De complexe vragen achter de slogan waarvan iedereen houdt
‘Wat willen we?’ ‘Klimaatrechtvaardigheid! Nu!’
© Steve Johnson (CC0)
© Steve Johnson (CC0)
De vraag is niet wie de verkiezingen van 26 mei gewonnen heeft, maar welk beleid de uitdrukkelijke steun kreeg. En dan is het antwoord verrassend duidelijk: rechtvaardige transitie, met de nadruk op rechtvaardigheid. Maar weten we dan wat er moet gebeuren, en hoe?
De strijd om de straat werd ook de strijd om de staat. De demonstranten of massa aan de zijlijn? De groene jongeren of de gele hesjes? De onvoorwaardelijke keuze voor een ambitieus klimaatbeleid of de voet in de het zand tegen de voortdurende aanval op sociale rechten en zekerheid?
Toen we met de MO*redactie eind januari het thema voor het zomernummer moesten vastleggen, was onze inschatting dat het sociale protest en het klimaatprotest veel meer raakpunten en overlappingen hadden met elkaar dan met het beleid dat de afgelopen jaren gevoerd was.
De straatbewegingen daagden de staatspartijen uit en vanuit het woelige voorjaar ontstond bijna vanzelf een consensuskeuze voor een rechtvaardige transitie: een urgent klimaatbeleid om af te geraken van een economie die draait op fossiele energie, het geloof in eeuwige groei en een afkeer van overheidstussenkomst. Gecombineerd met een plan om dat systeem op zo kort mogelijke tijd te vervangen door een economie die gebaseerd is op hernieuwbare energie, een maatschappij die produceert en consumeert binnen de planetaire grenzen en een beleid dat ongelijkheid verkleint in plaats van haar exponentieel te laten toenemen.
‘Een van de fundamentele voorwaarden om de transitie naar een klimaatbestendige en duurzame samenleving te kunnen maken en dat vol te houden, is dat die transitie rechtvaardig is’
De scholieren en studenten scandeerden het uit volle borst: What do we want? Climate Justice! When do we want it? Now! En het panel van wetenschappers en experts dat alle vindbare vrije tijd ingezet had om tegen begin mei het rapport te leveren dat StudentsForClimate gevraagd had, bevestigde dat in meer academische termen: ‘Een van de fundamentele voorwaarden om de transitie naar een klimaatbestendige en duurzame samenleving te kunnen maken en dat vol te houden, is dat die transitie rechtvaardig is.’
‘In de context van reeds sterk toegenomen ongelijkheid is het onaanvaardbaar dat de lasten van de transitie op de schouders gelegd worden van wie al kwetsbaar is en veel minder verantwoordelijk is voor de huidige systeemcrisis. Transitiemaatregelen moeten net een kans zijn om ongelijkheden te remediëren, waardoor ook duidelijk kan worden dat een echt klimaat- en duurzaamheidsbeleid perspectief biedt op een betere wereld voor iedereen, waar meer ruimte is voor sociale samenhang, menselijke beleving en ecologisch evenwicht.’
De keuze om in het magazine dat tien dagen na de verkiezingen moest verschijnen de focus te leggen op rechtvaardige transitie zou dus recht in de roos zijn. Want de straat, de experts én de stembus vragen rechtvaardigheid en klimaatbeleid in één, en ze willen dat nu. Alleen: de stembus sprak met gespleten tong. De roep om meer sociale rechtvaardigheid werd gebruikt als een instrument om de bevolking te verdelen over onze mensen en andere mensen, waarbij sociale bescherming het privilege van de eersten zou zijn, terwijl de eigen mensen er blijkbaar geen graten in zien als de anderen zelfs moeten inleveren op hun fundamentele mensenrechten. Toch hoef je geen olympische mentale acrobatie uit te voeren om vol te houden dat het draagvlak voor een rechtvaardig transitiebeleid groot is.
Een stevige herinnering daaraan, nu de eerste stappen in de vorming van de vele regeringen van dit land gezet worden, kan helpen om de vraag naar een rechtvaardige transitie nu ook in België, in Vlaanderen, in Brussel en elders in dit land om te zetten in beleid. Zeg maar: in een klimaatwet die gewesten, gemeenschappen en federale niveau’s samen verplicht om de inwoners van vandaag, morgen én overmorgen van een veilig en goed leven te voorzien.
***
De term rechtvaardige transitie of klimaatrechtvaardigheid ontstond in vakbondsmiddens die beseften dat een systeemverandering weg van fossiele energie noodzakelijk was, maar nog met verse littekens zaten na de brutale sluiting van steenkoolmijnen in Europa in de jaren 1970 en 1980.
Dat historische ankerpunt is interessant om het debat over transitie en rechtvaardigheid vandaag mee te voeren. Ik sprak onlangs met Meryem Kanmaz, mijnwerkersdochter uit Beringen en doctor in Politieke en Sociale Wetenschappen, en zij was heel duidelijk: ‘Geen transitie zonder alternatieven. Die oefening moet vooraf gebeuren, want anders verlies je opnieuw een generatie, want zo lang duurt de nasleep van zo’n ingrijpende verandering.’ Uit haar eigen verleden in de mijnwerkerscité herinnert ze zich dat ‘plots alle jongens van de wijk hun perspectief verloren. Ze konden niet meer naar de mijnschool en ze konden niet meer in de mijn gaan werken. Ze verloren hun evenwicht.’
‘Je kan niet tegen mensen zeggen dat ze nu even geen waardig werk kunnen hebben tot we de klimaatcrisis opgelost hebben’
Sharan Burrow, secretaris-generaal van ITUC, de internationale koepel van vakbonden die alles bij elkaar 200 miljoen werkers vertegenwoordigt, benadrukte tijdens een dubbelinterview hetzelfde punt: ‘Je kan niet tegen mensen zeggen dat ze nu even geen waardig werk kunnen hebben tot we de klimaatcrisis opgelost hebben. Je moet het verlangen van mensen naar zekerheid juist waarderen en respecteren, dan krijg je ze mee aan boord. Anders krijg je woede. Mensen willen meegaan in een verhaal van minder werk als het goed werk is, met een inkomen dat hen een bescheiden welvaart verzekert, dat toekomstperspectief geeft aan de kinderen, en tijd om te leren, van het leven te genieten.’
Het ressentiment van mensen en gemeenschappen die hun zekerheid en toekomstperspectief verliezen is een enorme kracht. Dat blijkt uit de heftigheid en de duurzaamheid van het gelehesjesprotest, maar ook uit foertstemmen bij referenda of verkiezingen. Het is een kracht die blijkbaar makkelijker tegen nog kwetsbaardere groepen gericht kan worden dan tegen de echte oorzaken van verarming, precarisering en afbrokkelende zekerheid.
Het is dan ook volkomen terecht dat de zorg om de kwetsbare en armere medeburgers meer in het centrum van een klimaatbeleid geplaatst wordt. Als de klimaatbeweging daar duidelijkheid over biedt, geraakt ze misschien ook af van haar bobo-geur en van de associatie met de hogere middenklasse (die zich de extra uitgaven voor biologisch voedsel, elektrische auto’s en zonnepanelen op het dak van hun vrijstande woning kan veroorloven).
‘Je kan niet de reële ecologische én sociale kosten van producten en diensten inrekenen zonder dat het leven duurder wordt’
Duurzaamheidsactiviste en -consulente Leida Rijnhout heeft, in hetzelfde dubbelinterview met Burrow, nochtans ook een punt wanneer ze zegt: ‘Wij moeten mensen en hun noden beschermen, maar in het Noorden ligt de consumptie te hoog. Dat moeten we ook erkennen. Het gaat niet alleen over koopkracht, het gaat ook over draagkracht van het aardesysteem. Mensen in het centrum: ja. Maar wat vaak gebeurt, zeker in het Noorden, is dat we niet de noden, maar de hebzucht van mensen in het centrum plaatsen.’
‘We moeten erkennen dat de transitie ook pijn zal doen, zeker in het Noorden. Je kan niet de reële ecologische én sociale kosten van producten en diensten inrekenen zonder dat het leven duurder wordt. Als we fair trade belangrijk vinden, arbeiders in het Zuiden betere lonen willen geven, dan wordt alles duurder: auto’s, huisvesting, energie, kleding, voeding…’
Het probleem is niet dat er veel discussie is over de noodzaak aan rechtvaardige transitie, al hebben rechtse partijen en politici er de voorbije maanden wel alles aan gedaan om transitie voor te stellen als een links complot of als een economische ramp. Dat eerste verdient geen tegenargument, het tweede wordt door een toenemend aantal ondernemers en economen weerlegd – zie het Sign form my Future initiatief.
Het échte probleem is dat niemand heel goed weet wat een klimaatrechtvaardig beleid inhoudt. Op heel concrete punten zijn er voorstellen, dat wel, maar in termen van systeemverandering en wat die aan langetermijnconsequenties inhoudt, blijft het tasten in het duister.
‘De roep om rechtvaardige transitie zou een rookgordijn kunnen vormen waarachter links zijn gebrek aan bereidheid om te veranderen en mee te werken aan het redden van de menselijke beschaving kan verbergen’
Dat hoeft geen probleem te zijn, want we weten al eeuwen dat de weg al gaande wordt gebaand. Maar het gevaar bestaat dat de terechte eis om het dringende klimaatbeleid ook sociaal en rechtvaardig te maken, muteert in halsstarrig verzet tegen ‘de uitstap uit klimaatvernietigende industrieën zoals steenkool, automobielnijverheid en veehouderij (coal, cars and cows)’ als niet waterdicht bewezen wordt dat elke werker en elke getroffen gemeenschap een beter alternatief krijgt. Die waarschuwing komt van Tadzio Müller, Senior Advisor voor Rechtvaardige Transitie en Energiedemocratie bij de Rosa-Luxemburg-Stiftung.
Müllers bezorgdheid is gebaseerd op de urgentie die uit elk klimaatrapport luider klinkt. We riskeren, schreef hij vorig jaar, dat ‘het pleidooi voor Rechtvaardige Transitie de “groene economie” van links wordt.’ Hij bedoelt: zoals de ondernemers beweren zich te engageren voor het klimaat maar niet bereid zijn hun winst- en groeimodel op te geven, zo zou de roep om rechtvaardige transitie een rookgordijn kunnen vormen waarachter links zijn gebrek aan bereidheid om te veranderen en mee te werken aan het redden van de menselijke beschaving kan verbergen.
De relevantie van zijn waarschuwing bleek eerder dit jaar. Toen het voorstel om een kerosinetaks te heffen op vliegtuigtickets meteen voorgesteld werd als een aanval op het vakantiereisje van de hardwerkende Vlaming. Of toen tijdens de verkiezingscampagne het debat over salariswagens geframed werd als een aanval op het inkomen van diezelfde hardwerkende Vlaming.
In de reportage over klimaatarmoede in het zomernummer van MO* zegt Caro Bridts van Welzijnsschakels: ‘Als we willen, vinden we een weg; als we niet willen, vinden we een excuus. Laat mensen in armoede alsjeblieft niet het excuus zijn.’ Met andere woorden: meer rechtvaardigheid in transitiemaatregelen: absoluut! Maar laten we toch oppassen met sociale argumenten om minder transitiemaatregelen te nemen.
***
Voor dit dossier over rechtvaardige transitie vroeg ik aan de Aziatische duurzaamheidsexpert Chandran Nair of we duurzaamheid kunnen definiëren als ‘een systeem dat de toekomst niet langer beschouwt als een wingewest voor onze huidige consumptie’. Hij antwoordde : ‘Dat is een mooie en klassieke definitie, waar we het allemaal mee eens kunnen zijn. En dat is het probleem. Duurzaamheid wordt veel te vaak gebruikt als een begrip dat ons allemaal samen moet brengen en een goed gevoel geven, terwijl het duidelijke keuzes vraagt.’
‘Bovendien worden ideeën over duurzaamheid veel te eenzijdig door westerse opiniemakers bepaald, net als de meeste ideeën over economie of internationale relaties. Het is toch vreemd dat net de mensen die de minst duurzame samenleving vormgeven, gaan vertellen hoe duurzaamheid eruit moet zien aan mensen die niet eens het minimum hebben. Hoe kan je duurzaamheid prediken en tegelijk een economisch model uitdragen dat functioneert op basis van plundering en westers exceptionalisme?’
‘Hoe kan je duurzaamheid prediken en tegelijk een economisch model uitdragen dat functioneert op basis van plundering en westers exceptionalisme?’
Zijn principiële bezwaar wordt elders in het nummer heel concreet gemaakt. Een reportage vanuit Bangkok, Manilla, Jakarta en Ho Chi Minh over de manier waarop die Zuidoost-Aziatische megasteden omgaan met de klimaatdreiging – die vooral de vorm van overstromingen aanneemt – blijkt dat met name Nederlandse planners en consultants mee verantwoordelijk zijn voor ingrepen die de economische infrastructuur beveiligen, de armen verdringen en de investeerders nieuwe kansen bieden.
Chandran Nair weigert de westerse consument en zijn gehechtheid aan individuele keuzevrijheid als toetssteen te nemen voor een rechtvaardig klimaatbeleid. Daardoor hoeft hij geen middenklassebochtenwerk te doen, waarbij elke strenge maatregel om de collectief overmatige voetafdruk te verkleinen meteen gecompenseerd moet worden met allerlei beloften om koop- en consumptiekracht op peil te houden. Integendeel: hij denkt na over de toekomst van de grote ontwikkelingslanden, en moet dus manieren bedenken om de koopkracht van de miljarden armen te verhogen.
Zijn recept voor een rechtvaardige transitie vertrekt niet van het verdedigen van wat er in de jaren 1970 verworven was, maar van wat er tegen 2030 minimaal gerealiseerd moet worden – met respect voor de planetaire grenzen, want anders want ‘gaan we regelrecht naar een ineenstorting van de wereld’, zegt hij. ‘Mensen worden niet geboren met het verlangen naar een grote villa met een tv in elke kamer en twee wagens in de garage. Dat wordt hen aangepraat door de reclame.’
‘Om de overgang naar een duurzame omgang met middelen en verlangens te maken, heb je een sterke staat nodig. Een competente staat.’ Die duurzame staat, zoals de titel van zijn jongste boek luidt, moet welvaart voor iedereen garanderen. En de enige kans om dat op lange termijn te garanderen, is de consumptiedroom van het Westen te vervangen door een bescheiden welvaart voor iedereen op aarde.
CC0 Public Domain
Klimaatrechtvaardigheid en rechtvaardige transitie als traject daar naartoe bieden op dit moment eerder een afwegingskader voor beleid en maatschappelijke keuzes (politiek, economisch en sociaal) dan een concreet programma of een geheel aan onmiddellijk inzetbare maatregelen. De urgentie om dit denken om te zetten in wetten, regels, keuzes en operationele kaders is groot.
Voor de opwarming van het klimaat is dat uitgebreid berekend, in statistieken gegoten en zelfs in internationale verdragen verankerd. Voor sociale rechtvaardigheid tikt de klok echter even snel en ongenadig. Dat wordt duidelijk door de razendsnelle opkomst van partijen en bewegingen die redelijk onbeschaamd flirten met racisme en zelfs fascisme.
In een gesprek met Pankaj Mishra, auteur van Tijd van woede, argumenteerde de auteur dat ecologische transitie en sociale rechtvaardigheid niet eens zullen volstaan om daar een antwoord op te bieden. ‘Wat links niet ziet of waarop het geen antwoord heeft, is de behoefte bij veel mensen om binnen de bestaande onzekerheid een nieuw houvast te vinden, een nieuwe gemeenschap van betekenis en zin. En daarvoor zijn symbolen zo belangrijk: een vlag, een tempel, een oord, een taal. Mensen die gekwetst zijn, op zichzelf teruggeworpen, machteloos en overgeleverd aan zelfzuchtige elites, die vinden zich rond dat soort symbolen. Links moet ook woorden, symbolen of dossiers vinden waarmee het een directe connectie kan maken met de reële ervaringen van mensen, en die dus ook een erkenning inhouden dat mensen zich gemarginaliseerd voelen.’
‘De media moeten inzicht geven in welke krachten wél verantwoordelijk zijn voor het lijden van iedereen’
Ik wierp op dat links, omdat het uiteindelijk een inclusief project wil formuleren, daarvoor ook een antwoord moet vinden op de concurrerende gevoelens van uitsluiting of marginalisering. De Trump- of Brexit-kiezers voelen zich tekort gedaan, maar de minderheden die zij daarvan de schuld geven, voelen zich met minstens evenveel reden uitgesloten.
Mishra: ‘Om dat probleem aan te pakken, zouden de media moeten beginnen met op een verantwoordelijke manier over migratie te berichten. Het zijn immers de media die de publieke opinie al jarenlang druppel voor druppel voeden met de overtuiging dat diversiteit een probleem is, dat migratie bedreigend is… We moeten los van die concurrerende slachtofferschappen. We hebben daarentegen behoefte aan meer empathische verhalen, waarin duidelijk wordt dat de ontworteling en onzekerheid van de meerderheid helemaal niet veroorzaakt worden door mensen die veel onzekerder, veel armer en veel kwetsbaarder zijn. De media moeten dus inzicht geven in welke krachten wél verantwoordelijk zijn voor het lijden van iedereen.’
En zo wordt de maatschappelijke opdracht om werk te maken van rechtvaardige transitie ook een grote spiegel waarin wij, journalisten en media, moeten kijken. Als iedereen zijn of haar deel van het werk moet doen, dan ook wij.