Hoofdstuk uit “Mijn leven als mushamaka”
Mijn leven in een container, klem in een loopgravenoorlog van de Verenigde Naties
Lezers van MO* kennen Congo-expert Kris Berwouts. Al jaren brengt hij als MO*wereldblogger verslag uit van de situatie in de regio rond de Grote Meren. MO* biedt u graag een passage aan uit zijn nieuwe boek ‘Mijn leven als mushamuka’.
© Jeroen Janssen
De auteur over zijn boek:
Met Mijn leven als mushamaka wilde ik een boek met kortere stukken schrijven, waarin 25 jaar meer dan fulltime bezig zijn met Centraal-Afrika zou gekristalliseerd zitten, gebaseerd op concrete ontmoetingen en ervaringen.
De bedoeling was niet om er een ego-document van te maken, nog minder — godbetert — een autobiografie. Maar omdat het meer van het terrein vertrekt, schemert erin door hoe ik in de Afrikaanse dagelijkse realiteit sta, met aandacht voor menselijke relaties, de eigen werkmethode en mijn persoonlijk perspectief. Dit keer is niet de expert aan het woord, maar de zeer betrokken buitenstaander die toch deel uitmaakt van het gebeuren en niet als observator aan de zijlijn blijft staan.
Je leest hoe ik een met de dood bedreigde studentenleidster Rwanda uit hielp om veiliger oorden te bereiken, hoe ik van dichtbij de opgang van de Congolese jongerenbeweging La Lucha meemaakte. Die speelde een belangrijke rol in de mobilisatie tegen Kabila’s pogingen om aan de macht te blijven. We ondergaan de Saturday night fever in een Burundese provinciestad en beleven de geschiedenis van dit onderbelichte land tot en met de onverwachte dood van president Nkurunziza.
We keren terug naar de historische Congolese verkiezingen van 2006. Ik vertel waarom ik op zeker ogenblik zowel in Congo als Rwanda niet meer welkom was, en hoe ik radicaal koos voor dekolonisering. Helemaal op het eind stel ik jullie een paar oude witte mannen voor die me inspireerden tot een niet-betuttelend engagement voor Afrika.
Het hoofdstuk ‘Mijn leven in een container’ is het verhaal van mijn maanden bij MONUSCO, de vredesmacht van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo, en maakt deel uit van het brede Lucha-verhaal. Een fascinerende maar tegelijk vervreemdende periode was het.
***
Mijn leven in een container
Ik had lang een hekel aan Goma. Ik voelde me meer een ‘garçon BK’, iemand uit Bukavu. Daar was ik vaak tijdens mijn 11.11.11-periode, had er ondertussen een zoon en voelde me er thuis. Bukavu heeft sinds de jaren 1980 ook een erg belangrijke rol gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van de strijdbare civiele maatschappij in Congo, de burgerbeweging die het heft in eigen handen nam en een aantal diensten organiseerde omdat er nu eenmaal niets meer te verwachten viel van Mobutu’s uitgeholde staat.
De stad ook die het voortouw nam in de strijd voor democratisering, toen de oude dictator Mobutu na de val van het IJzeren Gordijn voor zijn westerse partners zijn bestaansreden had verloren als bastion tegen het socialisme in Afrika. Die militante kern groeide uit tot een heuse nationale beweging, die in Bukavu bekend was onder de naam ‘société civile pili-pili’.
Daar kon Goma niet aan tippen. Was dat niet eerder een uit zijn voegen gebarsten dorp, dat slechts kon groeien omdat het overspoeld werd door Rwandese vluchtelingen, met in hun kielzog humanitaire organisaties? En die kort nadien de hoofdstad werd van een schimmige rebellenorganisatie die een groot deel van het land met Rwandese steun onttrok aan de controle van Kinshasa? Niet mijn kopje thee. Dat was erg kort door de bocht, maar zo keek ik er tegenaan.
Vanaf 2005 kwam ik vaker in Goma en leerde er veel mensen kennen. Na 2012 had ik er een heuse vriendengroep: de mensen van La Lucha, jonge gasten de helft van mijn leeftijd en met een derde van mijn gewicht, die vonden dat verandering iets is wat je zelf moet afdwingen, en die de lokale autoriteiten bevragen op een manier die ze niet gewoon waren en die ik nog nergens anders had gezien. Ik begon Goma best spannend te vinden.
Broeierig kruispunt
De stad ligt tussen de vulkaan Nyiragongo en het Kivumeer. Die vulkaan spuwt met enige regelmaat lava (de laatste uitbarsting was in januari 2002) en onder het meer ligt een gasbel. Specialisten ter zake zeggen dat, op de onzalige dag dat de lava in het meer loopt, de hele stad met omliggende wijken de lucht invliegt. Ik weet niet of dat waar is. Maar het is wel een gruwelijke metafoor voor de explosiviteit van de stad zelf.
Goma ligt op het kruispunt van allerlei conflicten, landen, belangen, gemeenschappen en problemen, en als alles op het verkeerde moment op de verkeerde manier fout gaat, dan kan het heel slecht aflopen.
Maar misschien levert die broeierige cocktail ooit ook wel het recept voor de toekomst. Als je die ingrediënten op de juiste manier op elkaar laat inspelen, kan er misschien iets moois uitkomen. Goma als laboratorium voor het nieuwe Congo. Het kan alle kanten uit.
In 2015 ging ik er wonen en werken. Voor de VN nog wel. Ik was aangeworven als expert in lokale conflicten voor een project van de Europese Unie ter ondersteuning van de SSU, de Stabilization Support Unit, de dienst die het stuur in handen had om het oosten van het land te stabiliseren.
Onze buren werkten ook in een knusse container, en hun buren aan de andere kant ook.
© Kris Berwouts
Plots bleek ik in een container te werken. Het containerpark, eindeloze rijen witte barakken met in het zwart ‘UN’ op, stond in mijn beleving al gauw symbool voor de parallelle wereld waarin ik verstrikt was geraakt.
Voor het eerst in mijn leven woonde ik voltijds in Congo, maar nooit had ik me verder van de Congolezen verwijderd gevoeld dan daar. De VN-missie leefde in haar eigen bubbel en de meeste werknemers hadden liefst zo weinig mogelijk contact met de Congolezen. En ik raakte er niet zo makkelijk buiten.
Na een tijdje beterde dat: ik zocht mijn jonge, tegendraadse vrienden van La Lucha op en de kritische, creatieve geesten in het kunstenaarsmilieu. Reggaezangers bijvoorbeeld die me hun Swahiliteksten kwamen voorleggen over de kaste mandarijnen die zich willen laten herverkiezen maar niet begrepen dat de bevolking nu eindelijk werk, wegen, water en vrede wil. Ze vonden een luisterend oor in de wijken en de scholen. De wind van verandering waaide wel, maar buiten het containerpark.
In de maanden dat ik er woonde, werd de sfeer grimmiger. In januari 2015 protesteerde de bevolking in Goma en andere steden tegen Kabila’s zoveelste poging om aan de macht te blijven, ondanks het feit dat de grondwet voorschreef dat hij aan zijn laatste mandaat bezig was. Plots werd duidelijk dat de straat wel eens een beslissende en onvoorspelbare rol zou kunnen spelen in de eindstrijd van het Kabilaregime.
De veiligheidsdiensten gingen La Lucha met heel andere ogen bekijken. Ze werden zowaar staatsgevaarlijk. De overheid kreeg schrik van jonge mensen die nieuwe manieren zochten en leken te vinden om zich tot de Congolese bevolking te wenden en ze te mobiliseren. La Lucha-militanten werden bij hun acties systematisch gearresteerd en mishandeld.
Het artistiek concept van het containerpark had subtiele affiniteiten met het vroeg-kubisme
© Kris Berwouts
La Joie Plazza
Half maart werd in Kinshasa een vergadering georganiseerd waarin La Lucha en andere Congolese organisaties samenkwamen met gelijkgezinden uit andere delen van Afrika, om een internationaal netwerk op te richten. Blikvangers waren vertegenwoordigers van twee West-Afrikaanse jongerenbewegingen die hun sporen verdiend hadden in het verzet tegen presidenten die hun mandaat wilden overschrijden, Y’en a mare uit Senegal en Balai Citoyen uit Burkina Faso. Iedereen werd opgepakt, met inbegrip van een paar internationale junior diplomaten en enkele buitenlandse journalisten.
Ze kwamen allemaal snel weer vrij, behalve La Lucha-mensen Fred Bauma (een van mijn gesprekspartners zestien maanden eerder) en Yves Makwambala. Ze zaten uiteindelijk bijna anderhalf jaar vast.
Hun zaak werd vanuit verschillende hoeken gesteund, Amnesty International en Human Rights Watch voerden er campagne rond, en de twee jongeren kregen zowaar wereldwijde zichtbaarheid. Na hun vrijlating ontpopte vooral Fred zich tot een lobbytalent die met flair de VN-Veiligheidsraad toespreekt.
In dezelfde periode verdween Serge Kambale, in december 2013 ook een gesprekspartner. Hij had in de dagen daarvoor pogingen ondernomen om mij te ontmoeten, het was er simpelweg nog niet van gekomen. Plots wist niemand meer waar hij was. Iedereen ongerust natuurlijk.
We kenden allemaal wel mensen die werden opgepakt en nooit terugkwamen. Of wel terugkwamen, maar dan als wrak. Mensen die dagenlang waren gemarteld, fysiek blijvende schade hadden opgelopen en psychisch nooit meer alles op een rijtje kregen. En met de bedreigingen en intimidaties waarmee de mensen van La Lucha werden bestookt, kon het ergste verwacht worden.
Na drie dagen kwam Serge boven water. De inlichtingendienst ANR (Agence Nationale de Renseignements) had hem al die tijd vastgehouden. Hij was inderdaad mishandeld, maar ‘dat was niet meer dan af en toe een pak slaag geweest’, relativeerde hij zelf. De emotionele druk was zwaarder geweest, hij had herhaaldelijk gedacht dat het afgelopen was met hem. Maar toch, hij kwam er niet gebroken uit.
Helaas hield de druk niet op. Er kwamen allerlei signalen dat men naar hem op zoek bleef. Het gastgezin waar hij in Goma logeerde, werd ’s nachts geïntimideerd, en zelfs zijn familie in Butembo werd geviseerd. Hij kreeg een tijdje onderdak bij zijn boezemvriend Juvin Kombi, zelf prominent La Lucha-activist, maar dat werd snel ook te link.
Uiteindelijk ging hij dan maar slapen in gebouwen in aanbouw, telkens op een andere plaats, waar hij ’s nachts erg oncomfortabel maar relatief veilig kon slapen. Overdag ging hij werken als stagiair-arts. Als alles volgens plan verliep, zou hij een paar maanden later afstuderen.
Ik kon het niet meer aanzien en nodigde hem uit mijn appartement te delen. Ik huurde twee ruime vertrekken op de derde verdieping van een bescheiden hotel, La Joie Plazza, een paar kilometer buiten het centrum.
De meeste mensen bij de VN, de diplomatieke missies en de ngo’s hokten samen op pakweg drie vierkante kilometer, met een hoge concentratie aan terreinwagens die net als de mensen die ze bestuurden de VN-bubbel nooit uitkwamen. Ik zat halfweg tussen het stadscentrum en de residentiële wijk Himbi. Beetje anonieme plek met weinig onmiddellijke buren.
Uiteindelijk zetten we een soort beurtrol op met twee SSU-collega’s. Zo slaagden we erin Serge te beschermen. Ik heb geen enkele illusie dat de ANR niet wist waar hij zat, maar als VN-medewerkers waren we te high profile om nachtelijk bezoek te krijgen op jacht naar Serge. Wat overigens vermoedelijk meteen ook het einde van onze VN-carrière zou geweest zijn.
Serge sliep in mijn ruime woonkamer, die vanaf dan fungeerde als vergaderplaats waar La Lucha-activisten relatief veilig konden samenkomen. Ik leerde er een groot deel van de rest kennen. Luc Nkulula, één van de pioniers, de jongere garde rond Justin, en een aantal erg militante jonge vrouwen zoals Claudia Chuma en Phoebe Kahambu. Ook de mensen die amper een jaar later de eerste interne dissidentie zouden leiden.
Als Serge en ik ’s avonds weer alleen waren, praatten we vaak en leerden van elkaar. We noemden het de universiteit van La Joie Plazza, we waren allebei afwisselend prof en student.
Half mei klaarde de lucht rond Serge een beetje op en kon hij opnieuw vrijer ademen. Hij zocht een huisje in de buurt en huurde dat met Juvin. Nog zes weken later stond ik terug in Gent: ik was me in die VN-bubbel steeds slechter gaan voelen en kampte met schuldgevoelens omdat ik riant betaald werd zonder wat voor verschil dan ook te maken.
Ik raakte amper mijn container uit en worstelde met allerlei vormen van naijver en competitie tussen de verschillende diensten van zo’n vredesmissie. Ik zat er omdat ik verondersteld werd iets te kennen van lokale conflicten in Kivu, maar zat helemaal klem in een soort loopgravenoorlog binnen de VN.
Af en toe wil ik over de muur klimmen en hard weglopen, maar dat wordt discreet ontraden.
© Kris Berwouts
MONUSCO werkt binnen een mandaat dat jaarlijks moet vernieuwd worden. Dat maakt het zeer moeilijk om duurzaamheid na te streven en daar was dan ook niemand mee bezig. Het betekent ook dat er een groot verloop van personeel is. Vaak blijven de mensen er niet lang genoeg om de complexe Congolese realiteiten te leren kennen. De meesten beseffen dat en doen zelfs geen moeite meer.
Anderzijds zat de missie er toen al anderhalf decennium, wat in een conflictsituatie toch een soort eeuwigheid is. Vijftien jaar ergens zijn zonder optie of ambitie om duurzaamheid na te streven, maakte van MONUSCO een contradictio in terminis waar ik moeilijk mee om kon.
Ik vond het ook erg verlammend om in een context te zitten met erg veel diensten en departementen, boordevol met ambitieuze en intelligente mensen die wisten dat ze weinig verschil zouden maken en daarom hun best deden om zo relevant mogelijk te lijken door het werk van andere (rivaliserende!) diensten en departementen zo denigrerend mogelijk te bejegenen.
Ook werden de nationale loyauteiten van de VN-personeelsleden tegen elkaar uitgespeeld: ambassades en veiligheidsmensen van elk land probeerden altijd contact te houden met hun gedetacheerd VN-personeel. Verwonderlijk is dat niet, maar op sommige momenten krijgt dat iets van een ijzeren greep. Op die manier worden de legendarische verlammende spanningsvelden binnen de hoogste regionen van de VN ook een soort realiteit op het terrein.
Dit gekoppeld aan een wijdverspreide arrogantie van velen (niet van allen – het laatste wat ik wil is afbreuk doen aan de inzet van verschillende uitzonderingen die ik gekend heb) maakte dat ik na zes maanden een einde maakte aan een contract van anderhalf jaar. De VN-missie in Congo, vond ik, had de edele kunst van het navelstaren tot het uiterste verfijnd, zodanig zelfs dat het verdacht veel op zelfpijperij was gaan lijken.
Iedereen zijn ding, wat mij betreft, maar ik had wel wat beters te doen.
Mijn leven als mushamuka — schetsen van Rwanda, Burundi en Congo door Kris Berwouts, is een uitgave van uitgeverij epo. 200blzn. ISBN 9789462672437