Nida Afridi en Zohra Nawaz Wazir: ‘De situatie werd onleefbaar’

Extra

Nida Afridi en Zohra Nawaz Wazir: ‘De situatie werd onleefbaar’

Nida Afridi en Zohra Nawaz Wazir: ‘De situatie werd onleefbaar’
Nida Afridi en Zohra Nawaz Wazir: ‘De situatie werd onleefbaar’

Nida Afridi en Zohra Nawaz Wazir zijn "moedige stamzusters': politiek actieve feministen van Pasjtoense afkomst

Nida Afridi en Zohra Nawaz Wazir zijn een generatie ouder dan Magnur Masood, maar ook Pasjtoens en tegendraads, al zijn ze intussen wat minder cassant geworden. Beiden zijn actief binnen het Takrah Qabailee Khwenday, het netwerk van “moedige stamzusters”. Ze komen respectievelijk uit Khyber en uit Noord-Waziristan, maar ik ontmoet hen in een huis dat helemaal aan het eind van een doodlopende straat, aan de rand van Peshawar ligt. Die locatie staat haaks op de radicaal toekomstgerichte positie van de “zusters”.

‘In de stammengebieden moesten wij decennia leven zonder de bescherming van een rechtsstaat’, zegt Nida Afridi. ‘Aangezien de Pakistaanse grondwet niet van toepassing was, konden we geen beroep doen op het gerecht en waren we overgeleverd aan de rechtspraak van de lokale jirga’s -waarin alleen mannen zitting hadden. Vrouwen werden al te vaak gezien en behandeld als eigendom, in plaats van als volwaardige en gelijkwaardige burgers of individuen.’ Zohra Nawaz Wazir vult aan: ‘En dat was dan in tijden van vrede en rust. Sinds het militante geweld zich vestigde in onze dorpen en bergen, werd de situatie gewoon onleefbaar.’

Het “geweld” waar Zohra het over heeft, vat de loden jaren sinds 2001 samen van de zeven Federaly Administrated Tribal Areas (FATA), de Pasjtoense stammengebieden die als een buffer op de grens tussen Afghanistan en de rest van Pakistan liggen. De komst van de Taliban en Al Qaeda zette een gewelddadige cyclus in gang die nog steeds niet afgewikkeld is, ook niet nu het Pakistaanse leger grotendeels de controle over de gebieden terug verworven heeft en de zeven districten na meer dan 140 jaar koloniaal statuut volwaardig deel uitmaken van Pakistan.

‘De Taliban vielen scholen en leerkrachten aan omdat zij teren op onwetendheid van de bevolking, het leger hield geen rekening met het belang van scholen tijden hun bombardementen, en de jirga’s willen alleen maar de status quo behouden – en dus zijn ze al zeker niet geïnteresseerd in onderwijs voor meisjes.’

‘Vandaag hebben wij één prioriteit’, zegt Nida Afridi, ‘onderwijs!’ Dat is niet alleen belangrijk omdat de staat daar in het verleden veel te weinig aan gedaan heeft, de jaren ven geweld hebben vele scholen vernield. ‘De Taliban vielen scholen en leerkrachten aan omdat zij teren op onwetendheid van de bevolking, het leger hield geen rekening met het belang van scholen tijden hun bombardementen, en de jirga’s willen alleen maar de status quo behouden – en dus zijn ze al zeker niet geïnteresseerd in onderwijs voor meisjes.’

Een derde vrouw aan tafel beaamt de noodzaak om afscheid te nemen van het verleden met zijn koloniale statuut en conservatieve cultuur. Wat doorslaggevend is’, zegt ze, ‘is de economische factor. Al die conservatieve mannen die het onaanvaardbaar vonden dat hun vrouwen zouden stemmen bij verkiezingen, gaven dat verzet meteen op toen de regering besliste dat deelname aan de verkiezingen beloond werd met rantsoenbonnen. Religie, cultuur, familie: het zijn allemaal machtsinstrumenten die tegen de rechten van vrouwen werken, maar als de overheid financiële middelen inzet, kunnen die overwonnen worden.’

Alleen: de macht van geld werkt dus ook in de andere richting. Dat voegt Sahib Zada toe. Hij is afkomstig uit Bajaur en zet zich als man mee in voor de vrouwenorganisatie. Hij werd in het verleden gearresteerd toen hij de overheid vroeg om op treden tegen de aanvallen van de Taliban op zijn meisjesschool. ‘De komst van de Arabieren na 2001 verstoorde het leven op verschillende manieren, onder andere door de instroom van enorme financiële middelen. Ons bloed werd met heel veel dollars gekocht.’

Het waren ook die dollars waarmee Taliban en Al Qaeda zwaaiden die de inwoners van de stammengebieden verblindden en hen overtuigden om de traditionele gastvrijheid te verstrekken aan al die vreemde nieuwkomers in de streek. ‘Toen eenmaal duidelijk werd welke de ware bedoelingen waren van de militanten, was het te laat’, zegt Zada nog.