Mensen brengen meer op dan hun economisch potentieel
‘U bent niet nuttig. Ik ben niet nuttig. Mensen zijn niet nuttig’
23 oktober 2020
Mensen gelijkstellen aan hun potentieel op de arbeidsmarkt is een krasse ontkenning van menswaardigheid. Dat stelt Geert van Istendael in een essay over neoliberale dogma’s die, in navolging van de slavernij, al decennialang mensen beperken tot hun nut. ‘Wat kost het ons? Wat brengt het op?
© Nanna Heitmann
Mensen gelijkstellen aan hun potentieel op de arbeidsmarkt is een krasse ontkenning van menswaardigheid. Dat stelt Geert van Istendael in een essay over neoliberale dogma’s die, in navolging van de slavernij, al decennialang mensen beperken tot hun nut. ‘Wat kost het ons? Wat brengt het op? Dat zijn vandaag de dag de grote levensvragen. Doodzonde.’
Welke professoren blijven je bij na je studententijd? En vooral: wát blijft je bij van die mensen? Hun langdradige of juist bezielde uiteenzettingen? Hun grappen? De ijzingwekkende aanblik die zij boden voor het examen? Iedereen onthoudt wel iets uit die vervlogen jaren, tenminste, dat mag ik hopen.
Scherper dan al het andere herinner ik me een schemerige winternamiddag in een overvol auditorium, tussen tweehonderd studenten, of nee, vast meer. Ik zat daar niet eens voor mijn hoofdvak, maar voor het college Encyclopedie van de Wijsbegeerte, simpeler gesteld: een eerste inleiding tot de wijsbegeerte. Ik heb het voorrecht gehad sociologie te mogen studeren. Daarnaast heb ik een paar jaar gescharreld in de filosofie, een nog groter voorrecht.
Het college werd gegeven door een priester, pardon, kanunnik: een korte, gezette man met vale gelaatstrekken. Hij heette André Wylleman. Hij sprak zwoegend, enigszins amechtig. Meestal boog hij lichtjes voorover, als een ambachtelijke bakker die brooddeeg kneedt met zijn handen. Ja, zo was het. Alleen, hij kneedde woorden.
In het onzekere licht van die grijze dag duwde hij drie korte zinnen in onze richting. Je vindt ze in geen enkel dictaat, in geen enkel handboek en ik heb ze die dag niet opgeschreven. Ik ken ze uit het hoofd. Kanunnik Wylleman zei: ‘U bent niet nuttig. Ik ben niet nuttig. Mensen zijn niet nuttig.’
Verschrompeld tot bruikbaarheid
De drie zinnen sloegen in als een bom, een bliksemschicht die een halve eeuw later nog naflakkert. De zinnen zijn blijven branden. Hun vlam laait steeds hoger op naarmate de marktlogica onverbiddelijker binnendringt tot de verste en geheimste vertrekken van ons menselijke bestaan.
Mensen zijn niet nuttig. Dat is hun waarde. De waardigheid van een mens bestaat erin dat een mens niet bruikbaar is. Onze menselijke waardigheid is een rechtstreeks gevolg van onze nutteloosheid. Laat ik het wat bruter zeggen: een mens is geen gebruiksvoorwerp.
Het is geen toeval dat het Latijnse woord voor slaaf niet mannelijk is en niet vrouwelijk, maar onzijdig: mancipium. Een slaaf was voor de Romeinen een ding. Dat was al zo voor Romulus en Remus. Na de val van het Romeinse Rijk is het niet veranderd, niet in Azië, niet in Afrika, niet in Amerika, niet in Europa, niet in het christendom, niet in de islam, niet in alle denkbare soorten heidendom, niet vroeger, niet vandaag. Een slaaf is een ding. Dit wil zeggen: een mens verschrompeld tot nut, wat zoveel wil zeggen als geen mens. Want wie mens zegt, zegt niet nuttig. Zegt waardig.
Waarde tegenover waardig
Artikel 1, paragraaf 1 van de Duitse grondwet stelt: Die Würde des Menschen ist unantastbar.
De juiste vertaling van het woord Würde is niet waarde (dat is Wert), maar waardigheid. Dus: de waardigheid van de mens is onaantastbaar. Het verschil in betekenis tussen waardigheid en waarde illustreert helder de drie zinnetjes waarmee professor Wylleman mij vijftig jaar geleden verschroeide.
Slavenhandelaren verliezen iedere aanspraak op menswaardigheid omdat ze deelnemen aan een marktgebeuren waarbij de koopwaar bestaat uit mensen.
In het Woordenboek der Nederlandse Taal, deel vierentwintig, staat bij het lemma waarde: ‘Materiële of geldelijke betekenis die aan een concrete zaak toegekend wordt omdat ze economisch beschouwd wordt als een equivalent van een andere zaak en derhalve als ruil- en verkoopobject kan dienen’.
Proef die woorden even. Materieel. Geldelijk. Zaak. Economisch. Ruil- en verkoopobject. Pas dat nu toe op mensen. Ga bijvoorbeeld op het internet eens kijken naar de talloze prenten, schilderijen en zelfs foto’s die bestaan van slavenmarkten. Onze hedendaagse ogen zien de totale ontkenning van de menselijke waardigheid van slaven. Als we nauwkeurig kijken, zien we dat niet alle slaven zwart zijn. We kunnen ook zien dat de handelaars en de opkopers iedere aanspraak op menswaardigheid verliezen juist omdat ze deelnemen aan dit marktgebeuren, waarbij de koopwaar bestaat uit mensen.
Treinen vol echte mensen
We hoeven zelfs niet op zoek te gaan tussen die vreselijke voorbeelden. In de jaren onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog en in de jaren 1950 en 1960, les trente glorieuses, gingen heel wat Europese regeringen op zoek naar arbeidskrachten uit verre buitenlanden. Wij, Belgen, haalden eerst treinen vol Italianen om in onze mijnen te werken.
Later togen onze ronselaars naar het Rifgebergte in Marokko en naar Emirdağ in Turkije. Grieken, Spanjaarden en Portugezen trokken naar het noorden. Deze mensen, we noemden hen gastarbeiders, dolven steenkool, legden de metro van Brussel aan, bouwden kantoortorens en ga zo maar door. Gastarbeiders waren geen slaven, zeker niet. Ze kregen loon en sociale zekerheid.
Wat geen nut heeft, is een schandaal. Schrijf ik gedichten, dan vragen de mensen me waarom ik zoiets doe, want het brengt toch niets op.
© Nanna Heitmann
Waren wij er ons echter van bewust dat we zoveel meer dan arbeidskrachten importeerden? Dat we zoveel meer dan de productiefactor arbeid naar ons land brachten? Niet louter iets nuttigs? Niet louter iets dat bruikbaar was in onze fabrieken en mijnen en werven? Dat we mensen uitnodigden met alles erop en eraan? Eerst mannen, heel gauw ook vrouwen, en al die mensen hadden eigen talen en eigen keukens en eigen kleren en eigen feesten en eigen opperwezens en eigen geboden en eigen verboden en eigen vooroordelen, die zo krachtig waren als onze vooroordelen. En waar vrouwen en mannen samen zijn, krijg je vroeg of laat kinderen.
Nee, eigenlijk hadden we daar geen rekening mee gehouden. We zochten arbeidskrachten. Dit betekent dat we alleen het nut wilden dat die mensen ons konden brengen. Wat we kregen, waren natuurlijk echte mensen. Hele mensen. Zoiets eenvoudigs.
En toch heeft het verschrikkelijk veel moeite gekost en kost het zo te zien nog steeds verschrikkelijk veel moeite om dat te aanvaarden. We hebben mens willen gelijkstellen aan nut. Dat is een krasse ontkenning van de menselijke waardigheid.
Naar de hel ermee
Les trente glorieuses zijn nu een herinnering van gepensioneerden en een studieobject voor historici. Sinds de jaren 1980 trekt de razernij van het neoliberalisme diepe sporen van verwoesting door de hele wereld, dus ook door Europa. Het nutsdenken is doorgesijpeld tot in onze ingewanden en klieren. Wat kost het ons? Wat brengt het ons op? Dat zijn vandaag de dag de grote levensvragen.
Wie hier aanspoelt, is niet nuttig. Rechtstreekse conclusie na veertig jaar neoliberale dogmatiek: niet nuttig is onduldbaar. Naar de hel ermee.
Schrijf ik gedichten, en dit is geen fictief voorbeeld, dan vragen de mensen me waarom ik zoiets doe, want het brengt toch niets op. Wat geen nut heeft, is een schandaal. Vroeger zouden we hebben gezegd: wat geen nut heeft, is zonde. Doodzonde. Vergiffenis bestaat niet. Genade nog minder. Allemaal nutteloos.
Al jaren proberen Afrikanen en Aziaten Europa te bereiken. Duizenden verzuipen jammerlijk in het Mare Nostrum, onze zee, de Middellandse, die al heel lang niet meer gedeeld wordt door Europa en Afrika. Eveneens duizenden zijn erin geslaagd door de dikke, maar wankele wallen van Fort Europa heen te breken. Duizenden Europeanen werken zich dag en nacht te pletter om die mensen een dak te bieden en een bord eten en een bed. Duizenden andere Europeanen haten de helpers en de geholpenen. Wie hier aanspoelt, is niet nuttig.
Rechtstreekse conclusie na veertig jaar neoliberale dogmatiek: niet nuttig is onduldbaar. Naar de hel ermee. Hoor ik daar verlichte economen roepen, hela, ho, wacht eens even! Wij hebben voor onze Europese bedrijven dringend geschoolde arbeidskrachten nodig. Laat ze maar komen. Wij zullen hen wel selecteren volgens onze economische behoeften. Selecteren. Als prijsvee. Weer dezelfde blikvernauwing als destijds, toen we de Riffijnen en wie nog allemaal hierheen haalden. Weer dat berekenende verhaal waarin we alleen maar nuttige productiefactoren willen.
Er bestaat een gerede kans dat je bruikbare arbeidskrachten binnenkrijgt. Het zou dwaas zijn dat te ontkennen. Maar wie je zeker krijgt, honderd procent zeker, dat zijn mensen. Met hun hele menselijke onnut. Dit wil zeggen: met hun hele menselijke waardigheid. Probeer je hun onnut, het is te zeggen, hun menselijke waardigheid weg te cijferen of te vertrappelen, dan zullen ze niet langer nuttig zijn.
Het neoliberalisme is erg sterk in roven. Wel, beroof hen van hun menselijke waardigheid en ze worden contraproductief. Oei, wat erg.
Geert van Istendael pent als zelfstandig schrijver zowel gedichten als essays neer. Hij werkte als journalist bij de VRT en als onderzoeker ruimtelijke ordening bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Hij schreef van 2003 tot 2005 elke maand een column in MO* die hij later bundelde in Alfabet van de globalisering.
Dit essay verscheen in de speciale editie van MO*magazine. Als je proMO* wordt of als je het al bent, krijg je een print-exemplaar van dit unieke magazine toegestuurd.
Door proMO* te worden, maak je de journalistiek van MO* mee mogelijk. Voor slechts € 4 per maand of € 50 per jaar zorg je er mee voor dat onze website voor iedereen toegankelijk blijft en dat onze journalisten en medewerkers hun werk kunnen doen. Word nu proMO*.