Klimaatboeken van schrijvers die blind zijn voor het eigen privilege

Extra

Rijk genoeg om onmachtig te zijn

Klimaatboeken van schrijvers die blind zijn voor het eigen privilege

Klimaatboeken van schrijvers die blind zijn voor het eigen privilege
Klimaatboeken van schrijvers die blind zijn voor het eigen privilege

Het is makkelijk mijmeren over de klimaatcrisis als het water je niet aan de lippen staat. Dat bewijzen de Amerikaanse schrijvers Jonathan Safran Foer en Nathaniel Rich elk op hun manier.

© Belga / Anadolu

Een verdronken landbouwveld bij Beira na de orkaan van 2018. Welke boodschap hebben de overlevenden aan het nieuwe boek van Foer

© Belga / Anadolu

Een boek over klimaat schrijven en het vooral over jezelf hebben? De Amerikaanse succes-auteur Jonathan Safran Foer kan dat. In Het klimaat zijn wij probeert hij met de literaire virtuositeit die hij nu eenmaal heeft onze gevoelens van onmacht te ontrafelen. Foer heeft het over ‘wij’, maar bedoelt toch vooral zichzelf. Hij beschrijft zijn schroom, zijn twijfels, zijn onzekerheden en vergeet daarbij pagina na pagina in de spiegel te kijken en zijn eigen geprivilegieerde positie in de westerse samenleving onder ogen te zien.

Het maakt van Het klimaat zijn wij een langgerekte jammerklacht van een blanke man die diep weggedoken onder een wollen dekentje naar de wereld staart en niet verder raakt dan een zoutloze introspectie, opgesmukt met allerlei boeiende feitjes en weetjes. Je bent een man op de rand van hoogbegaafdheid, of je bent het niet.

Omdat Foer zichzelf graag rekent tot het empathische deel van de menselijke soort, wil hij vooral niemand dwingen tot al te extreme veranderingen.

Ze zijn best boeiend, de anekdotes, persoonlijke verzuchtingen en filosofische borduursels die Foer door elkaar weeft. Hij heeft het over de vlucht van zijn grootmoeder. Ze koos ervoor te vertrekken, terwijl anderen bleven. Die zouden later sterven. Hij vertelt over de ongebreidelde vindingrijkheid van zijn grootvader, die zich altijd en overal wist aan te passen, tot dat niet meer lukte en hij zelfmoord pleegde.

Voor Foer zijn het kronkelwegen rond het werkelijke onderwerp dat hij beschroomd aanraakt, bang om de lezer voor het hoofd te stoten of weg te jagen. Pas op pagina 72 is het hoge woord eruit. Het boek gaat in essentie over de desastreuze gevolgen van de industriële veehouderij op het milieu. Maar omdat Foer zichzelf graag rekent tot het empathische deel van de menselijke soort, wil hij vooral niemand dwingen tot al te extreme veranderingen. We kunnen de wereld redden, meent Foer, door geen dierlijke producten te eten voor het diner.

Of we ’s nachts gewoon hesp en salami en américain preparé en vogelnestjes mogen schransen, daarover spreekt Foer zich niet uit. Hij houdt het liever afstandelijk en theoretisch. Hij mijmert over de bijzondere menselijke aard, die het wel kan als het moet, zich opofferen voor het grotere goed, maar hoe organiseer je dat? Hoe zorg je ervoor dat mensen collectief de urgentie voelen en beslissen vlees te laten, niet langer te vliegen en windmolens te omarmen?

Foer neemt de lezer mee naar momenten in de geschiedenis waarin we onder lichte, collectieve dwang de eigen voorkeur opzij schoven voor het grotere goed. Tijdens de Tweede Wereldoorlog doofden mensen hun lichten, ook al was de kans klein dat er in de Verenigde Staten een bom op hun dak zou vallen. Het was een vorm van gemeenschappelijke solidariteit. In tijden van klimaatverandering en grootschalige soortensterfte hebben we nood aan een gelijkaardige opofferingsbereidheid, redeneert Foer.

Welke boodschap hebben de overlevenden van Beira en alle andere mensen die nu al lijfelijk de gevolgen van klimaatverandering ervaren, aan de zelfingenomen onmachtsverklaring van Foer?

Maar hij gelooft er niet helemaal in. Hij moet nog maar naar zijn eigen leven kijken om te oordelen hoe onmogelijk, ondoenbaar en onrealistisch dat allemaal is. Hoe kan hij, een welstellende man met een huis in Brooklyn, het goede doen? Je ziet Foer tobbend de voorraadkasten van zijn leven inspecteren, een sneetje kaas en de aankoop van een hybride wagen overwegen, en zich het hoofd breken over die ene vraag: wat te doen? Want Foer heeft geen zin daden te stellen zonder impact. Als hij iets doet, moet het verschil groot zijn.

Maar ja, hoe komt een mens in beweging? We kennen misschien de feiten, maar accepteren ze niet. ‘Als we een feitelijke realiteit accepteren, maar niet in staat zijn daar ook in te geloven, zijn we niet beter dan de ontkenners van door mensen veroorzaakte klimaatverandering’, schrijft hij. Waarbij hij bewust of onbewust vergeet te melden dat die ontkenning al jaren gefinancierd wordt, dat de staat van twijfel actief ondersteund wordt.

Ik had Foer graag uitgenodigd zijn boek voor te stellen in Mozambique, en meer bepaald in Beira. Alleen zal dat niet lukken. Niet dat Foer niet langer vliegt – integendeel, hij heeft nu eenmaal een boek internationaal te promoten – maar omdat Beira bijna niet meer bestaat sinds het verleden jaar door een orkaan van de kaart is geveegd. De stad is letterlijk weggezonken. Welke boodschap hebben de overlevenden van Beira, en verder alle mensen die nu al lijfelijk de gevolgen van klimaatverandering ervaren, aan de zelfingenomen onmachtsverklaring van Foer?

Het klimaat zijn wij van Jonathan Safran Foer is uitgegeven door Ambo/Anthos. 279 blz. ISBN 978 9026 34477 0

De val van het fatalisme

Daartegenover staat de ongemeen interessante geschiedenis die de Amerikaanse journalist Nathaniel Rich in Het verlies van de aarde oprakelt. Hij beschrijft tien jaar in de geschiedenis waarin alle neuzen in dezelfde richting stonden, waarin republikeinen de door de mens veroorzaakte klimaatverandering niet in twijfel trokken en er een wereldwijde koolstoftaks op tafel lag. Rich dook in archieven, had lange gesprekken met de hoofdrolspelers en is op zijn sterkst wanneer hij dicht bij die feiten blijft.

In de analyse van waar het mis liep, trapt ook hij in de val van het fatalisme, van het zwakke excuus dat de menselijke natuur ons niet heeft uitgerust met het vermogen op lange termijn te denken en de kleffe boutade dat we ‘allemaal even verantwoordelijk zijn.’ Nee, dat zijn we niet. Het is precies wat Shell beweert wanneer het de bal in het kamp van de burger legt en zegt dat zij olie oppompen omdat dat nu eenmaal van hen gevraagd wordt.

Wie over klimaat schrijft, is zich beter bewust van de verhalen die er door alle betrokken partijen – en zeker de oliebedrijven – over gesponnen worden. Rich is dat alvast meer dan Foer. Maar beide boeken lezen als verhalen geschreven door heren die de goede afloop hebben opgegeven. En dat is natuurlijk enkel mogelijk als het water je nog niet aan de lippen staat.

Het verlies van de aarde van Nathaniel Rich is uitgegeven door De Arbeiderspers. 224 blz. ISBN 978 9029 54000 1

Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts 28 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.