Politiek en middenveld: 10 jaar debat aan de hand van 3 boeken
‘Democratie is geen wiskunde, het is chemie’
Iedereen heeft het over de politieke rol van het middenveld, maar waarover gaat het dan? MO* las voor u ter inspiratie drie boeken die elk een eigen blik hanteren, maar samen toch inzicht geven in de rol die bewegingen, organisaties, koepels en netwerken van burgers willen opnemen.
David Allan (CC BY-NC-NA 2.0)
‘Durf weer meer te politiseren.’ Dat was in 2013 de oproep waarmee toenmalig directeur van Samenlevingsopbouw Vlaanderen, Chris Truyens, het boek Politieke ruimte lanceerde. ‘Werk dicht bij de mensen, organiseer het debat, ook in je eigen vereniging, organiseer de tegenspraak en geef voeding aan het besluitvormingsproces. Verrijk de democratie en eis je plaats op. Een kritisch middenveld is een rijkdom. Angst voor subsidieverlies is in dezen een slechte raadgever.’
De onderliggende stelling – dat het middenveld gaandeweg zijn politieke rol ingeleverd heeft in ruil voor de dertig zilverlingen die allerlei overheden in de vorm van subsidies ter beschikking stellen – werd het voorbije decennium een vaste regel in de kritische evaluaties van het middenveld.
De overheid beschouwt middenveldorganisaties ‘vooral als dienstverleners die werken in het verlengde van haar beleid, als uitvoerders en dienstmaagden van haar visie’, schrijft Alain Storme in Dwarsliggers voor opbouwwerk (2016). ‘In plaats van tegenverhalen te brengen, dreigen socialprofitorganisaties bijgevolg radertjes te worden in een homogeen, allesoverheersend en enig verhaal… In deze verschuiving heeft de overheid het vooral voor een braaf middenveld dat opgeroepen wordt om bepaalde opdrachten uit te voeren.’
‘Vanuit een verkeerd begrepen “primaat van de politiek” grijpt de politiek top-down in, zonder overleg en dialoog, zonder kennis te nemen van wat organisaties doen, zonder het bevragen van expertise bij kenniscentra in de financiering van het middenveld. Dit lijkt ons een heilloze weg’, schrijft ook een groep academici in Middenveld tussen aanval en verdediging (2020). Het boek is het resultaat van het interuniversitair onderzoek Civil Society Innovation (CSI) Flanders, dat van 2016 tot 2019 liep.
Datzelfde onderzoek stelt echter ook de vraag of de breed gedeelde analyse van een gedepolitiseerd en geïnstrumentaliseerd middenveld ook strookt met de werkelijkheid. Om die vraag te beantwoorden proberen de onderzoekers zowel middenveld als politiek werk goed te definiëren.
Drie boeken met aandacht voor de (politieke) rol van het middenveld in Vlaanderen. Samen geven ze een heldere kijk op een decennium debat, op heel diverse invalshoeken om vragen te benaderen, en wellicht ook op botsende sporen die naar een betere toekomst leiden.
Middenveld
‘We situeren het middenveld tussen openbaar bestuur en burgers. Het neemt een autonome plaats in tussen de markt, de private sfeer en het openbaar bestuur’, schrijft Chris Truyens in haar voorwoord in Politieke ruimte. Ook CSI Flanders gebruikt die driehoek als beeld: ‘Van bij het begin hebben wij middenveld gesitueerd op de befaamde driehoek staat-markt-gemeenschap.’
‘Het is het middenveld niet louter om die inkomsten te doen, het “herinvesteert” de inkomsten voor sociale en culturele doeleinden.’
De onderzoekers voegen daar meteen een omvattende omschrijving aan toe van wat de organisaties binnen die ruimte doen: ‘Het middenveld gaat om burgers die zich organiseren rond een gedeelde maatschappelijke missie en van daaruit dienstverlening opzetten, maatschappelijke of politieke verandering nastreven of gemeenschapsvormend werken. Het is geen overheidsinitiatief en ze streven geen winst na, maar ze onderhouden natuurlijk wel erg vaak nauwe financiële en andere banden met de overheid en hebben ook vaak commerciële inkomsten.’
‘Kenmerkend hier is,’ vervolgen de onderzoekers, ‘dat het voor het middenveld niet louter om die inkomsten te doen is, maar dat het die inkomsten gebruikt (als “middel”), zeg maar “herinvesteert”, voor haar sociale en culturele doeleinden.’
Meteen wordt ook de driehoek van werkingsterreinen aangegeven: dienstverlening, politiek werk en gemeenschapsvorming.
De Verenigde Verenigingen, netwerk en spreekbuis voor het Vlaamse middenveld, gaf een decennium geleden een lichtjes andere omschrijving van dat drieledige terrein waarop het middenveld actief is: ‘Een sociale opdracht: mensen verenigen, emancipatiekansen bieden en bijdragen tot maatschappelijke betrokkenheid en sociale cohesie; een democratische opdracht: mensen een geïnformeerde stem geven waarmee ze kunnen wegen op het beleid van overheden en andere maatschappelijke actoren; een politieke opdracht: realiseren van een effectieve invloed van de burger op het beleid.’
In die opsomming van de Verenigde Verenigingen ontbreekt de maatschappelijke dienstverlening. Opvallend, aangezien de grote en traditionele middenveldorganisaties zoals vakbonden en mutualiteiten daar vaak heel veel tijd, middelen en mensen in investeren.
Politiek werk
Meer dan de helft van de organisaties in het middenveld geeft aan dat ze vandaag méér politiek actief zijn dan tien jaar geleden.
Het onderzoek van CSI Flanders vroeg middenveldorganisaties om zelf aan te geven of ze politiek, gemeenschapsvormend of dienstverlenend werken. Het resultaat was dat 6,5 op de 10 organisaties zichzelf zien als actief met een politieke rol, 7,7 als gemeenschapsvormend en 7,4 als dienstverlenend.
Wat die politieke rol betreft: de CSI Flanders-auteurs wijzen er ook op dat meer dan de helft van de middenveldorganisaties aangeeft dat ze vandaag méér politiek actief zijn dan een decennium geleden.
Voor de goede orde verfijnen de onderzoekers wat “politiek werk” door middenveldorganisaties betekent. Daarbij onderscheiden ze in grote lijnen vier vormen: (1) de deliberatieve aanpak (‘burgers delegeren besluitvorming niet naar verkozen politici, maar zijn zelf actief in het besluitvormingsproces’), (2) de leefstijlpolitiek (‘Private keuzes van burgers omtrent hun leefstijl, bv. in verband met voeding, reizen en mobiliteit, worden thema’s in een politiek debat’), (3) de agonistische benadering (‘Die beschouwt conflict als bron van democratische vernieuwing.’) en (4) de uitbouw van alternatieve, dienstverlenende instituties (‘Voorbeelden zijn energiecoöperaties en vrijwilligers die vluchtelingen opvangen’).
Alain Storme toont zich in zijn Dwarsliggers een uitdrukkelijk aanhanger van de agonistische benadering, zoals die vooral door politicologe en filosofe Chantal Mouffe is uiteengezet. Storme hing zijn derde hoofdstuk, ‘Politiek en democratie’, helemaal op aan het werk van Mouffe, en opent met een verwijzing naar de lezing van de Gentse docent Bart Van Bouchaute die enkele jaren eerder opgenomen werd in dat andere boek, Politieke ruimte. Hij gebruikt het conflictmodel van Mouffe om te omschrijven wat depolitisering inhoudt en hoe die tot stand kwam.
Van Bouchaute: ‘De eenzijdige verschuiving naar sociale cohesie in de legitimering van het middenveld heeft zeker een depolitiserend effect gehad. Als organisaties in het middenveld vooral de samenleving moeten verzoeten, zijn conflicten en eisen een verstoring van de gezochte maatschappelijke harmonie. Inhoudelijk wordt depolitisering in de hand gewerkt door de versterking van een consensusgerichte politiek. Als het middenveld mee in bad wordt genomen voor consensusbeleid, is een politiserende rol spelen zeer moeilijk.’
‘Daarnaast’, aldus Van Bouchaute, ‘wordt depolitisering versterkt door het middenveld louter als “uitvoerder en onderaannemer” in te schakelen en door het verkleinen van de autonomie bij de opdrachtbepaling en taakinzet.’
In Politieke ruimte werden ook politici aan het woord gelaten over het middenveld. De toenmalige partijvoorzitters gingen met veel enthousiasme het debat aan over het primaat van de politiek en de prioriteit voor het politieke in het werk van middenveldorganisaties.
De titels van de interviews geven oppervlakkig aan in welke richting de verschillen gaan: Wouter Beke (CD&V): ‘Ook het middenveld moet zich legitimeren’; Bart De Wever (N-VA): ‘Het middenveld is een buffer tegen overdreven overheidsinmenging’; Peter Mertens (PVDA): ‘Het middenveld moet autonoom, kritisch en emanciperend zijn’; Gwendolyn Rutten (Open Vld): ‘De kracht van geëngageerde burgers’; Bruno Tobback (sp.a): ‘Alleen zijn mensen niet sterk genoeg om hun rechtmatig belang te doen gelden’; Wouter Van Besien (Groen): ‘Een kritisch middenveld maakt de politiek sterker’.
De burgers
Het slothoofdstuk van Middenveld tussen aanval en verdediging is geschreven in de vorm van wat uitdagende stellingen. Onder Stelling 2. Middenveld en overheid kunnen leren van elkaar, lezen we onder andere:
MO*talks – Het nieuwe verzet
9 december, mis het niet!
Over klimaatactivisme, #blacklivesmatter en de rol van het middenveld
(met o.a. Sammy Mahdi, Katrin Van den Troost, en Tracy Bibo-Tansia)
‘We zien middenveldorganisaties met wisselend succes pogingen ondernemen om op maatschappelijke uitdagingen in te spelen, pogingen waarvan politici en overheden zeker iets van kunnen leren. Zo zoeken middenveldorganisaties naar nieuwe manieren om hun politieke rol op te nemen.
Organisaties zetten steeds meer in op samenwerking en ageren meer en vaker vanuit netwerken dan vroeger het geval is. De Verenigde Verenigingen is daar een sterke belichaming van, maar evenzeer de volgehouden samenwerking tussen onder meer vakbonden, Noord-Zuidorganisaties en milieuorganisaties in het Transitienetwerk Middenveld.
Het lijkt een vanzelfsprekende weg om expertise te delen en de belangen en visies van verschillende achterbannen samen te brengen. Het gebeurt ook vanuit de noodzaak om hun legitimiteit op te krikken. Maar het is een strategie die moed en volgehouden inspanningen vraagt.’
Het aanhalen van de band met burgers is een strategie die navolging verdient.
‘Een aantal organisaties zoekt ook opnieuw de achterban — of breder, de burger — op. Al kijkt het middenveld nog dominant in de richting van relaties met overheden en bedrijven in het invullen van hun politieke rol, het aanhalen van de band met burgers is een strategie die navolging verdient. Het is een vernieuwing die ook gebeurt in het vormgeven van vrijwilligerswerk, dat meer ad hoc en projectgericht wordt en specifieke expertise mobiliseert.’
Herman Lauwers, oud-parlementslid voor de Volksunie, verwoordde het in 2013 zo in Politieke ruimte: ‘Democratie is geen wiskunde waarbij je alle pro’s bij elkaar optelt en van de som der contra’s aftrekt. Democratie is chemie. Het is een complexe mix van interactieve processen. Het middenveld kan onvrede kanaliseren en de juiste argumenten filteren en signaleren. Het kan bovendien ook pacificeren en compromissen maken, en laat dat net een van de grote zwaktes zijn van sociale media. En vergeet niet dat participatie meer is dan alleen maar inspraak. Het is ook een vorm van medebeheer.’
‘We hebben misschien wel een nieuw pact nodig over de maatschappelijke functie van het middenveld en zijn rol in de democratie’, zo vervolgde Lauwers. ‘Liever meer invloed en minder procedures. Want het middenveld mag geen instrument van de overheid worden. Het is een instrument van de democratie. Het verschil is essentieel. Al was het maar omdat overheden tijdelijke coalities zijn en de democratie hopelijk eeuwig duurt.’
Middenveld tussen aanval en verdediging door Stijn Oosterlynck, Lode Vermeersch, Bram Verschuere, Filip De Rynck, Miet Lamberts en Bart Verhaeghe is uitgegeven door Lannoo Campus. 134 blzn. ISBN 978 94 014 6986 9
Dwarsliggers voor opbouwwerk door Alain Storme is uitgegeven door EPO. 334 blzn. ISBN 978 94 6267 061 7
Politieke ruimte door Geert Schuermans (ed.) werd uitgegeven door Die Keure en Samenlevingsopbouw. 166 blzn. ISBN 978 90 4861 834 7