Omdat het heden vreselijk overroepen is: 7 boeken over verleden en toekomst

Extra

De Zomerbibliotheek van 2023

Omdat het heden vreselijk overroepen is: 7 boeken over verleden en toekomst

Omdat het heden vreselijk overroepen is: 7 boeken over verleden en toekomst
Omdat het heden vreselijk overroepen is: 7 boeken over verleden en toekomst

We leven zogezegd in het nu, maar heel veel boeken leren ons dat het veel belangrijker is om terug te kijken naar wat voorbij is en vooruit te blikken op de verwachte toekomst. Gie Goris, oud-MO*hoofdredacteur, koos voor deze zomer 7 boeken die je meenemen op een reis in de tijd en rond de wereld.

Pickpik (CC0)

Pickpik (CC0)

1. Een familiale omerta

Het is stilaan een genre in de Nederlandse literatuur: het verhaal dat opgebouwd wordt rond het nieuw ontdekte verleden van een of ander familielid in de voormalige kolonie – bij voorkeur in Indonesië. Erfstuk van Carmen Van Geffen illustreert die trend en is er een innemend voorbeeld van. Al is het tegelijk een reductie om Erfstuk simpel weg te zetten als een nieuwe toevoeging aan de Nederlands-Indische bibliotheek.

Een centraal thema, zowel in de hoofdstukken die zich afspelen in Nederlands Indië / Indonesië als in Nederland zelf, is de drie-eenheid van status, schaamte en sociale normering.

Een sleutelgegeven is het feit dat Anton, de grootvader in het verhaal, op tienjarige leeftijd als “wees” naar Nederland teruggestuurd wordt wanneer zijn vader sterft, in plaats van hem onder de hoede te laten van zijn Javaanse moeder. Het spreekt boekdelen over het koloniale superioriteitsgevoel, het racisme én de schaamte van Nederlandse kolonisten over hun seksuele en emotionele omgang met “inlanders”.

Dat het om een structuur gaat, en niet zomaar een incident, blijkt uit de herhaling van de geschiedenis wanneer grootvader in Nederland een dubbelleven opzet met een Indische en een Nederlandse vrouw. Alles komt aan het licht naar aanleiding wanneer hij zijn kleindochter verzoekt, op het moment dat hij tegen zijn laatste dagen aankijkt, om zijn keris pusaka (een ceremoniële dolk) te zoeken en te brengen.

Kleindochter Ana legt laag na laag familiegeschiedenis bloot. Ze moet op een bepaald moment kiezen of ze zich houdt aan de familiale omerta dan wel het risico neemt om de waarheid onder ogen te zien en onder woorden te brengen.

Als ze dat laatste kiest, wordt ze dan een brug tussen mensen die elk op hun oever van de geschiedenis staan? Of slaat ze een definitieve kloof tussen zichzelf en haar eigen moeder en grootmoeder? Met andere woorden nog: geeft ze toe aan de schaamte en de fatsoensnormen die de werkelijkheid verhullen, of is het mogelijk om het doorgeven en erven van die traumatische gevoelens te doorbreken?

De vertelster in kwestie is een stand-in voor de auteur, want het verhaal is grotendeels gebaseerd op werkelijke feiten in de familie van Carmen Van Geffen. De roman geeft wel een antwoord op de vraag welke keuze zij maakt, maar uiteraard niet op de vraag of daarmee de ban gebroken is. Kan je een emotionele erfenis afwijzen of kan je hoogstens een bewuste en betere omgang ermee nastreven?

Erfstuk draait om grootvader en kleindochter, maar de overgrote meerderheid van de personages in het boek zijn vrouwen. De centraliteit van de grootvader staat voor de patriarchale realiteit, zeker in de kolonie, en niet noodzakelijk minder in naoorlogs Nederland.

Dichter bij vandaag verschuift de macht om te kiezen en beslissingen te nemen helemaal naar de vrouwen. Dat heeft met familiaal toeval te maken, maar reflecteert zeker ook de grondig veranderde gender-machtspatronen in de voorbije decennia.

De roman is slim gecomponeerd en werkt subtiel, en zelfs spannend, naar de ontknoping toe. Als debuutroman verdient het boek alle sterren en maakt het nieuwsgierig naar Van Geffens volgende roman, die zich in het Antwerpen van de 19de eeuw zal afspelen.

Erfstuk door Carmen Van Geffen is uitgegeven door Thomas Rap/Manteau. 383 blz. ISBN 978 90 223 3975 6

  1. Eerst de ramp, dan pas beleid


India is al op veel vlakken recordhouder, en de extreemweerfenomenenbeker kan straks bij in de prijzenkast. Volgens het Center for Science and Environment in Delhi werd op 84% van de dagen van 2022 een of ander extreem weerfenomeen vastgesteld. En tijdens de eerste vier maanden van 2023 stond die teller al op 70%.

Ik was zowel in het voorjaar van 2022 als dat van 2023 in India, en tweemaal stonden de kranten vol berichten over recordtemperaturen en nooit geziene of veel te vroege en in elk geval veel te veel hittegolven.

Midden die hoge temperaturen las ik, op aanraden van oude MO*bekenden Nick Meynen en Tine Hens, de klimaatfictieroman The Ministry for the Future van Kim Stanley Robinson. Sciencefiction is een beetje buiten mijn literaire comfortzone, maar ik liet me toch overtuigen omdat het verhaal begint in het noorden van India en de klimaatcrisis als centraal thema heeft.

Meteen leerde ik dat de wetenschap verschillende manieren hanteert om over temperatuur te spreken. De gewone metingen die het KMI ons levert, zijn omgevingstemperaturen of dry-bulb temperatures. Daarnaast zijn er wet-bulb terperatures: die meting geeft niet enkel de warmte van de omgeving aan, maar combineert die met de vochtigheidsgraad.

Dat laatste blijkt belangrijk, omdat de mens hoge temperaturen overleeft dankzij een ingenieus transpiratiesysteem dat het lichaam afkoelt. Alleen functioneert dat systeem niet meer als hoge temperaturen gecombineerd worden met hoge luchtvochtigheid, omdat het zweet dan niet meer naar buiten kan.

Eind vorig jaar waarschuwde de Wereldbank nog dat met name India gevaar loopt om grote oversterftecijfers te zien als stijgende temperaturen en hoge vochtigheid er blijven samengaan. Dat is in India en delen van Zuidoost-Azië een veel groter gevaar dan bijvoorbeeld in de Afrikaanse Sahelregio.

Robinson loopt vooruit op die pessimistische voorspelling – sciencefiction oblige. Hij beschrijft een incident van massale sterfte in de dichtbevolkte Indiase deelstaat Uttar Pradesh, als gevolg van te hoge wet-bulb temperaturen. Honderdduizenden mensen overleven de ramp niet en dat zet de regering van India, de internationale gemeenschap en uiteraard het verhaal in beweging.

De kans dat op zijn minst de ramp in India over twee jaar geen science fiction blijkt te zijn, maar voorspellende journalistiek, neemt letterlijk elke dag toe.

De Indiase regering gaat daarop over tot grootschalige ‘geo-engineering’ om een herhaling van de ramp de eerste jaren te vermijden. En een nieuw agentschap dat vaart moet zetten achter het Klimaatakkoord van Parijs krijgt meer bevoegdheden.

Het is dat internationale agentschap, dat in de pers de bijnaam ‘het Ministerie voor de Toekomst’ krijgt, dat centraal staat in de rest van het boek. Locatie van de vertelling wordt het Zwitserse Zürich, dat een pak minder saai en burgerlijk blijkt dan het lijkt.

De roman van Robinson is hybride: het is een spannende zoektocht naar snellere en meer effectieve manieren om de transitie naar een nul-uitstooteconomie te maken. Daarbij leidt het ongeduld of het verhoogde besef van urgentie bij sommigen tot geweld – en dus ook tot de vraag hoe instellingen of gemotiveerde ambtenaren en burgers omgaan met die radicale aanpak.

Het ‘Ministerie’ kiest voor publieke veroordeling, maar voorzitster Mary geeft wel ruimte aan haar naaste medewerker om illegale druk op grote vervuilers en dwarse overheden te organiseren.

Het lijkt een beetje op het Witte Huis, waar de CIA ook de vrije hand krijgt om te doen wat de president luid en overtuigend veroordeelt. Dat daarbij zelfs slachtoffers vallen, wordt grotendeels aanvaardbaar geacht, als het de zaak vooruithelpt (Zuhal Demir: wees op je hoede!).

Tegelijk moet er uiteraard veel uitgelegd worden. De klimaatcrisis, de klimaatwetenschap en de transitie hangen aan elkaar van ingewikkelde concepten. Zo wordt er nogal wat ruimte besteed aan een financieel-economisch voorstel om economieën te stimuleren voor duurzame alternatieven te kiezen. Dat maakt de roman dubbel interessant, want zo wordt hij ook een soort naslagwerk voor wie met transitie aan de slag is of wil gaan. Maar soms haalt het ook wel echt de vaart uit het verhaal.

O ja, nog een detail over die sciencefiction: het jaar van actie in deze roman (die in 2020 verscheen) is 2025. En de kans dat op zijn minst de ramp in India over twee jaar geen sciencefiction blijkt te zijn maar voorspellende journalistiek, neemt letterlijk elke dag toe. De kans dat er een mondiaal ministerie voor de Toekomst komt, is daarentegen pure sciencefiction. Jammer genoeg.

Alles bij elkaar: een echte aanrader en een beetje vreemd dat deze bestseller nog niet in het Nederlands verscheen (of zie ik iets over het hoofd?).

The Ministry for the Future door Kim Stanley Robinson is uitgegeven door Orbit Books. 563 blz. ISBN 978 0 316 30014 8

  1. Het verleden gaat nooit meer voorbij


Een roman hoeft niet dik te zijn om je omver te blazen. Dat bewijst Een klein detail van Adania Shibli.

De uitgever vat het verhaal zelf goed samen op de binnenflap: ‘In de zomer van 1949, een jaar na de oorlog die onder de Palestijnen bekendstaat als De Catastrofe en die door de Israëliërs als de Onafhankelijkheidsoorlog wordt gevierd, moorden Israëlische soldaten een kampement van bedoeïenen in de Negev-woestijn uit. De enige overlevende, een jonge Palestijnse vrouw, nemen ze mee naar hun kamp, waar ze haar verkrachten, vermoorden en begraven in het zand. Jaren later, bijna in het heden, onderzoekt een jonge vrouw in Ramallah de verkrachting en moord. Een obsessieve zoektocht volgt tot ook voor haar de grenzen van het bevattingsvermogen zijn bereikt.’

Maar die samenvatting maakt abstractie van de echte kracht van het boek: de uitgepuurde taal en indringende, beklemmende vertelstijl.

Je hoeft geen expert in literatuur uit het Midden-Oosten te zijn om te beseffen dat de houdbaarheidsdatum van dit boekje die van vele bestsellers overtreft.

In deel één van dit dunne boek wordt het verhaal van die Catastrofe, de Nakba, verteld aan de hand van één Israëlisch legeronderdeel, één officier en één bedoeïens meisje dat de slachting overleeft. Het is een universeel verhaal van oorlog en macht, angst en achterdocht, van seksuele onderwerping en militaire impotentie, maar het wordt zo ingehouden verteld dat het is alsof je het voor de eerste keer meemaakt.

Deel twee is het relaas van de tocht over Palestijnse wegen van een jonge Palestijnse vrouw die zich niet houdt aan de beperkingen, opgelegd door Israël in haar eigen land en gebied. Ze zoekt naar sporen van wat er tijdens de Nakba met het bedoeïenendorp gebeurd is, omdat de moord op het bedoeïenenmeisje toevallig samenvalt met haar eigen verjaardag. Dat is een klein detail, maar ook de motor voor haar zoektocht.

Om de plek van het misdrijf te bereiken, moet ze over de wegen die voorbehouden zijn aan Israëli’s met het juiste paspoort. ‘Er zijn mensen die de kunst verstaan zich precies tussen die [duidelijk aangegeven] grenzen te bewegen en ze nooit te overschrijden, maar dat zijn er maar weinig en in ieder geval hoor ik daar niet bij. Als ik een grens zie, ren ik eropaf en spring eroverheen, of ik overschrijd hem stiekem, met één enkele stap’, zegt het hoofdpersonage.

Maar stiekem over Israëlische wegen rijden, is onmogelijk. Je voelt in dit deel van het verhaal die voortdurende dreiging van de controleposten en het Israëlische leger: de realiteit die het gevolg is van de Nakba.

Je zou zonder veel overdrijving ook kunnen zeggen, verwijzend naar deel één: de huidige generatie leeft binnen de beperkingen die het gevolg zijn van de verkrachting van de Palestijnse werkelijkheid door de voorgaande generatie. Toch lijkt alles lang goed te gaan, tot het goed fout gaat. Nieuwsgierigheid en een gebrek aan respect voor onrechtvaardige, door de bezetter opgelegde grenzen zijn geen bonuspunten voor wie zonder Joods-Israëlisch privilege rondreist over Israëlische wegen.

Een klein detail is van begin tot eind beklemmend, verhelderend en schokkend. Je hoeft geen expert in literatuur uit het Midden-Oosten te zijn om te beseffen dat de houdbaarheidsdatum van dit boekje die van vele bestsellers overtreft. Het verleden gaat nooit meer voorbij, lijkt de boodschap.

Een klein detail door Adania Shibli is uitgegeven door Koppernik. 127 blz. ISBN 978 90 832 7435 5

  1. De onzichtbare littekens van vluchten


De ontspoorde revolutie van 1979 maakte van Iran een autoritaire islamitische staat. Ze zorgde in de loop der jaren voor een voortdurende uittocht van hooggeschoolde burgers. Er zouden intussen zo’n 4 miljoen Iraniërs in het buitenland leven.

In overeenstemming met de literaire traditie van Iran verschenen er al heel wat verhalen waarin de repressie onder de Islamitische Republiek en de vlucht de rode draden zijn, naast het blijvende worstelen met verlies, ontworteling en schuldgevoel. De Iraans-Amerikaanse auteur Dina Nayeri gebruikt daarvoor zowel fictie als non-fictie, de Iraans-Duitse Shida Bazyar schreef enkele jaren geleden een heel sterk ’s Nachts is het stil in Teheran, en nu is er Citroeninkt van Maral Noshad Sharifi.

‘Roman’, staat er op de cover van Citroeninkt. Maar dat betekent niet dat het verhaal op een eenzaam kamertje ontstond uit de creatieve verbeelding van Sharifi. De schrijfster put met hele emmers tegelijk uit haar eigen ervaring en het echte leven als vluchteling-kind in Moerkapelle.

Maar of het verhaal onder fictie of autobiografisch moet worden geklasseerd, is eigenlijk naast de kwestie. Veel belangrijker is dat het verhaal van Talar, zoals het Iraanse meisje in Moerkapelle in de roman heet, haar broer Cesar, haar moeder Sepideh en haar vader Arash een indringende en beklijvende inkijk biedt in het leven van mensen die hun thuis moesten ontvluchten.

Het portret dat Sharifi borstelt, toont een gezin van vier mensen die elk totaal anders omgaan met verleden, heden en toekomst.

Talar is het naïeve meisje dat maar met moeite begrijpt dat de andere kinderen in Moerkapelle niet allemaal in Iran geboren werden, clandestien naar Nederland reisden en vervolgens via een asielcentrum in het dorp belandden. Ze leert stilaan dat het verschil in afkomst ook voor hatelijke reacties en racistische uitsluiting kan zorgen. Maar eigenlijk is de politieke neurose waarmee haar moeder blijft worstelen een groter blok aan haar been dan de benepen houding van sommige dorpsgenoten.

‘Dit boek is gebaseerd op mijn verhaal en dat van vele andere kinderen die ooit, net als ik, aan de buitengrenzen van Europa stonden.’

Als tiener laat ze zich nog even de xenofobe opmerkingen van de vader van haar vriendje welgevallen – ze woont intussen in Scheveningen en we bevinden ons duidelijk in het Nederland van na Pim Fortuyn. Maar wanneer haar jongere broer lastiggevallen wordt door een groep Hollandse jongeren, waaronder de broer van haar liefje, breekt de dijk.

Het typeert Talar, die van kindsbeen af gezorgd heeft: voor de hoogzwangere moeder waarmee ze op de vlucht was, later voor het kleine broertje en voor de nagekomen vader, slechts zelden voor zichzelf.

Eigenlijk zou je Citroeninkt gewoon kunnen toevoegen aan het dossier Op de vlucht in eigen hoofd, waarin MO* sinds 2019 al 15 verhalen publiceerde over de onzichtbare en blijvende letsels die vluchten veroorzaakt, binnen in het hoofd en hart van vluchtelingen maar ook op het weefsel van hun onderlinge relaties en op hun mogelijkheden om de verhoopte nieuwe toekomst op te bouwen.

Het voordeel van een roman is natuurlijk dat je echt in het hoofd van de verschillende personages kan meevoelen en meedenken, dat de verhalen die aan de vlucht voorafgingen meegenomen worden en dat duidelijk wordt dat dezelfde gebeurtenissen bij verschillende mensen heel andere residu’s achterlaten.

Kinderen proberen steeds de leegte van hun gevluchte ouders te vullen, zegt Talar op een bepaald moment tegen haar vriendin en lotgenote Ziba, ‘door geen fouten te maken, door al hun zorgen weg te nemen, door hun ouder te zijn.’

In het ‘Woord van dank’ besluit Sharifi: ‘Dit boek is gebaseerd op mijn verhaal en dat van vele andere kinderen die ooit, net als ik, aan de buitengrenzen van Europa stonden. Dit boek is voor ons – om te hebben, maar niet per se om te lezen, want dat moet de rest vooral doen. Hopelijk wordt het ze dan iets duidelijker waarom wij zo vaak vragen of het wat vriendelijker en meevoelender mag. Wij weten hoe het is aan de andere kant.’

Het zou inderdaad mooi zijn als “de rest” dit boek zou lezen en doorleven.

Citroeninkt door Maral Noshad Sharifi is uitgegeven door Prometheus. 251 blz. ISBN 978 90 446 4466 1

  1. Vrouwen die vallen en verongelukken


Dat elk vluchtelingenkind voor zijn ouders moet zorgen en dat zo’n omgekeerde verhouding tussen moeder en dochter enkel voorkomt bij vluchtelingen? Dat zegt Malal Sharifi in Citroeninkt (zie het vorige boek in dit rijtje) uiteraard niet. Wie voor die stelling een mooie illustratie blieft, kan zich wel wenden tot De afgronden van Pilar Quintana.

Plaats van actie in deze roman is Cali, Colombia. Een kleine waarschuwing voor wie van clichés houdt: er komen drugs noch kartels voor in dit verhaal, dat zo universeel is dat het zich net zo goed in en rond Kortrijk, Keulen of Kolkata had kunnen afspelen.

Vertelster is Claudia, enige dochter van een vader, die leeft in en voor de supermarkt waarmee het gezin een voorzichtige middenklasselevensstijl onderhoudt, en een moeder die ‘altijd thuis is’ maar zelden aanwezig. Wanneer die moeder in de loop van het verhaal verder weg zakt in een depressie – ik laat de oorzaak even in het ongewisse –, groeien de zorgen en de angsten van de kleine Claudia.

De afgronden uit de titel verwijzen naar trappen, appartementen en ravijnen, maar vooral naar alle mogelijkheden die vrouwen hebben om te vallen en te verongelukken, of om zichzelf in de diepte te storten omdat ze het leven niet meer zien zitten. Dat laatste is het broeierige thema dat onder elke pagina schuilt: de vrees of de vaststelling dat het leven voor vrouwen onvoldoende kansen biedt om ten volle geleefd te worden.

De afgronden is een striemende kritiek op het kleinburgerlijke bestaan, dat ontsnapt aan de gruwel van armoede en honger maar nooit aan de leegte van doen alsof.

Dat heeft niet alleen te maken met beperkende sociale conventies, die van vrouwen verwachten dat ze zich gedragen en dat ze beschikbaar zijn, maar ook met de grote druk om tegelijk de perfecte moeder, de flamboyante ster, de verstandige echtgenote en wat al niet meer te zijn. Wat niet past in dat rijtje verwachtingen: de passionele minnares.

Claudia probeert haar moeder, ‘op en top een dame’ maar ook ‘de slechtste moeder ter wereld’, te behoeden voor de aantrekkingskracht van de gapende diepte. Ook al betekent dat het voortdurend opschorten van haar eigen verlangens en behoeften, van haar eigen leven.

Het wordt niet benoemd in De afgronden, maar in die omkering van zorg schuilt de volgende afgrond, die de kleine Claudia zal aanstaren zodra ze zelf volwassen, vrouw en moeder wordt. Zij zal, zoals haar eigen moeder, er alles aan doen om niet te worden zoals haar moeder. Maar of ze aan de vloek of de banaliteit van het burgerlijke bestaan zal kunnen ontkomen, lijkt twijfelachtig.

De afgronden kan je lezen als een afrekening van een dochter met haar moeder, of ten minste met die ouder die wel thuis maar niet beschikbaar is. Het is ook een striemende kritiek op het kleinburgerlijke bestaan, dat ontsnapt aan de gruwel van armoede en honger maar nooit aan de leegte van doen alsof (je echt rijk en aristocratisch bent). Dat de diepte van die leegte gepeild wordt door kinderogen, maakt het verhaal indringender en verontrustender.

De afgronden door Pilar Quintana is uitgegeven door Meridiaan Uitgevers. 223 blz. ISBN 978 94 93169 73 9

  1. Is er dan geen doorbraak mogelijk?


De onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië was geen zondagse picknick, dat weet zelfs Vlaanderen sinds David Van Reybrouck Revolusi (2020) schreef. De interesse in alles wat te maken heeft met de Nederlandse koloniale onderneming en het verzet van Indonesiërs tegen die overheersing is de laatste jaren aangescherpt.

Misschien is dat ook wel de reden dat Meridiaan Uitgevers in 2023 een roman in het Nederlands publiceert die oorspronkelijk in het Indonesisch, het Bahasa Indonesia, verscheen in 1991.

De eerste uitdaging voor de uitgeverij en voor vertaalster Cara Ella Bouwman was blijkbaar de titel, want die veranderde van Durga Umaji in Het mysterie van Mrs Indonesia. Dat de oorspronkelijke titel niet zou werken voor een publiek in de Lage Landen, is evident. Want wie weet hier wie Durga is en welke wortels die godin heeft in de Indiase mythologie? Of hoe ze over de Indonesische archipel verspreid raakte dankzij de wajang (het schaduwspel met verhalen uit Mahabharata en Ramayana) en dat ze twee gezichten heeft, Durga, de wrede, en Umaji, de lieflijke?

Maar wat verloren gaat in de Nederlandse titel, is de oorspronkelijke aankondiging dat het vrouwelijke hoofdpersonage van de roman leven en dood, eenvoud en opulente rijkdom, bevrijding en uitverkoop combineert. Naar het einde van het verhaal toe komt dat thema van ‘twee gezichten’ zelfs heel letterlijk terug. Auteur Y.B. Mangunwijaya wilde het duidelijk centraal stellen.

Mangunwijaya wéét wat dubbelzinnigheid is. Hij was chauffeur van commandant Soeharto tijdens de bevrijdingsstrijd tegen de Nederlanders. Legeraanvoerder Soeharto pleegde in 1965 samen met de Amerikaanse CIA een van de bloedigste staatsgrepen van vorige eeuw tegen Soekarno, de eerste president van Indonesië en de man die in 1945 de onafhankelijkheid uitriep.

Die Proclamatie van de onafhankelijkheid is een van de belangrijke momenten die het plattelandsmeisje Iin Sulinda louter toevallig, als wasmeisje ten huize Soekarno, bijwoont. Zij is het centrale personage van de roman.

Ze verandert van naam (Pertiwi of Tiwi), moraal en aangezicht en uiteindelijk verzamelt ze identiteiten die transcontinentaal zijn en steeds verder afwijken van haar eerdere idealen en haar oorsprong: ‘de dochter van een voormalig KNIL-korporaal plus ex-heiho (hulpsoldaat, red.) en een verkoopster van cassavekoekjes voor de Chinese tempel op de hoek van de aloen-aloen in Magelang’.

In het tweede deel van het verhaal, na de onafhankelijkheid, leidt Sulinda ‘een luxeleventje waarvan ze nooit had gedroomd en dat ze ook nooit meer wilde opgeven maar dat aan de andere kant zo weerzinwekkend was, zo leeg en betekenisloos, zo zonder overtuiging of inzet…’

Mangunwijaya schrijft het verhaal heel oraal op, met veelvuldige haakjes en herhalingen die je telkens weer bij de les halen, en met lange zinnen die uitwaaieren en je net in de details laten ronddwalen. De taal is hypnotiserend en het geeft niet dat je als lezer niet meteen weet dat een aloen-aloen een stadsplein is, bijvoorbeeld.

De auteur weet wat ook Tiwi weet, namelijk dat mensen naar de wereld kijken ‘met hun hart, met hun gevoel, met hun tradities en met hun religie, met een alles omvattende blik, met hun hartstochten, met hun diepste verlangens; met hun eigen interpretatie, hun sentimenten en de betekenis die ze aan alles geven, in tranen of knarsetandend van woede.’

Was het dan haar noodlot om voor altijd een bestaan te leiden vol dualisme, vol van dilemma’s, vol van conflicten en contradicties?

Het ritme van de zinnen en van het verhaal slepen je mee, en doen haast vergeten dat Mrs Indonesia/ Durga Umaji/ Iin Sulinda symbool staat voor de nieuwe natie Indonesië.

De archipelnatie is van eenvoudige afkomst, heeft haar onafhankelijk verkregen dankzij een harde bevrijdingsstrijd waarin een zekere maagdelijkheid verloren is gegaan, en bleek daarna bereid zich te prostitueren in de hoop zo rijk en welvarend en vooral machtig te worden. Tot ze ontdekt dat de ontwikkeling die ze met dat geld in gang zet, het leven, de kampong en de velden vernietigt van de eilandbewoners waarvan ze het meest houdt.

Er is, het zal u niet verbazen, niet echt een happy end aan dit verhaal. Op de laatste bladzijden vraagt Iin Sulinda zich nog heel expliciet af of het dan haar noodlot was ‘voor altijd een bestaan te leiden vol dualisme, vol van dilemma’s, vol van conflicten en contradicties haar leven lang? En waarom dan, waarvoor en in het belang van wat?’

‘Was er dan geen enkele doorbraak mogelijk, klonk er dan nergens een Proclamatie van Vrijheid en Bevrijding, van verlossing, van redding om voorgoed aan dit dilemma, die treurige tweestrijd, een einde te maken?’

Het zijn vragen waarop zelfs deze meeslepende roman geen antwoord geeft. Misschien uit kiesheid, omdat geen antwoord draaglijker is dan een eerlijk antwoord.

Het mysterie van Mrs Indonesia door Y.B. Mangunwijaya is uitgegeven door Meridiaan Uitgevers. 228 blz. ISBN 978 94 93169 97 5

7.In de goelags: enkel willekeur en absolute macht

‘Kennis van het verleden is ook altijd een conditio sine qua non voor een beter begrip van het heden.’ Dat schrijft de Belgisch-Poolse filosofe Alicja Gescinska in haar inleiding tot Na de bevrijding, de aantekeningen die de Poolse filosofe Barbara Skarga maakte over haar jaren in de goelags, de Sovjetkampen tussen 1944 en 1956.

Volgens Gescinska is het relaas van haar voormalige landgenote om vier redenen belangwekkend:

  1. Het werk is historisch relevant want ‘het bevat een schat aan feitelijke informatie over enkele van de donkerste aspecten van de donkerste bladzijden uit de Centraal- en Oost-Europese geschiedenis’;

  2. Dankzij die historische informatie ‘leer je niet enkel het verleden, maar ook het heden beter kennen’ want ‘de geschiedenis herhaalt zich’, volgens Skarga, en wel telkens als tragedie;

  3. Aangezien de aantekeningen geschreven zijn in de jaren ‘80, toen Skarga zich al opgewerkt had tot een toonaangevende filosofe, is het boek meer dan een feitenrapport en peilen haar notities ‘ook naar het wezen van de mens, naar het wezen van de intermenselijkheid en naar het wezen van de onmenselijkheid’;

  4. Bovendien, zegt Gescinska, is Na de bevrijding ook literair van belang.

Ik ben geneigd haar op alle vier de punten gelijk te geven.

Dat Na de bevrijding pas in 2022 een Nederlandse vertaling en uitgave kreeg, is wel een beetje wonderlijk. Wie oud genoeg is, herinnert zich de wereldwijde storm die ontstond na de publicatie van Aleksandr Solzjenitsyns De Goelag Archipel in 1973, net toen de Koude Oorlog piekte en goelagverhalen bijzonder dienstig waren voor het westerse discours.

Skarga’s Na de bevrijding verscheen twaalf jaar later, in die periode van het opbod tussen de Sovjet-Unie en de VS, met middenlangeafstandsraketten en strategische nucleaire wapens, en dus ook toen 400.000 Belgen door Brussel trokken om die nucleaire wapenwedloop een halt toe te roepen.

Het boek zou toen ongetwijfeld eerder gelezen zijn met de bril van de actualiteit dan met de blik van de historicus. Is dat vandaag anders? Ik denk het niet.

De goelags die Skarga beschrijft, zijn in wezen Russische strafkampen, heropvoedingskampen en werkkampen. En dus lezen wij vandaag met de bril van de actualiteit de verhalen over de naoorlogse jaren van communistische repressie (van, in Skarga’s geval, iemand die actief was in het verzet tegen de nazi’s). Wij lezen met in ons achterhoofd het autoritarisme van Poetin, het imperialisme van Rusland, de omkering van waarden en woorden om het cynische machtsstreven van de top te dienen.

Welke lezer in 2023 kan volgende passage van zeventig jaar geleden lezen zonder aan Poetin en zijn Rusland vandaag te denken? ‘ “Wat betekent vrijheid voor een Rus?”, vroeg ik. “Vrijheid?” Sergej dacht na. “Wat wil dat zeggen? Vrijheid of wetteloosheid? Een Rus bespeurt altijd wetteloosheid in vrijheid.”’

Die actuele bril is misschien onvermijdelijk, maar hij werkt ook beperkend. Want de structuren en drijvende krachten die aan de wortel liggen van Skarga’s inferno zijn niet exclusief Russisch. En de filosofische vraagstellingen die de auteur in haar ervaringen en reflecties verweeft, zijn universeel genoeg om ze niet alleen op het huidige Rusland uit te proberen.

Al is die oefening zeker legitiem. Poetin grondvest zijn autoritaire regime op het glorieuze verleden van zowel de Russische natie als de Sovjet-Unie, en in die mate is de vergelijking tussen Skarga’s ervaringen en de politieke gevangenen van vandaag ook terecht.

Maar het boek gaat eigenlijk over de periode van 1944 tot 1956, en het verleden heeft ook zijn rechten. De relevantie van wat mensen driekwart eeuw geleden meemaakten, hangt niet af van onze huidige actualiteit. Wie in Skarga’s relaas stapt en zich laat meevoeren naar de onwezenlijke realiteiten van de goelags, blijft verpletterd achter.

‘Waarover viel er hier te praten? Over het verleden? Dat bestond te veel uit verdriet en tranen. We werden dronken en gingen slapen.’

Barbara Skarga doet niet aan zelfbeklag of emotionele verwijten, ze vertelt haar ervaringen zo feitelijk mogelijk. En ze deelt de cynische lessen in overleven die ze leerde in gevangenissen en kolchozen, de grote, collectieve boerderijen in de Sovjet-Unie waar ze haar laatste jaren opsluiting doorbrengt.

Er komt uiteindelijk een einde aan Skarga’s meer dan elf jaar gevangenschap, en dat, suggereert ze, is even arbitrair als de reden waarom ze in dit helse systeem is beland. Er is geen plan en geen ordening, er is alleen willekeur en absolute macht.

Tijdens de lange maanden wachten tussen de belofte dat ze de kolchoz mag verlaten en de effectieve aankondiging van de datum van vertrek, noteert ze: ‘De dagen werden steeds korter en steeds kouder. De oogst was voorbij. Annoesjka kreeg soms een halve liter wodka. We dronken die dan ’s avonds eenzaam op, zonder veel te zeggen. Waarover viel er hier te praten? Over het verleden? Dat bestond te veel uit verdriet en tranen. We werden dronken en gingen slapen.’

Het happy end zit niet in haar boek maar in haar leven. Reden te meer om dit boek met zijn impliciete ‘nooit meer weer’-oproep te lezen. We kunnen uit dat nutteloze verleden veel leren voor de toekomst.

Na de bevrijding. Aantekeningen over de goelag, 1944-1956 door Barbara Skarga (ingeleid door Alicia Gescinka) is uitgegeven door De Bezige Bij. 421 blz. ISBN 978 94 031 0722 6