Zwarte gezichten, witte onschuld en grijze zones

Essay

Witte cultuur en de exploitatie van zwarte onderdrukking: kruisbestuiving of schending van waardigheid?

Zwarte gezichten, witte onschuld en grijze zones

De Thé Dansant aan het AfricaMuseum zette het debat over witte cultuur en de exploitatie van zwarte onderdrukking nog eens op de agenda. MO* sloot de Twitterfeed even af en las een aantal goed doordachte essays van onder andere Toni Morrison en Ruddy Doom over blackface en culturele plunderpraktijken.

Elke zomer zijn boerka-rel. Om die typisch Vlaamse nieuwstraditie te kunnen afstrepen, moesten we dit jaar beroep doen op onze noorderburen, maar de echte liefhebbers kwamen aan hun trekken.

Andere komkommerconstante: een of andere koloniale nawee, waarbij de Witte Vlaming boos en verongelijkt is omdat de Gekleurde Vlaming aanstoot neemt aan iets wat van de weeromstuit tot het nationale patrimonium blijkt te behoren. De affiche van een scoutsfuif, de knecht van Sinterklaas, het standbeeld van een genocidaire vorst. De zomer van 2019 was ook op dat front een mager seizoen. Verder dan verontwaardiging over een verkleedfuif in de schaduw van het koloniale paleis van Tervuren, dat ook dienst doet als AfricaMuseum, geraakten we niet.

Emma Lee Amponsah: ‘Etnisch, exotisch of Afrikaans is geen kostuum dat je zomaar kan aan- en uittrekken’

De kwestieuze Thé Dansant – iemand op Facebook merkte gevat, maar naast de kwestie op dat er ongetwijfeld een politieke link was met de Tea Party, want in het Engels… – had AfroHouse als thema. De organisatoren zijn wellicht overjaarse Chiroleiders, uit de tijd dat bosspelen nog ingekleed werden en deelnemers zich helemaal inleefden aan de hand van de verkleedkoffer en de grimeerset. De ongetwijfeld bewuste combinatie van locatie en “thema” pakten volledig verkeerd uit.

Het feestje werd door heel veel mensen, inclusief de medewerkers van het AfricaMuseum, gezien als een uiting van gebrek aan respect voor Afrika en Afrikaanse mensen. De verkleedpartij en met name de foto van een blanke die zijn gezicht zwart gemaakt had, werden veroordeeld als racistische en vernederende Blackface en onaanvaardbare culturele toe-eigening. Emma Lee Amponsah van Café Congo en Black Speaks Back reageerde tegenover BRUZZ met een duidelijk: ‘Etnisch, exotisch of Afrikaans is geen kostuum dat je zomaar kan aan- en uittrekken.’

Het lijkt op het eerste gezicht allemaal zomers mediavulsel, maar er is veel meer aan de hand.

(c) Pita Kalala / verzameling Boris Vanhoutte / foto: Andrea Shkreli© Pita Kalala / verzameling Boris Vanhoutte / foto: Andrea Shkreli

Zwarte gezichten maken witte armoede onzichtbaar

Blackface. Dat was de zwaarste overtreding die het Thé Dansant feestje aangewreven werd. Het feit dat de gewraakte praktijk een Engelse naam heeft, is niet toevallig. Blackface is als culturele praktijk immers afkomstig uit de Verenigde Staten. Het fenomeen waarbij een blanke acteur zich zwart schminkte maakte in de negentiende eeuw deel uit van rondtoerend theater met sketches en stand-up, en werd later een afzonderlijk genre.

Blackface werd ook in Europa bekend, vooral via de prille filmindustrie. Een oppervlakkige lezing van het fenomeen stelt dat de zwartgemaakte acteur moest dienen om de zwarte plantageslaven belachelijk te maken. Veel gekwetste en verontwaardigde reacties refereren aan die vernederingen, die trouwens samengingen met het verbod aan zwarte acteurs om op treden voor een blank publiek. Spotten en discrimineren tegelijkertijd: wit Amerika kon dat!

‘Rassenvooroordelen’, stelt Toni Morrison, ‘zijn niet absoluut, onvermijdelijk of onveranderlijk’

Toni Morrison gaat een niveau dieper, wanneer ze het over blackface en black minstrelsy heeft in A Race in Mind, haar toespraak voor de Newspaper Association of America Conference in 1994. Het is zelfs opvallend dat ze met geen woord verwijst naar het bespotten van de zwarte Amerikanen, ook al was ze daar bijzonder gevoelig aan.

‘Rassenvooroordelen’, stelde Morrison, ‘zijn niet absoluut, onvermijdelijk of onveranderlijk. Ze hebben een begin, een leven, een geschiedenis in de wetenschap en ze kunnen een einde kennen.’ Ze beweert niet dat het rondtrekkend theater met zijn blackface het begin geweest is van het breed verspreide racisme in de VS, maar stelt wel dat minstrelsy gezorgd heeft voor de nationale verankering ervan, omdat de voorstellingen ‘alle klassen en regio’s, alle steden, gemeenten en boerderijen bereikten.’

‘De voor de hand liggende functie [van minstrelsy] was ontspanning’, schrijft Morrison. Minder zichtbaar maar zeker niet minder belangrijk, zegt ze, was de rol om sociale problemen te tonen en te verbergen. ‘Het punt dat we niet mogen vergeten, is dat minstrelsy zo goed als niets te maken had met de echte manier van zijn van zwarte mensen; het was een uitsluitend witte constructie… Het [zwarte] masker liet blanke acteurs toe publiek zaken te zeggen die illegaal, onorthodox, opruiend en seksueel ontoelaatbaar geacht werden. Het was een soort publieke pornografie, gefocust op seksuele rebellie, seksuele losbandigheid, armoede en criminaliteit.’

‘Kortom: alle angsten en ambivalenties van blanken die normaliter onzegbaar waren in het openbaar konden uitgesproken worden door een “zwarte”, van wie sowieso aangenomen werd dat hij buiten de wet stond… Op die manier verschafte het zwarte masker vrijheid van meningsuiting en ruimte voor publiek, nationaal debat. Voor blanken, welteverstaan. Anderzijds maakte het zwarte masker meer onzichtbaar dan het toonde. Het verborg de waarheid van zwarte menselijkheid, visies, intelligentie en, het belangrijkste, het verborg de ware oorzaken van sociale conflicten door die conflicten te verschuiven naar de zwarte bevolking.’

Met dat laatste verwijst Toni Morrison naar wat zij de kernfunctie van blackface noemt, die volgens haar in andere vormen vandaag nog steeds van belang is: ‘African Americans worden vandaag nog steeds gebruikt om arme blanken onzichtbaar te maken…’

(c) Alex Berdysheff / privé verzameling / foto: Andrea Shkreli© Alex Berdysheff / privé verzameling / foto: Andrea Shkreli

Lost in translation?

Het leven, de geschiedenis en de betekenis van blackface in de Verenigde Staten zijn niet zonder meer over te plaatsen naar de gewraakte gevallen van “blackface” in Europa. De Zwarte Pieten en Noirauds waarmee wij af te rekenen hebben, ontstonden niet in een gesegregeerde samenleving, maar in de context van een koloniale onderneming. De thematische feestjes van vandaag zijn een uiting van een lichtzinnig hedonisme dat cultuur en identiteit reduceert tot commerciële koopwaar en eenmalige consumptie.

De Europese blackface moest de bezetting en uitbuiting van de kolonies legitimeren

Het is dus niet eenvoudig om Morrisons uitdagende lezing van “black minstrelsy” meteen over te nemen om onze problematische omgang met blackface te begrijpen of te beantwoorden. Als het in de VS ging en gaat om het instrumentaliseren van racistische vooroordelen om klassenconflicten te verhullen en een samenhangende witte meerderheid te creëren, geldt dat dan ook voor de Europese gevallen? Wellicht wel, maar met een omweg. De Europese blackface moest niet meteen de verdrukking en ongelijkheden in eigen samenleving toedekken, maar de bezetting en uitbuiting van de kolonies legitimeren door racisme tegen een onbekende andere nationaal te verankeren.

Anno 2019, nu België nauwelijks nog een rol in het Zuiden speelt en de eigen samenleving superdivers wordt, maken dezelfde “tradities” of nieuwe exotismes wel diepe breuklijnen in de samenleving zichtbaar. De vraag die Morrison opwerpt is: welke conflicten worden er tegelijk door verhuld? Haar klasse-analyse zou ook voor ons wel eens het meest pertinente perspectief kunnen opleveren om daarop antwoorden te zoeken.

Het is de machtsongelijkheid, sufferd

Culturele toe-eigening is anno 2019 bijzonder controversieel, maar tegelijk is het ‘een debat getypeerd door het verkeerde gebruik van terminologie en de (soms bijna letterlijke) herhaling van argumenten, antwoorden en fouten’, schreef Orlando Verde begin dit jaar op MO*.

‘De aanleiding is vaak ook eigenaardig. Deze keer werd MO*columniste Sabrine Ingabire getriggerd door een bevriende witte rapper die R&B “geen volwaardig muziekgenre” vindt. Eerder ging het over het dragen van een Chinese jurk als prom dress in Salt Lake City, over het logo van AA Gent, het kapsel van Kim Kardashian en de chille omgang van Coldplay en Beyoncé met het culturele erfgoed van India. Gelukkig debatteren we ook wanneer luxemerken en multinationals zich laten “inspireren” door culturele kenmerken van volkeren die grotendeels in de armoede blijven en geen cent van de winst zien.’

‘Als de hedonistische waarde die jij toekent aan een object of een praktijk belangrijker is dan de waarde die dat object of die praktijk met zich meedraagt vanwege de oorsprong ervan, ben je niet correct bezig’

Orlando Verde parafraseert in dezelfde bijdrage ook de Nederlandse experte Simone Zeefuik om het probleem met cultureel toe-eigenen, hergebruik of “citeren” te duiden: ‘Als de (vaak louter hedonistische of humoristische) waarde die jij toekent aan een object of een praktijk belangrijker is dan de waarde die dat object of die praktijk met zich meedraagt vanwege de oorsprong ervan (en te vaak doen mensen niet eens de moeite om te weten wat die oorspronkelijke waarde juist is), ben je niet correct bezig.’

Ruddy Doom, prof. Emeritus Internationale Politiek, omschrijft het zo: ‘Strikt genomen heeft men het over culturele toe-eigening wanneer een dominante groep elementen uit een cultuur van een andere groep zonder toestemming en buiten de context (tijdelijk?) overneemt binnen de eigen belevingssfeer, meestal om er zijn eigen voordeel mee te doen.’

Die omschrijving geeft hij in Gruwelijke schoonheid, een van de drie essays die hij schreef voor de bijzondere uitgave Kunst? Kunst!. Die uitgave is geen commentaar op het banale exotisme van fuifnummers in Tervuren, al zouden de organisatoren van events als Thé Dansant of WeCanDance er goed aan doen de teksten te lezen.

(c) Enjeyo / verzameling Boris Vanhoutte / foto: Andrea Shkreli© Enjeyo / verzameling Boris Vanhoutte / foto: Andrea Shkreli

Grote kunst staat op de schouders van anderen

Kunst? Kunst! is een uitgave op 300 exemplaren van ZigZag kunstgalerij in Oostende met 32 kunstfoto’s door Andreas Shkreli en Philip Verbruggen van evenveel kunstwerken en 19 afzonderlijke teksten over plagiëren, kopiëren, stelen en citeren in de kunst.

Ruddy Doom stelt in het inleidende essay dat het machtsverschil de bepalende factor is binnen dat debat, maar hij trekt het tegelijk open naar de veel bredere vraag naar eigenaarschap en beïnvloeding binnen een gemondialiseerde artistieke praktijk.

De teksten zijn van Ruddy Doom, Alain Platel, Homa Arkani, Daan Vandewalle, Mieke Versyp, Chokri Ben Chikha, Dirk Pauwels, Ben Benaouisse, Marjan Doom, Patrick Allegaert, Ronald Soetaert, Mart Marius, Eric Van Heesvelde, Luc Soete, Stephanie Roets, Nicole Halsberghe, Philippe Van den Bossche en Peter Van Ruysseveldt.

Eerste opvallende vaststelling bij Kunst? Kunst! is de brede en eclectische benadering van wat kunst genoemd wordt en hoe ze gepresenteerd wordt. Naast moderne doeken van Alex Berdysheff uit Georgië en hedendaags werk van Congolese kunstenaars als Amani Bodo, Enjeyo Bakaka, Pita Kalala, Landry Mulala en Jeancy Nsumbu worden artisanale tapijten Marokko en vroeg-twintigste-eeuwse sculpturen uit Mali, Liberia, Burkina Faso, DR Congo, Nigeria geplaatst – allemaal zonder vermelding van de makers, want die zijn onbekend.

Als ik galerijhouder en uitgever van Kunst? Kunst! Peter Van Ruysseveldt vraag of hij dat niet problematisch vindt, anno 2019, om rituele en artisanale voorwerpen anoniem te presenteren of enkel aangeduid met de regio of de etnische groep waarbinnen ze geproduceerd werden, antwoordt hij dat het inderdaad jammer is, maar niet anders. ‘Het is voor individuele kunsthandelaar of -verzamelaar niet mogelijk om anoniem verhandelde tapijten of sculpturen terug te voeren op concrete kunstenaars, al is het natuurlijk duidelijk dat hier getalenteerde, individuele makers aan het werk geweest zijn. Dat maakt net het verschil met zoveel andere tapijten of sculpturen: de makers hebben hun creatie een ziel meegegeven.’

‘De makers hebben hun creatie een ziel meegegeven’

De extreme verscheidenheid in beeldend werk is ook bedoeld, zegt Van Ruysseveldt in karakteristiek artistiek jargon, ‘om die werken te laten dialogeren, zonder een opgelegd scenario’. Of de beelden elkaar versterken of tegenspreken, of negeren en gewoon in groepjes naast elkaar blijven bestaan, hangt grotendeels van de kijker af, natuurlijk. Al bevat de bundeling wel enkele vragen en hints: zijn sommige patronen uit de Marokkaanse tapijten terug te voeren op de beeldtaal van de West-Afrikaanse Dogon? Waar haalt de Georgische Berdysheff zijn abstracte motieven en universum vandaan, en hoe herkneden de Congolese kunstenaars onder andere populaire cultuurvormen als strip of mode tot originele kunst van hoog niveau? Beïnvloeding en leentjebuur, zo lijkt de impliciete boodschap te zijn, zijn net zo essentieel voor grote kunst als individuele genialiteit. In de teksten wordt die stelling trouwens bij herhaling, expliciet en goed geargumenteerd uitgeschreven.

(c) Alex Berdysheff / privé verzameling / foto: Andrea Shkreli© Alex Berdysheff / privé verzameling / foto: Andrea Shkreli

Een blinde hoek, een afwezige blik

Maar banaliseert die algemene en daardoor weinig controversiële verheerlijking van de kruisbestuiving het onrecht van op ongelijke macht gebaseerde culturele toe-eigening niet? Het valt op dat in de brede collectie auteurs en benaderingen niemand expliciet de positie van de dekoloniale activisten inneemt. Dat is jammer, voor de gewenste “dialoog” tussen standpunten. Witte auteurs bekijken het thema, bijna voorspelbaar, vanuit de traditionele artistieke kaders. Alain Platel heeft het over bastaardkunst en zijn voorkeur voor métissage.

Attention! Une culture peut en cacher une autre! titelt ontwikkelingseducatie-expert Luc Soete zijn tekst, die in wezen een reflectie is op zijn persoonlijke fascinatie voor Afrikaanse maskers – en dus ook op de vraag wat vals en wat “authentiek” is. Soete neemt afstand van die tweedeling, maar bevraagt zijn verzameldrang niet.

‘Indien je mijn parkeerplaats inneemt, neem dan ook mijn handicap’

Ruddy Doom omschrijft goed het dilemma van de geëngageerde blanke wereldburger, die zijn white privilege wel wil erkennen, maar er vervolgens niet door gehinderd wilt worden in debat met dekoloniale activisten. Die geen moeite heeft met het aanklagen van commerciële exploitatie van etnische motieven door multinationals, maar wel zelf wilt bepalen wanneer zijn eigen gedrag of dat van zijn omgeving onschuldig is. Wie daar moeilijk over doet, dreigt al snel in zijn categorie ik-verveel-mij-dus-ik-twitter geplaatst te worden. Maar hij maakt wel een hele mooie analogie met een Amerikaanse bumpersticker: ‘Indien je mijn parkeerplaats inneemt, neem dan ook mijn handicap.’

Ook Chokri Ben Chikha, die met zijn Action Zoo Humaine toont de standpunten over raciale exploitatie heel goed te kennen, blijft in zijn bijdrage op het veilige terrein van de Vlaamse opwinding over zijn vroegere werk, Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen. Collega Ben Benaouisse schrijft een Pleidooi voor “samenheid”, een mooi pleidooi trouwens voor ‘open plekken waar woordenloos gebeden wordt tot de mensheid’. Maar ook bij hem: geen woord over selectief plukken uit cultuur en erfgoed van onderworpen of verdrukte volkeren. De “samenheid” waar de theatermaker naar verlangt, is helemaal gedepolitiseerd en ontdaan van machtsverschillen.

De jonge Iraanse kunstenares Homa Arkani beschrijft wat inspiratie voor haar is en hoe ze de werkelijkheid in al haar aspecten gebruikt. Ze leent Afrikaanse zebra’s en westerse popiconen, plaatst ze op een Perzisch tapijt en noemt het schilderij Iran. Ze thematiseert of problematiseert dat niet zelf, maar het werk illustreert wat Orlando Verde op MO* al signaleerde, namelijk dat het isoleren van culturele elementen en het hergebruiken ervan in totaal andere contexten niet alleen gebeurt in de context van verdrukker-verdrukte, maar ook tussen volkeren en culturen die elk op hun manier onmachtig gemaakt werden in de geschiedenis. Zijn de zebra’s van Arkani culturele toe-eigening? En indien niet, waarom niet? Omdat ze Iraanse is? En verandert dat wanneer blijkt dat ze afgestudeerd is aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent?

(c) Amani Bodo / verzameling Boris Vanhoutte / foto: Andrea Shkreli© Amani Bodo / verzameling Boris Vanhoutte / foto: Andrea Shkreli

De radicale tegenstem zit niet in de doos

In het essay Ravensuite vat Ruddy Doom de rode lijn van de hele bundel [het is een kunstdoos, eigenlijk, waar alle teksten en kunstfoto’s quasi toevallig door elkaar zitten, wachtend op een lezer/kijker die er zijn of haar eigen ordening en samenhang in aanbrengt] helder samen.

Ruddy Doom: ‘Extreme culturele zuiverheid prediken is geen pay-back voor sociale uitbuiting. Bescherming tegen vreemde invloeden, net zo goed als maatregelen die “toe-eigening” verbieden leiden tot steriliteit’

Ik citeer uitgebreid: ‘…ongelijke machtsverhoudingen geven aanleiding tot uitbuiting en hegemonie. Dat is eigen aan het vigerend systeem en je kan je daar niet bij neerleggen, maar schermen met exclusieve rechten betekent dat je denkt binnen het systeem dat je pretendeert aan te vallen. “Social justice warriors” grossieren in goede bedoelingen en nobele betrachtingen. Alleen voeren ze de oorlog op basis van verkeerde premissen: cultuur als bezit. En, omdat binnen de huidige globalisering ongelijkheid vooralsnog de toon zet, is het misschien aanlokkelijk om dan maar alles in te zetten op de strijd tegen onderdrukkende culturele structuren. Maar het blijft een zijsprong: extreme culturele zuiverheid prediken is geen pay-back voor sociale uitbuiting. Bescherming tegen vreemde invloeden, net zo goed als maatregelen die “toe-eigening” verbieden leiden tot steriliteit. En we weten allemaal hoe dit verhaal een einde neemt.’

Doom lijkt in zekere zin aan te sluiten bij de klasse-analyse van Toni Morrison, als hij er op wijst dat de echte strijd rond sociale uitbuiting gaat. Maar de tegenstelling die hij creëert tussen sociale strijd en culturele zuiverheid is te gemakzuchtig. Dat is aan de ene kant academisch onderbouwd analysewerk stellen en aan de andere kant gemediatiseerde symboolrelletjes, die voor het retorisch gemak ook nog eens gekoppeld worden aan de meest verwerpelijke ideologieën van deze en vorige eeuw.

Moet, wie zich terecht verzet tegen cultuur als bezit, niet op de eerste plaats komen met geloofwaardige strategieën om de schreeuwende ongelijkheden in materieel bezit en dus politieke macht aan te pakken, om te buigen en ongedaan te maken? Sociale activisten wegzetten als goedbedoelende maar nutteloze strijdertjes, en vervolgens uitpakken met je eigen eruditie en goede smaak – van Gauguin tot Paul Simon – ondergraaft de eigen positie. En als Doom zijn Ravensuite ten slotte afsluit met de mededeling: ‘Het ontbreekt mij aan dat ritmegevoel dat Afrikanen in de genen zit’, dan weet je: dit intelligente pleidooi voor kruisbestuiving en onzuiverheid, voor “stelen” en kopiëren, is een wit pleidooi. De radicale tegenstem klinkt letterlijk en figuurlijk out of the box.

***

The Source of Self-Regard. Selected Essays, Speeches, and Meditations door Toni Morrison is uitgegeven door Alfred A. Knopf, New York, 2019. 353 blen. ISBN 978 0525 5210 37

Kunst? Kunst! is samengesteld door peter Van Russeveldt en gepubliceerd door ZigZag, Romestraat 6, 8400 Oostende. ISBN 978 90 8272 342 7