de kou blijven staan. In deze nieuwjaarsbrief, gericht aan Hadja Lahbib, houdt MO*redactrice Tine Danckaers een warm pleidooi voor hun bescherming.
Hadja Lahbib: ‘We vergeten Afghanistan niet.’
© Dean Calma / IAEA (CC BY 2.0)
De torenhoge energiefacturen dwingen ons dezer dagen om de verwarming een graadje lager te zetten. Toch zijn het vooral vluchtelingen die keer op keer letterlijk én figuurlijk in de kou blijven staan. In deze nieuwjaarsbrief, gericht aan onze minister van Buitenlandse Zaken, houdt MO*redactrice Tine Danckaers een warm pleidooi voor de bescherming van deze mensen.
Beste Hadja Lahbib
U kent mij niet en ongetwijfeld krijgt u een niet te verwerken hoeveelheid brieven. Toch reken ik op uw aandacht voor mijn schrijven. Al was het maar omdat H, die ik u meteen introduceer, en ik het buitenland even belangrijk vinden als u. En omdat u in een vorig leven verslaggever in Afghanistan was. Als je er eenmaal bent geweest, laten de mensen van dat land je nooit meer los. Dat herkent u ongetwijfeld.
Ik stel u bij dezen graag voor aan H, een vriend van me. Omdat ik denk dat hij liever niet met naam en toenaam wordt vermeld in deze brief, gebruik ik alleen de eerste letter van zijn voornaam. Toegegeven, even heb ik getwijfeld of ik H of vlotweg Henri zou schrijven. Een populaire Franse naam, dat leest gemakkelijker weg.
Bovendien kan dat, zo dacht ik, een glijmiddel zijn voor meer empathie voor Afghanistan en andere buitenlanden bij de doorsnee Belgische politicus die misschien meeleest. Want van die empathie, en dat frustreert H elke dag opnieuw, is er immers een ernstig tekort.
***
Mevrouw de minister, ik ken H intussen tien jaar. Ik leerde deze Belg met Afghaanse achtergrond kennen als een heel sociale, hulpvaardige jonge mens. Hij werkte voor een welzijnsorganisatie, verzette bakens voor mensen in nood en kreeg daar ook behoorlijk wat waardering voor. Over zijn persoonlijke parcours praatten we niet zoveel, daar loste hij niet veel over. Maar het volstond te weten dat het niet gemakkelijk was geweest.
Na zijn vlucht uit Afghanistan werd hij in België erkend als vluchteling. Die erkenning, dat weet u, krijg je in ons land niet zomaar. Daarvoor moest H voor zichzelf ook behoorlijk wat bakens verzetten. Om asiel aan te vragen moest hij muren en kloven over. En hij staat overigens niet alleen. Afghanen zitten al jaren in de top drie van asielaanvragers in Europa. Een gegeven waar Europa, ik zeg dat in alle vertrouwen, wel heel hysterisch op reageert.
Als journalist was u in Afghanistan, u zag toen hoe de mensen al 40 jaar oorlog inademden.
De Europese Unie is de rijkste regio ter wereld, zei de Nederlandse historicus Leo Lucassen onlangs nog in een interview met MO*. ‘Met een totale bevolking van 450 miljoen mensen vangen we jaarlijks een half miljoen asielzoekers op. Dat kunnen we zeker aan.’ Wat Lucassen tussen de lijnen zei: laat ons ophouden daar belachelijk over te doen.
Helaas doen we dat wel. Europa heeft zijn asielmuren en -kloven doorgetrokken tot Afghanistan en zijn buurlanden. Wie, zoals de familie van H, in Afghanistan zelf moet onderduiken voor de Taliban om in leven te blijven, zit hopeloos vast. Zelfs wie toch de grens kon oversteken en in Turkije, Iran of, zoals de zus van H, in Pakistan een vluchtroute zoekt, raakt geen centimeter dichter bij bescherming.
En dát, beste minister, is mijn punt. Ik vraag, voor H en vele andere Afghanen, om mee te zorgen voor eerherstel van die bescherming. Dat woord moet in zijn volle betekenis weer op de beleidstafel.
***
U vraagt zich wellicht af waarom ik mij daarvoor tot u richt en niet tot uw collega, staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole De Moor. Die is tenslotte bevoegd voor de internationale bescherming van vluchtelingen.
Eerlijk? Ik wilde aanvankelijk een nieuwjaarsbrief richten aan Elon Musk. Met de beleefde vraag om fakenews in 2023 het zwarte gat in te schieten, en te kiezen voor waarachtige woorden. Maar ik was moe nog voordat ik aan de brief was begonnen. Vervolgens wilde ik me richten tot mevrouw De Moor, met de vraag waar ze het woord bescherming plaatst in haar beleid. Alleen, mijn pen stokte en ik kwam niet verder dan enkele diepe krassen op het blad papier dat voor me lag.
Niemand praat over Afghanistan, zei H me de laatste keer. Niemand helpt. Niemand geeft erom.
En toen las ik uw tweet. U nam deel, zei u, ‘aan een conferentie An Afghan vision for Afghanistan — een kans om het Afghaanse middenveld te horen en te bekijken hoe we het Afghaanse volk het best kunnen steunen’.
‘We vergeten Afghanistan niet’, zei u. Naïef of niet, ik meende het te herkennen: als journalist was u in Afghanistan, u zag toen hoe de mensen al 40 jaar oorlog inademden. U kunt die mensen niet loslaten, denk ik dan.
Ik weet dat u als minister van Buitenlandse Zaken aan topdiplomatie doet. Dat u woorden en beloften moet wikken en wegen in het kader van politieke agenda’s en geopolitieke belangen. Daarom kan ik niet anders dan u geloven als u zegt dat u Afghanistan niet vergeet.
Ik reken erop dat u ook tijdens uw recente bezoek aan Turkije heeft gesproken met mensen die vertelden hoe vele Afghanen sinds de machtsovername van de Taliban muurvast kwamen te zitten in Turkije. Over hoe ze niet meer terug kunnen, maar ook niet meer verder. Ik reken erop dat u hun verhalen meeneemt.
Mocht u toch meer informatie of gewoon extra inspiratie zoeken, neem dan gerust een kijkje op onze website. We illustreerden aan de hand van de verhalen van echte mensen hoe ze wanhopig wachten op hulp van België en andere landen.
In ons jongste magazine keken we naar hoe conflicten en disfunctionele staten verhinderen dat mensen bescherming krijgen of kansen op hereniging met hun geliefde. Zo raakt de vrouw van Janan sinds de machtsovername van de Taliban niet meer aan documenten.
Zelf sprak ik met Afghaanse vluchtelingen, mensen die gegronde redenen hebben om niet in Afghanistan te blijven, die in Turkije hopeloos vastzitten en wachten op hulp van Europa. Vrolijk wordt u zeker niet van hun verhalen, maar ze helpen om Afghanistan niet te vergeten.
***
Ik reken er ook op dat u bij mevrouw De Moor en bij de hele regering aankaart dat we wel neigen het Afghaanse volk te vergeten als we onze woorden niet hardmaken en weigeren bescherming aan te bieden.
Woorden zijn niet alleen gewichtig, ze zijn ook krachtig. Ze kunnen uitleggen, ook aan meer cynische kiezers, waarom we bescherming van mensen hoog in het vaandel moeten voeren. Ze kunnen urban legends over zogenaamde invasies van migranten ontkrachten. Ze kunnen begrijpelijk maken waarom onze relaties met mensen uit het buitenland belangrijk zijn. Wie weet hebben we op een dag hun hulp nodig. Zoiets.
Ik raad u ook aan om te praten met H. Hij is, ik zei het al, altijd een gedreven mens geweest, met een hart voor de samenleving. Maar in de hopeloze zoektocht naar bescherming voor zijn familie in Pakistan en Afghanistan is hij zijn geloof in de politiek kwijtgeraakt. Niemand praat over Afghanistan, zei hij me de laatste keer. Niemand helpt. Niemand geeft erom.
Kunt u hem even ompraten? Laat u hem weten dat politiek geen maat voor niets is? Ik heb het volste vertrouwen dat het u lukt.
Dankbare groeten
Tine Danckaers, MO*redactrice