Palestina is te klein voor een marathon

Extra

Palestina is te klein voor een marathon

Palestina is te klein voor een marathon
Palestina is te klein voor een marathon

Vijf dagen nadat de Israëlische oorlog tegen Gaza ophield, liet Israël weten dat het 400 hectaren grond op de Westelijke Jordaanoever gaat annexeren om er nieuwe nederzettingen te bouwen. Het gaat om de grootste annexatie in dertig jaar van grond die nu nog in handen is van Palestijnen. Hoe ingrijpend de Israëlische kolonisatiepolitiek is, toont Berber Verpoest in een webdocumentaire over de marathon van Betlehem: een ononderbroken parcours van 42 km vinden bleek onmogelijk. Dan maar rondjes lopen.

Het krioelt van het leven in de oude binnenstad van Bethlehem. Verkopers brengen schoenen, tapijten en falafel aan de man. We worden vriendelijk verwelkomd. Het is vrolijk druk. In het Vredescentrum op het centrale plein is het een af- en aanlopen van deelnemers die zich willen registreren voor de tweede editie van de Palestina-marathon, die morgen plaatsvindt onder het motto ‘Het recht op beweging’.

Meer dan drieduizend lopers verschijnen aan de start. De meesten zijn jongeren van Bethlehem en omstreken, maar ook 700 buitenlanders vonden de weg naar de Westelijke Jordaanoever. ‘De marathon leeft’, weet George Zeidan, loper en medeorganisator. ‘Toen ik twee jaar geleden op straat ging joggen kwamen de mensen mijn vader waarschuwen dat ik gek geworden was. Voor vrouwen was het al helemaal onbegonnen werk. Vandaag heeft iedereen het over de marathon en hebben we over heel de Westelijke Jordaanoever verschillende loopgroepen opgericht.’

De Israëlische bezetting perkt de bewegingsvrijheid van de Palestijnen op talloze manieren in. Een onafgebroken parcours van 42 kilometer vinden bleek onmogelijk, lopers moeten dezelfde route noodgedwongen tweemaal heen en terug lopen. Een ander voorbeeld is het ontbreken van lopers uit de Gazastrook, omdat ze geen toestemming kregen om naar de Westelijke Jordaanoever te reizen.

Zeidan: ‘We hebben expliciet voor een parcours langs de muur en het vluchtelingenkamp Aida gekozen. Het zijn symbolen van hoe Israël dagelijks onze bewegingsvrijheid inperkt. Israël bepaalt waar wij kunnen komen en waar niet. Met deze marathon willen we dat op een geweldloze manier onder de aandacht brengen. Internationale media pikken het op en de honderden buitenlandse lopers kunnen zelf ervaren hoe het er hier aan toe gaat en het verder vertellen aan vrienden en familie.’

De overwinning is voor een Deens duo dat finisht in twee uur en vijftig minuten. De Palestijnse winnaar van vorig jaar moet tevreden zijn met de derde plaats, maar dat kan de pret niet drukken. Terwijl de andere lopers uitgeput de aankomst halen, stromen er net naast de finishlijn bussen vol toeristen toe. Ze komen niet voor de marathon maar brengen een blitzbezoek aan de Geboortekerk van Jezus. Ze haasten zich van de bus naar de kerk en terug.

De Muur van deze eeuw

Baha Hilo, gids en ngo-medewerkster, schat dat minder dan één procent van de toeristen ook echt iets van Bethlehem of de rest van Palestina ziet. ‘Israëlische touroperators rijden hen tot voor de kerk en de souvenirshop en dan weer terug naar Jerusalem. Van de muur en het echte leven hier merken ze niets. De grensovergangen zien er uit als keurige tolpoorten waar toeristen vlot doorheen kunnen.’

Voor de meeste Palestijnen ligt dat even anders. Zeidan is een van de gelukkigen die in Oost-Jeruzalem wonen en relatief makkelijk de grens over kunnen. Hij brengt me naar een controlepost waar honderden Palestijnen met een werkvergunning voor Jeruzalem in de rij staan. Het is kwart voor zes ’s ochtends, een tuinier die bijna aan de post is vertelt me dat hij er twee uur over gedaan heeft. ‘Voor hen is dat dagelijkse kost, maar ze zijn nog altijd beter af dan de overgrote meerderheid die gewoon niet aan de andere kant van de muur geraakt’, merkt Zeidan op.

Maar ook binnen de Westelijke Jordaanoever kunnen Palestijnen niet gaan en staan waar ze willen. Vanaf het dak van Hilo’s flat kunnen we het naburige dorp Umm Tuba zien liggen. Slechts enkele kilometers en een grote omheining scheiden Umm Tuba van Beit Sahour, waar Hilo woont.

‘Ik kan mijn vrienden daar niet meer gaan bezoeken’, zegt Hilo. ‘Alleen mensen die er wonen kunnen er nog in.’ Verschillende dorpen in de buurt ondergaan een zelfde lot. De muur, de nederzettingen en de doorsteekwegen die de nederzettingen met elkaar verbinden scheiden Palestijnen van Palestijnen en van hun land dat toevallig aan de andere kant ligt.

Hilo: ‘Al deze restricties zijn erop gericht om ons samen te dringen en ons eruit te werken. Zestig procent van de Palestijnen woont al in het buitenland. De effectiefste manier van vreedzaam verzet is hier te blijven.’ Bestaan is weerstaan, luidt de Palestijnse leuze.

Zeepbel

In minder dan een uur rijden (eventuele wachttijden aan de controleposten niet meegerekend) sta je in Tel Aviv. Een andere wereld, met witte stranden, bezaaid met trendy bars en bevolkt door hippe en gastvrije inwoners. Het leven lijkt hier simpel, zolang je één regel in acht neemt: don’t mention the war. Het is misschien wel het enige gevoelige thema hier, het meest prangende ook.

Maar Ben Yeger doet dienst als uitzondering die de regel bevestigt. Yeger was paracommando in het Israëlische leger tijdens de Libanese oorlog in de jaren 1980. Vandaag is hij lid van Combattants for Peace, een vereniging van ex-militairen en strijders uit zowel Israël als Palestina die ijveren voor vrede en samenwerking.

Yeger omschrijft Tel Aviv als een zeepbel: ‘Op een steenworp hiervandaan wonen mensen in vluchtelingenkampen, beroofd van hun vrijheid als gevolg van de Israëlische bezetting, maar hier weet amper iemand daar iets vanaf. Het enige wat ze weten is dat achter die muur de vijand woont en dat die gevaarlijk is. Mijn liberaalste vrienden vragen me nog steeds of ik niet bang ben dat ze me gaan vermoorden. Ik ga geregeld vrienden bezoeken in Palestina en ik garandeer je, die kans is onbestaande.’

Onwetendheid en ontmenselijking van de ander zijn volgens Yeger belangrijke mechanismen die het conflict in stand houden. ‘Het vijandbeeld is mensen met de paplepel ingegeven. Na mijn legerdienst heb ik Israël verlaten en wist ik dat ik nooit nog een wapen zou dragen, maar het heeft nog ruim twintig jaar gekost om me ook actief in te zetten voor vrede. Dat was een lang en moeilijk proces.’

Ook binnen Combattants for Peace verliep het vertrouwensproces aanvankelijk moeizaam, herinnert medeoprichter Soulaiman Khatib zich: ‘De eerste ontmoetingen vonden eind 2005 plaats, nog tijdens de tweede intifada. Palestijnse strijders en Israëlische militairen die elkaar enkele weken daarvoor nog bevochten, zaten nu in het geheim samen aan tafel. Onze eerste actie was een alternatieve herdenkingsdag waarop we zowel de Israëlische als de Palestijnse slachtoffers herdenken. Erkennen dat de andere partij ook slachtoffers te betreuren heeft, is een belangrijke stap voor het wederzijds vertrouwen.’

Effectief verzet

Khatib zat van zijn veertiende tot zijn vierentwintigste in een Israëlische gevangenis voor het verwonden van twee Israëlische soldaten. Daar schoolde hij zich om van stenen- en molotovcocktailgooier tot beoefenaar van geweldloos verzet. ‘Ik las over Gandhi en Mandela en ik merkte dat we via hongerstakingen gemakkelijker onze rechten konden afdwingen in de gevangenis. Het is gewoon veel effectiever dan geweld te gebruiken.’

Meer en meer Palestijnen komen tot dat besef. De tweede intifada heeft hen meer kwaad dan goed gedaan en met de bouw van de muur was het ook gemakkelijker om Palestijnen op afstand te houden. Tegelijk werden de protesten tegen de muur ook een symbool van de geweldloze strijd. Geweldloos verzet is evenwel niets nieuws, benadrukt Khatib: ‘Het heeft altijd deel uitgemaakt van de Palestijnse strijd tegen de bezetting, maar vandaag wordt het breder gedragen.’

Combattants voor Peace is slechts één van de vele organisaties en mensen die zich via kunst, journalistiek, rondleidingen, optochten, marathons of door gewoon te blijven waar ze zijn op een vreedzame manier verzetten tegen de Israëlische bezetting.

Niet iedereen is echter even enthousiast over al die nadruk op geweldloosheid. Terwijl sommigen beweren dat er zich een derde geweldloze intifada aankondigt, vinden anderen dat geweld ook gerechtvaardigd kan zijn. ‘Schrijf geen artikel over geweldloos verzet’, vraagt Mohammad Al Azzeh me. ‘Het brengt andere vormen van verzet die ook belangrijk zijn in diskrediet.’

Al Azzeh woont al zijn hele leven in het vluchtelingenkamp Aida, waar hij werkt als journalist, maar ik ontmoet hem in De Centrale in Gent. Hij is er op doortocht met een Palestijnse dansgroep. ‘Ik heb ook vol overtuiging stenen gegooid, je mag dat dom vinden maar het kwam uit mijn hart. Ik ben er pas mee gestopt toen ik een andere passie ontdekte: filmen en journalistiek. Vandaag registreer ik alles wat ik zie en ik deel het met de wereld.’

Later tijdens de voorstelling vertelt hij hoe hij vorig jaar, terwijl hij van zijn balkon een Israëlische inval in het kamp aan het filmen was, door een soldaat met een rubberkogel in het gezicht werd geschoten.

Al Azzeh overleefde het nipt en vandaag doet hij het opnieuw. Bestaan is weerstand bieden ook op dat gebied is er hier weinig keuze.