60 jaar onafhankelijk Congo: een Congolese en Belgische blik op het gedeelde verleden
‘Er is een probleem met het koloniaal verleden van België. Doe er iets mee’
© Elien Spillebeen
© Elien Spillebeen
De geschiedenis plaats hen tegenover elkaar omdat ze respectievelijk Congolese en Belgische zijn, maar als historici zijn Gillian Mathys en Leslie Sabakinu het opvallend eens met elkaar. ‘Er was tien jaar geleden al een academische consensus over de misdaden tijdens de kolonisatie. Dankzij Afrikaans Belgische activisten leeft dat nu ook in het publieke debat.’
‘Het is moeilijk in academische kringen nog iemand te vinden die de verantwoordelijkheid van Leopold II zou ontkennen.’ Dat mag iedereen zo stilaan wel eens weten, vindt de Belgische historica Gillian Mathys.
‘De geschiedenis zal altijd gebruikt worden door de politiek. En daar heb je als historicus geen vat op.’
Ze was een van de initiatiefnemers van een brief die gepubliceerd werd in de kranten De Morgen en Le Soir. Ook de Congolese historica Leslie Sabakinu plaatste haar naam onder de tekst.
In de brief riepen historici op om hen niet te gebruiken als excuus in het debat over het koloniale verleden. Want er is een consensus onder academici over de misdaden begaan onder het bewind van Leopold II en het Belgische koloniale bestuur, zo zetten de historici collectief in de verf.
Aan historisch bewijsmateriaal is geen gebrek. Redenen om het debat nog langer te ontwijken zien de twee jonge vrouwen niet. ‘Eens je in de koloniale archieven duikt, kan je niet om het geweld en de segregatie heen. Het misprijzen dat de Belgen, de mensen op het terrein, hadden voor de Congolezen, valt overal uit af te leiden’, benadrukt de Belgische. Haar collega beaamt.
Ondanks de consensus wikken en wegen beide vrouwen hun woorden. Ze zijn op hun hoede, want ze vrezen dat hun woorden politiek gekaapt zouden kunnen worden. Vaak nemen ze tijdens ons dubbelgesprek even de tijd, zoeken ze naar de nodige nuance in een al sterk verhit debat.
‘Een ding is zeker: de geschiedenis zal altijd politiek gebruikt worden’, weet Sabakinu maar al te goed. ‘En daar heb je als historicus geen vat op.’
Momentum
Plots stond die gedeelde geschiedenis centraal in het publieke debat. Onder invloed van de Black Lives Matter-beweging kan racisme in onze maatschappij vandaag niet langer los gezien worden van de Belgische koloniale geschiedenis.
De coronapandemie had Leslie Sabakinu wat toevallig in België gehouden. De koloniale archieven die ze wou bezoeken gingen dicht en terugkeren was even geen optie.
‘Men heeft niet gewacht tot het debat hier opleefde om die standbeelden in Congo te verwijderen’
‘Ik had niet verwacht dat Black Lives Matter in de Amerikaanse context zou verschuiven naar het heropenen van het debat over de koloniale geschiedenis’, geeft ze toe. ‘En zeker de omvang niet die dat debat heeft aangenomen. De BLM-beweging heeft een deur ingestampt. Er werd een momentum gecreëerd.’
In België is dat inderdaad zo, maar in Congo lijkt het debat niet mee op te leven. ‘De Congolezen hebben andere zorgen. Die zitten niet te wachten op excuses’, hoor je wel eens.
Sabakinu: Dat een beweging mondiaal is, wil niet zeggen dat het debat automatisch overal op hetzelfde moment opleeft. Dit debat leeft al lang in Congo. Je mag niet vergeten dat de standbeelden in Congo al lang verwijderd zijn. Men heeft niet zoals in België gewacht tot het debat opleefde om ze weg te nemen. Ook de straatnamen zijn al lang veranderd.
‘Er is een probleem met ons koloniaal verleden. Doe er iets mee.’
Mathys: Sommige mensen zullen zeggen: ‘Maar in Lubumbashi hebben ze toch recent een nieuwe buste van Leopold II ingewijd?’ Maar dat moet je met de juiste bril bekijken. Kabila noch Tshisikedi zijn echt hard geweest voor België, wat het verleden betreft. Tenzij het Kabila goed uitkwam, zoals toen hij reageerde op de inmening vanuit het buitenland bij de verkiezingen.
Maar dat is een politiek beleid. Acties genomen door een elite, die er belang bij heeft om geen breekpunt te maken van het verleden. Daar mag je niet uit afleiden wat mensen echt denken.
Sabakinu: De Congolezen zijn altijd begaan geweest met hun geschiedenis. Alles is verbonden met dit koloniale verleden. Al verloopt het debat niet gelijktijdig, we delen wel dezelfde strijd. Dat Congolezen niet zouden zitten wachten op excuses, is een argument dat geen steek houdt. Het is een manier om het debat te ontwijken.
Mathys: Er is een probleem met ons koloniaal verleden. Doe er iets mee, in plaats van het debat steeds weer te ontwijken en de aandacht af te leiden. Dat er momenteel geen luide roep uit Congo is, maakt het verleden niet minder problematisch.
De eurocentrische blik
In de brief tonen jullie zich als historici verenigd: er zijn grote misdaden begaan onder het bewind van Leopold II en de Belgische staat. Maar er zijn nog steeds mensen die deze misdaden ontkennen, ook onder historici?
Sabakinu: Ontkennen is moeilijk. Maar je hebt wel mensen die zeggen dat je moet contextualiseren, dat het de tijdsgeest was, dat mensen nu eenmaal zo dachten. Het is bijgevolg hun fout niet.
Ik ben het daar persoonlijk niet mee eens. Als je in de archieven duikt, is het onrecht duidelijk. Zelfs het woordgebruik is opmerkelijk. Je botst er op zinnen zoals ‘de inferieure cultuur van de zwarte’, ‘het onvermogen tot intellectuele inspanningen’, ‘het ontbreken aan rationeel denken’, ‘het gebrek aan moreel besef’. Je kan dat niet minimaliseren.
Mathys: Het argument van de tijdsgeest getuigt van een erg eurocentrisch perspectief. Als je spreekt over toen, over wiens tijdsgeest spreek je dan? Je kan niet zomaar zeggen dat men toen nu eenmaal geloofde dat dit allemaal gerechtvaardigd was zonder je in beide kanten van het verhaal te verplaatsen. Wat met de tijdsgeest en het perspectief van de gekoloniseerde?
We botsen in ons historisch onderzoek steeds op vormen van lokaal verzet die er toen waren. Niet enkel in Afrika, ook in India was er verzet. Dat toont aan hoe absurd het argument van de tijdsgeest is. Mensen die zich beroepen op dat argument hanteren een eurocentrische, zelfs een neokoloniale visie op de geschiedenis.
Wat er toen gebeurde, was ontwikkelingssamenwerking op een schaal die we ons vandaag niet meer kunnen voorstellen’, zo beschreef Joren Vermeersch (N-VA) de kolonisatie van Congo recent.
‘Na zes of zeven jaar medische opleiding werd een Congolees het statuut van dokter niet gegund.’
Sabakinu: (lacht) Ik ken de man niet. Maar uiteraard is dat argument niet nieuw. Je hoorde het vaak op het einde van de kolonisatie. Het idee dat Belgisch Congo het meest ontwikkelde model was van Centraal-Afrika, dat er onderwijs was en gezondheidszorg, was deel van de propaganda van toen.
Maar je moet je de vraag stellen welk soort onderwijs dat was. Een onderwijssysteem gebaseerd op discriminatie. Het was een systeem bedoeld om de Congolezen klein te houden, en ondergeschikt aan de Belgen. Toen Congo onafhankelijk werd, had het slechts zestien universitair geschoolde inwoners. De hoogst haalbare medische positie voor een Congolees was die van assistent. Zelfs na zes of zeven jaar medische opleiding werd een Congolees het statuut van dokter niet gegund.
Bovendien, als we het dan toch over het medische hebben: dat gezondheidssysteem stond in functie van de gezondheid van de Belgen, zeker in het begin. Want die waren kwetsbaar voor bepaalde ziekten.
Over de gezondheid van de Congolezen was men enkel bezorgd in functie van de economische doelstellingen, omwille van de handenarbeid. Pas na de Tweede Wereldoorlog hebben de Belgen echt geïnvesteerd in ziekenhuizen.
Mathys: Maar ook dan waren die nog steeds gesegregeerd.
‘Nee, die wegen waren er niet uit altruïsme, maar in het belang van de koloniale economie’
Sabakinu: Inderdaad. Blanken die kant, zwarten de andere kant. En als het project zo goed was als men beweerde, hoe kon het dan dat het systeem onmiddellijk ineenstortte met het vertrek van de Belgen?
Dat argument houdt dus geen steek. En bovendien verantwoordt het niet de discriminatie die plaatsvond, het onrecht, het racisme dat de Congolezen moesten ondergaan.
Mathys: Die benadering noemen wij de balance sheet approach. Men gaat er in die logica van uit dat goede en slechte dingen elkaar in balans zouden houden. Daar moet dringend komaf mee gemaakt worden. Men suggereert er mee dat al het racisme, geweld en uitbuiting berekend waren en in balans zijn met het feit dat Belgen ook wegen aanlegden, ziekenhuizen bouwden. Die wegen en ziekenhuizen moeten dan de misdaden verantwoorden. Maar zo werkt het niet.
Bovendien stonden die wegen in functie van een systeem van uitbuiting. Bekijk eens de koloniale kaart, dan zie je onmiddellijk dat er veel meer wegen zijn in de zones die economisch belangrijk waren voor de koloniale administratie. Nee, die wegen waren er niet uit altruïsme maar in het belang van de koloniale economie.
Deze argumenten zitten nog sterk ingebakken bij een groot deel van de Belgische bevolking.
Mathys: De manier waarop we naar ons verleden kijken, zegt ook iets over hoe België graag zichzelf zou willen zien. Het idee dat België waardig handelde, is kennelijk belangrijk. Maar het is eigenlijk een illusie.
Omdat het een discussie is over verantwoordelijkheid, laaien vooral aan Belgische zijde de emoties momenteel hoog op. Het lijkt moeilijk om die zwarte bladzijde te aanvaarden. We willen dat de geschiedenis een goed beeld van ons schetst. Daarom focussen we op: ‘Wij hebben dit gedaan, dat gedaan’. Maar de vraag is te weinig: ‘Wat was de impact op de Congolezen’? Als je die vraag eerlijk beantwoordt, dan kan je niet trots zijn op dat koloniale verleden.
Congo, een natie
Congo kampt met een zware koloniale erfenis. Ook de grenzen van vandaag zijn dezelfde als die van de vroegere kolonie. Die realiteit tekent Congo vandaag. Is Congo, 60 jaar na de onafhankelijkheid, een natie?
Sabakinu: Congo is een natie. Ik zie niet hoe men dit in vraag zou kunnen stellen. De mensen zien zichzelf als deel van een natie.
Dat is toch opmerkelijk, gezien de grootte en de diversiteit van het land.
Sabakinu: Ja, maar dat is niet zo anders dan de Verenigde Staten, een land dat eveneens groot en divers is. Het feit is dat het volk zich als één ziet en een gedeelde cultuur erkent. Congo is een natie.
Mathys: Er zijn soms wel spanningen tussen het oosten en het westen van Congo. Maar zeg niet dat je het land in twee gaat delen. Dan gaat iedereen op de achterste poten staan.
In Oost-Congo wordt vaak gesproken over “balkanisering”: de angst om uit elkaar gespeeld te worden door buitenlandse machten is er groot, ondanks die koloniale grenzen.
Sabakinu: Als je het hebt over de balkanisering, raak je een gevoelige snaar. Wat we delen, is het lijden van de kolonisatie, en ook het lijden onder het moderne kapitalistische model. Maar vandaag hebben we wel gemeenschappelijke belangen.
Mathys: Bovendien is het praten over balkanisering ook een manier waarop politici de aandacht willen afleiden van iets anders. Ze weten dat het gevoelig ligt, dat het emoties losmaakt, dus soms zal men het opperen om die strategische reden.
Het idee van de Zaïrese natie komt van Mobutu. En ook de ambtenaren circuleerden, vooral onder zijn bewind, in het hele land. Maar denk niet dat ik Mobutu hier verdedig.
Sabakinu: Ook slogans uit de jaren van Mobutu, zoals ‘een moeder, een vader, een land’, zijn misschien niet meer in gebruik, maar worden nog wel uitgedragen.
Mathys: Ik onderzocht de grensdynamieken tussen Rwanda en Congo. Mijn onderzoek werd soms met wantrouwen bekeken en dat begrijp ik ook wel.
De etnische opdeling die we vandaag in het oosten van Congo kennen, is voor een deel beïnvloed door de koloniale administratie. Maar als je dat zegt, is het alsof je beweert dat de geschiedenis die mensen over zichzelf vertellen verkeerd is. Het brengt je in een moeilijke positie. Je bevindingen kunnen door bepaalde groepen politiek gebruikt worden.
‘De geschiedenis zal altijd gebruikt worden door de politiek. En daar heb je als historicus geen vat op.’
© Elien Spillebeen
Congo’s eigen geschiedenis
De geschiedenis en de interpretatie ervan worden vaak politiek gebruikt. Hoe kan een onderzoeker zich daar beter tegen beschermen?
‘Er zijn te weinig mechanismen om kennis toegankelijk te maken voor de mensen wier geschiedenis het óók is.’
Sabakinu: Eén ding is zeker: de geschiedenis zal altijd politiek gebruikt worden. Daar heb je als historicus geen vat op. De geschiedenis is een pasmunt voor macht.
Wat we kunnen doen als historicus is op een bepaalde manier zelf meer bijdragen aan het debat. We moeten ons vakgebied vulgariseren. We verspreiden onvoldoende onze kennis. Slechts een beperkte groep mensen kan onze publicaties lezen.
Mathys: Daar ligt zeker en vast een probleem. We moeten publiceren in wetenschappelijke tijdschriften en die zitten vaak achter betaalmuren. In Vlaanderen wordt ook heel vaak in het Engels gepubliceerd. Wat we schrijven over Congo, lokt daardoor weinig debat uit in Congo zelf.
Dat de academische wereld op deze manier blijft werken, is problematisch, denk ik. Er zijn te weinig mechanismen om onderzoek meer toegankelijk te maken voor de mensen wier geschiedenis het óók is. Daar zit iets heel erg fout. Ook in België hebben historici veel te weinig hun onderzoek met het publiek gedeeld, waardoor verheerlijkende verhalen over het koloniale verleden te lang het debat hebben bepaald.
Niet enkel het kennen, maar ook het schrijven van de eigen geschiedenis wordt de Congolezen niet makkelijk gemaakt. Is er ook nog werk aan de winkel om de academische wereld zelf te dekoloniseren?
Sabakinu: Congolese onderzoekers zijn benadeeld ten opzichte van Belgische. Ze moeten worstelen om te kunnen publiceren, om toegang te krijgen tot fondsen. Ik heb Congo moeten inruilen voor de Verenigde Staten opdat ik naar België zou kunnen komen om mijn eigen geschiedenis te onderzoeken. De archieven zijn niet gedigitaliseerd, en haast alle Congolese archieven bevinden zich in België.
Het weerhoudt Congolese onderzoekers er niet van om hun plan te trekken en toch aanwezig te zijn bij wetenschappelijke debatten en hun kennis te publiceren. Ze wachten niet altijd op hulp van buitenaf.
Mathys: Er is heel veel talent in Congo. Maar op het vlak van financiering en toegang is er inderdaad een grote ongelijkheid. Er zijn de archieven in Kinshasa, maar zelfs voor iemand uit het oosten van het land is het erg duur om daar te raken. Lokale en regionale archieven ontbreken heel vaak. Zelfs de documenten van de vroegere centrale koloniale administratie in Congo zelf bevinden zich allemaal in België.
Om toegang te hebben tot die archieven, moet je financiering hebben. Dat is moeilijk voor een Congolese onderzoeker. En als het toch lukt, zijn er in België mechanismen die het onderzoek nog eens bemoeilijken. Je mag geen foto’s nemen, je moet steeds kopies vragen en dat kost geld. Het gaat ook veel trager, want je moet veel notities nemen. Het maakt het onderzoek allemaal erg duur en moeilijk.
‘Als Belgische geldschieters voor de fondsen zorgen en voorwaarden stellen aan het onderzoek, lijkt het dan niet meer op uitbuiting dan op samenwerking?’
Ook als je de mondelinge geschiedenis wil onderzoeken, kan dat erg duur worden omdat je je moet verplaatsen binnen Congo. Ik heb zelf toegang tot fondsen om dat te doen. Maar als een Congolese historicus dat moet doen, moet hij het vaak met eigen middelen doen. Daar begint de ongelijkheid al. Als men zegt dat de Congolezen hun eigen geschiedenis moeten schrijven: ja, natuurlijk, maar met welke middelen?
Misschien kan België daar een rol in spelen. Als men spreekt over dekoloniseren, over omgaan met het koloniale verleden, dan is een goede manier om dat te doen het historisch onderzoek ter plaatse ondersteunen.
Samenwerkingen moeten ook echt samenwerkingen zijn. Nu is dat vaak niet het geval. Als wij met het geld over de brug komen, en daarom ook voorwaarden stellen, vaak bepaald door onze geldschieters, is het dan nog een echte samenwerking? Of is het dan uitbuiting? We oogsten gegevens uit Congo, we keren terug en publiceren het resultaat in Engelstalige magazines. En we doen zelfs weinig tot geen inspanningen om de kennis te laten terugkeren.
Sabakinu: Vaak werk je als Congolees onderzoeker samen met Belgen die hetzelfde niveau hebben als jij. Maar als Congolees word je automatisch de onderzoeksassistent van de Belg, omdat je de financiële middelen niet hebt. Dit is een realiteit waar je je echt bewust van moet worden. Ze toont de ongelijkheid binnen die ‘samenwerkingen’.
‘Als er excuses zouden komen, mag niet enkel in België beslist worden welke vorm die moeten krijgen.’
Mathys: Er is nog veel werk aan de winkel. Het is dus misschien geen slecht idee om, in het kader van excuses, te tonen dat we het koloniale verleden serieus willen nemen en dat we Congolese onderzoekers mee willen betrekken. Dat we hen mee de agenda laten bepalen en fondsen geven.
Maar dan moeten we er wel voor zorgen dat die financiële steun zonder inhoudelijke voorwaarden komt. Anders zetten we opnieuw die ongelijke machtsverhoudingen verder.
Sabakinu: Op die manier zouden we verdergaan dan de excuses, al zijn die volgens mij wel degelijk een noodzakelijke eerste stap.
Leven met de gevolgen
Hoe belangrijk zijn de mogelijke excuses van België aan Congo voor het leed begaan onder de kolonisatie?
Sabakinu: De nood is er, al wis je daarmee het verleden niet weg. Maar het is een eerste stap om de ongelijkheid, het onrecht en de discriminatie die de Congolezen werd aangedaan, te erkennen. Maar daar mag het niet eindigen.
Zeggen dat deze vraag niet leeft in Congo is misschien een manier om de vraag te ontwijken. Maar als er excuses zouden komen, zullen die ongetwijfeld ook het debat in Congo aanwakkeren. Het is daarom belangrijk dat niet enkel in België wordt beslist welke vorm die excuses moeten krijgen.
‘Het kolonialisme heeft lijden veroorzaakt. Punt aan de lijn.’
Mathys: Er zijn mensen die zeggen dat het een abstract, symbolisch debat is. Nee, het is niet abstract. Er zijn slachtoffers. Kijk naar het voorbeeld van de métis, (de ontvoerde kinderen van Belgische vaders met Congolese moeders, red.), die ontvoerd werden door de Belgische staat. Dat zijn slachtoffers. Ze hebben vorig jaar excuses gekregen. Vorige week dienden ze ook klacht in. Het verleden is nooit helemaal voorbij, en al zeker niet als het nog zo recent is.
In België leeft ook wel de angst dat, net als in dit voorbeeld, excuses niet voldoende zullen zijn.
Mathys: Kijk, je moet leven met de gevolgen. Het is ook omdat het debat zo lang onderdrukt is, omdat men zo lang niets gedaan heeft, dat het nu zo hevig opleeft. Het gaat niet alleen over het verleden of over standbeelden. Het is een symptoom van een dieper onderliggend systeem waarin niet geluisterd wordt naar zwarte mensen. Er zijn genoeg studies die het racisme tegen Afrikaanse Belgen staven. Dat heeft voor een deel wortels in het koloniale verleden. Het kolonialisme heeft lijden veroorzaakt, punt aan de lijn.
Staan we na zestig jaar onafhankelijkheid ver genoeg in dat debat?
Sabakinu: Of het nu vijftig, zestig of vijfenzeventig jaar geleden is: de Congolezen stellen zowel de geschiedenis als het heden in vraag. Ik denk niet dat de vragen in Congo erg verschillen van die van tien jaar geleden. We hopen dat de toekomst beter zal zijn.
Mathys: Ik zal me enkel uitspreken over België. Tien jaar geleden gaf Louis Michel (MR, red.) een interview over Congo waarin hij de kolonisatie verheerlijkte. Dat is vandaag veel moeilijker geworden. Hij zou het nu moeilijk hebben om datzelfde interview nog eens te geven. Ik weet niet of hij van mening is veranderd, maar hij zou er niet meer zo makkelijk mee wegkomen.
Ik denk dat dit verandert dankzij de strijd die vooral door Afrikaanse Belgen is gevoerd. Het debat was er, maar is nu een publiek debat geworden. Men verwerpt steeds meer de idee van de modelkolonie. Want tien jaar geleden was die consensus er al onder historici. Maar dankzij de strijd van activisten wordt dit beeld nu ook in het publieke debat in vraag gesteld.