Het verhaal van de 85-jarige Anna uit Irak, die ontwaakte onder IS
Sommige verhalen zijn minuscule anekdotes in de woelige geschiedenis, maar ze moeten toch verteld worden. Zoals het verhaal van de 85-jarige Anna uit het Noord-Iraakse Karemlash. Samen met haar schoonzus lag ze in een diepe slaap toen IS haar leeggelopen stadje innam.
‘Ga niet naar buiten. IS heeft Karemlash overgenomen’. Anna, toen 81, had er helemaal doorheen geslapen.
© Karim Abraheem
6 augustus 2014. Elf uur was het, toen het Iraakse christelijke stadje Karemlash zichzelf begon te ontruimen. Nog geen twee uur later hadden de bewoners van Karemlash hun huizen verlaten, op de vlucht voor terreurgroep IS die razendsnel in hun richting oprukte.
7 augustus 2014. Anna ontwaakte even voor zes uur. Haar schoonzus Victoria, met wie ze huis en leeftijd deelde, was al op. Langs de wijd geopende ramen, die uitkeken op de patio, vloeide de koele ochtendlucht zacht en traag de kamers binnen.
De ochtend was stil. Opvallend stil. Op de keukenklok streken de wijzers zacht tikkend voorbij zes uur. Geen klokslag. Het gebeurt zelden dat de kerkklokken van Karemlash zwijgen.
De veronruste Victoria zette haar nervositeit opzij, opende de buitendeur van de binnenplaats en repte zich naar de kerk.
Terwijl Anna het ontbijt klaarmaakte, rinkelde de telefoon. Een vriendin. Waar Anna was, vroeg ze met een dringende stem. ‘Thuis', antwoordde Anna verwonderd, 'waarom?’
Aan de andere kant van de lijn bleef het een tel stil.
‘Ga niet naar buiten', vervolgde Anna's vriendin. 'IS heeft Karemlash overgenomen’.
***
Wat Anna en Victoria meemaakten is een kleine voetnoot in de turbulente geschiedenis van Irak. Een hele kleine voetnoot. En toch is die te bijzonder om te laten liggen. Al was het maar omdat Anna haar relaas nog kan navertellen.
Vijfentachtig is ze nu.
Ze behoorde tot de directe vriendenkring van de moeder van een Iraakse vriend. Toen hij nog een kleine jongen was, vond hij Anna al bijzonder. Ze was anders dan de andere vrouwen in het stadje. Later begreep de Iraakse vriend dat Anna nooit was getrouwd. Ze was te vrijgevochten. Ze weigerde afhankelijk te zijn van een man, liet zich liever door boeken leiden. Anna had besloten dat zij en niemand anders haar levenspad zou uitstippelen.
Haar kleine huis in Karemlash is als een knusse deken, warm en omhelzend. Het is ondenkbaar dat ze dit nest helemaal opnieuw moest uitvinden nadat de IS-strijders het hadden ontmanteld. Van koelkast tot het kleinste meubel: alles was weggegraaid. Enkel het naakte houten onderstel van de bank waarop ik zit, stond er nog.
Anna vertelt spontaan. Op vragen wacht ze niet, de regie ligt volledig in haar handen. Ze vertelde haar verhaal al vaker voor toehoorders die hier op dezelfde, nieuw gestoffeerde zetel zaten.
***
Zo snel haar tachtigjarige benen toelieten, was Victoria terug komen stappen. Ze had niemand gevonden in Karemlash. Het had geleken alsof het hele stadje collectief door de ochtend heen sliep. Ze had gezien hoe de deuren van de kerk nog gesloten waren.
Victoria en Anne zouden doen wat hen op het hart gedrukt werd: wachten. ‘Gewoon wachten.’
Anna vertelde het nieuws rustig aan Victoria. Hoe alle inwoners in de nacht waren weggevlucht. Hoe zij als twee schone slaapsters door waarschuwende kloppen op de deur hadden geslapen. En hoe zij twee stomweg in de vluchtchaos waren vergeten.
Victoria en Anna zouden doen wat hen op het hart gedrukt was door de vriendin en door priester Tabith, de geestelijke leider van hun stadje. Ze zouden zich schuilhouden en wachten. ‘Gewoon wachten.’
Bedorven kip
De eerste vier dagen hielden Anna en Victoria zich uiterst stil in hun verborgen nest in het verlaten Karemlash. De telefoon was hun enige verbinding met de buitenwereld en met hun stadsgenoten die intussen een nieuw onderkomen hadden gevonden in de Iraakse Koerdische regio.
Een van de kerken van Karemlash
© Karim Abraheem
Niemand kwam langs. Niemand beukte hun deur in want niemand kon vermoeden dat achter die deur twee tachtigjarige vrouwen leefden.
Ze hadden voldoende eten, voldoende drank. Maar na vier verschroeiende Iraakse zomerdagen zonder elektriciteit begon de voorraad kip te bederven. Een onhoudbare stank nestelde zich in hun huisje.
‘We doen wat we moeten doen’, besloot Anna. Ze stopte het bedorven voedsel in een zak, opende de buitendeur naar de straat en haastte zich naar buiten om het rotte voedsel weg te gooien.
Anna had nauwelijks de straat overgestoken toen een motorfiets kwam aanrijden. Op de tweewieler: twee zwartgeklede, zwaar bewapende en bebaarde mannen.
Terroristen. IS-strijders voor wie een christen als Anna een kafir, een ongelovige hond, is.
Anna haastte zich naar binnen en vergrendelde in zeven haasten de buitenpoort. Maar haar pragmatische geest kwam bovendrijven. Ze zou simpelweg opnieuw naar buiten gaan.
‘Ze hadden me toch al gezien, ze wisten dat ik er was.’
Toen ze haar nogmaals opmerkten, stapten de IS-strijders – die bezig waren de buurtwinkel te plunderen – naar haar toe. Het regende vragen: Wat ze hier deed? Of er nog iemand was? Gevolgd door een onverwacht welwillende vraag: ‘Of zij en Victoria misschien iets konden gebruiken van de winkel?’
Anna weigerde. Victoria en zij hadden nog voldoende voorraad voor ze iets uit de criminele handen van een terrorist zouden moeten aannemen.
Oorlogsgebied
Op dag zes had de verzengende hitte van de zomerdagen zich in dikke lagen opgestapeld in het huis en tussen de muren op de binnenplaats. Anna wilde zuurstof scheppen en de wereld zien, even maar.
Het bezoek kwam meteen. Ze benaderden haar, opnieuw, niet onvriendelijk. De twee IS-strijders waren van Mosoel, vertelden ze. Daar was een opvangplek voor oudere mensen zoals zij en Victoria. Karemlash was oorlogsgebied geworden, ze hoorden er niet thuis, klonk het.
Als Anna en Victoria iets tekortkwamen, eender wat, mochten ze “de soldaten” roepen. Ze zouden helpen.
Dat ze die verhuis niet nodig achtte, had Anna geantwoord. Dat ze ‘toch al oud waren, dat ze liever hier, op hun eigen plek, bleven.’
Nog geen vijf minuten nadat de IS-strijders afgedropen waren, stonden ze alweer aan deur van Anna en Victoria. Deze keer met hun leider. Ook hij slaagde er niet in om Anna op andere gedachten te brengen. Wel kreeg Anna de garantie dat de buitendeur van hun huis voortaan overdag veilig open zou blijven staan. En als Anna en Victoria iets tekortkwamen, eender wat, mochten ze “de soldaten” roepen. Ze zouden helpen.
Geloof
Op dag zeven kwam er een eind aan de aanvankelijk rustige relatie tussen Anna en de geradicaliseerde Iraakse IS-jongens, die nog vers in het harnas zaten. Hun relatieve mildheid begon om te slaan, afgekoeld door de dreiging van de tegenpartijen, oorlogsorders en groeiende radicale doctrines.
Anna zat die dag opnieuw voor haar deur op straat, toen de IS-strijders op haar afstapten en haar strak aankeken. Ze brachten een boodschap: nu ze onder hun vleugels leefden, zouden Victoria en Anna zich moeten bekeren tot de islam.
Een onmogelijke vraag, had Anna geantwoord. Victoria en zij waren daar simpelweg te oud voor.
Haar eigen christelijke geloof had haar nu eenmaal gevormd tot wie ze geworden was. Er was geen reden om haar geloof zo laat in haar lange leven nog overboord te gooien. Voor de terroristen zou het geen verschil maken.
Bovendien, zo bracht Anna aan, sprak Victoria geen letter Arabisch: voer voor praktische problemen. Ze zou nooit een geloofsbelijdenis in een andere taal kunnen afleggen. Anna’s pragmatische kantje…
Haar pleidooi hielp niet. De bekeringsopdracht bleef, een deadline naderde.
***
De IS-strijders bleven terugkomen, de discussie bleef zich herhalen. De indrukwekkende machinegeweren in hun armen en de machetes aan de buikriem van hun zwarte outfit oogden almaar dreigender.
Telkens pakte Anna hun vragen op, om ze dan zo rustig mogelijk terug te geven aan haar belagers. Wat zouden hun eigen moeders doen? Zouden die in het laatste hoofdstuk van hun leven dan tegen hun wil om christen worden?
Maar alle begrip voor Anna en Victoria was weg, de sfeer werd grimmiger.
Halsoverkop vertrekken
Op dag negen, in de namiddag, klopten de IS-strijders aan bij Anna en Victoria. Dat er toch nog een paar andere achterblijvers in Karemlash waren, klonk het. En dat iedereen moest vertrekken. Alle achterblijvers zouden samen op een transport naar Erbil worden gezet. Ze zouden eindelijk hun stadsgenoten kunnen vervoegen.
© Karim Abraheem
Eén minuut kregen ze om te vertrekken. Niets mochten ze meenemen, geen geld, geen goud, niets.
Ze vertrokken, halsoverkop. Langs gammele achterafwegjes reed het busje naar een dorp oostwaarts. Daar kregen ze na lang onderhandelen onderdak van een dorpeling die besloot om zijn angst voor IS het hoofd te bieden en hen tot de vroege ochtend een slaapplek te geven.
Haast stapvoets trok het busje de volgende ochtend verder naar Akra. Langs verre omwegen vanwege kapotgeschoten bruggen of IS- controleposten. Langs Bardarash, Gowilan, plekjes die enkel de noord-Irakezen kennen.
IS zat overal, van Bashiqa tot op de grens met de Koerdische regio van Irak.
***
Bijna ging het mis, aan een controlepost waar hun chauffeur hardhandig werd weggevoerd. Pas als de vluchtende passagiers losgeld betaalden, zouden ze de chauffeur terugkrijgen.
Er werd meegesmokkeld geld verzameld: maar liefst 950.000 dinar of 720 euro. De IS-strijders richtten zich ook tot Anna en Victoria. Ze bedreigden Anna, die koppig weigerde om ook ook maar iets van haar schamele bezit af te geven. Als ze niet meewerkte, zouden ze haar neermaaien, was het kille antwoord op haar koppigheid.
Of ze het al dan niet zouden overleven was verre van zeker, werd hen ingewreven.
Anna zwichtte en viste haar portemonneetje op, met daarin haar schamele bezit: 25.000 Iraakse dinar en een medische kaart voor haar chemotherapie tegen de kanker die ze meezeulde.
Toen de strijders weigerden die kaart terug te geven, won Anna’s woede het van de angst. Ze siste razend dat de IS-strijders geen moslim waren, maar laaggevallen dieven, tot wanhoop en boosheid van haar reisgenoten die haar tot stilte maanden.
Anna vertelt hoe ze toen kraakte en begon te huilen. Ze vertelt hoe ze uiteindelijk toch mochten gaan. De chauffeur werd teruggehaald. Anna kreeg zelfs 5000 dinar terug, samen met de boodschap dat ze de oorlogslinie waar ze door moesten waarschijnlijk niet zouden overleven.
***
Zeventien uur duurde de reis van Karemlash via Bardarash naar Kalak. Daar wachtten drie auto’s hen op om hen naar Erbil te brengen, en te verenigen met hun stadsgenoten.
Anna vertelt hoe ze doodvermoeid was, hoe iedereen haar wilde spreken, hoe ze nog een oud dorpslied zong. En hoe de dagen die volgden als in een diepe onrustige slaap verder zouden glijden.
De kanker die aan Anna vreette, zou hevig de kop opsteken. Ze werd heel ziek. Een harde periode volgde.
Thuis
Bijna twee jaar woont Anna nu opnieuw in haar huisje in Karemlash. Het stadje werd, bijna gelijktijdig met Mosoel, bevrijd van IS.
Victoria is niet langer haar huisgenote. Zij volgde haar zoon naar Australië, weg van de angst. En dus woont Anna alleen. Maar ze is terug thuis, op de plek waar ze wil sterven.
Ze trekt zich recht via haar kruk en haalt een doos zelfgebakken koekjes uit de koelkast. Ze wijst naar de foto aan de muur, een herinnering die ongehavend uit de IS-woestenij kwam.
Op de foto is Anna een halve eeuw jonger. Recht in de camera kijkt ze.
Trots en onbuigzaam.