‘Achter elke taal schuilt een cultuur die we moeten respecteren’

Interview

In gesprek met Surinaams auteur en onderwijsdeskundige Ismene Krishnadath

‘Achter elke taal schuilt een cultuur die we moeten respecteren’

‘Achter elke taal schuilt een cultuur die we moeten respecteren’
‘Achter elke taal schuilt een cultuur die we moeten respecteren’

In Suriname ligt een nieuw onderwijscurriculum klaar voor de drukpers. Vooral het meertalig lessenpakket is indrukwekkend, want in het Zuid-Amerikaanse land worden meer dan 20 talen en dubbel zoveel dialecten gesproken. 'We willen dat de moedertaal van het kind erkend én gewaardeerd wordt.'

© Zoë Deceuninck

De mengelmoes van talen, die een Afrikaanse, Aziatische, Europese of Inheemse afkomst hebben, zie je niet terug in het onderwijs.

© Zoë Deceuninck

In Suriname ligt een nieuw onderwijscurriculum klaar voor de drukpers. 46 jaar na de onafhankelijkheid wordt het lessenpakket ontdaan van alle Nederlandse,  en dus koloniale , invloeden. Vooral het meertalig lessenpakket is indrukwekkend, want in het Zuid-Amerikaanse land worden meer dan 20 talen en dubbel zoveel dialecten gesproken. Een nieuwe manier van lesgeven moet die verschillende ‘taaleilandjes’ nu met elkaar verbinden. ‘Onze benadering van meertalig onderwijs gaat mensen niet verdelen in taalhokjes, maar ze juist bij elkaar brengen.’

We beginnen de avond met een helderblauwe lucht. Op de achtergrond ruisen de bladeren van bomen in de wind. Ismene Krishnadath, Surinaams auteur en onderwijsdeskundige, zit ontspannen voor het computerscherm. Terwijl de zon plaats maakt voor de maan vertelt ze over de hervormingen in het Surinaams onderwijs.

Het gesprek vindt plaats via Zoom, op een warme vrijdagavond in Paramaribo, de hoofdstad van Suriname. De uitbraak van COVID-19 zorgt ook hier voor zware lockdowns en strenge maatregelen. De deuren van de scholen waren het afgelopen jaar meer gesloten dan open. In een poging de leerlingen te bereiken wordt SchoolTV in het leven geroepen. Kinderen volgen op gepaste tijden les op televisie. Maar een groot succes is dat nog niet geworden.

‘School TV is gericht op kinderen die van thuis uit Nederlands spreken’, zegt Krishnadath. ‘Dat zijn met name kinderen uit de middenklasse. Een hoop van die kinderen woont in Paramaribo. Voor hen zijn die lesjes via de televisie ontzettend leuk. Maar kinderen die thuis geen Nederlands spreken, kunnen niet volgen.’

smene Krishnadath, Surinaams auteur en onderwijsdeskundige.

20 talen

In Suriname worden zeker 20 talen en dubbel zoveel dialecten gesproken. De officiële taal is het Nederlands, een erfenis van de voormalig kolonisator Nederland. 61 procent van de leerlingen in het primair en secundair onderwijs in Suriname beschouwt het Nederlands ook als hun thuistaal. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek van de Nederlandse Taalunie in 2012.

De mengelmoes van talen, die een Afrikaanse, Aziatische, Europese of Inheemse afkomst hebben, zie je niet terug in het onderwijs.

Op basis van de door leerlingen genoemde talen ziet de top 14 van meest gesproken thuistalen er als volgt uit: Nederlands, Sranan Tongo, Sarnami, Engels, Surinaams-Javaans, Aukaans, Saramaccaans, Spaans, Portugees, Chinees, Paramaccaans, Arowaks, Aluku en Karaïbs. Het Sranan Tongo, de lingua franca van Suriname, wordt in 37 procent van de Surinaamse huishoudens als tweede taal gesproken (cijfers 2006).

Deze mengelmoes van talen, die een Afrikaanse, Aziatische, Europese of inheemse afkomst hebben, zie je niet terug in het onderwijs. Dat is — net als SchoolTV — volledig afgestemd op kinderen die het Nederlands als moedertaal hebben. Het huidig curriculum van het Gewoon Lager Onderwijs (GLO) dateert nog van 1965, toen Suriname nog een kolonie was van Nederland.

Pas 10 jaar later, in 1975, werd Suriname onafhankelijk. Er werd destijds voor gekozen het Nederlandse onderwijsmodel te kopiëren. Nog eens 10 jaar later worden enkele onderdelen van het onderwijs alsnog vernieuwd, zodat de leerstof beter aansluit op de leefwereld van het Surinaamse kind. Sindsdien wordt er bijna non-stop gesleuteld aan het curriculum, dat anno 2021 nog steeds (te) veel Nederlandse invloeden heeft.

Nieuw curriculum

Sinds 2018 staat een Belgisch team, bestaande uit deskundigen van de Vrije Universiteit Brussel (VUB), aan het hoofd van het hervormingsproject voor het curriculum van de lagere school in Suriname. De keuze voor de Belgen kwam van de Inter American Development Bank, die het project financiert.

Het project kost 20 miljoen Amerikaanse dollar. 3,8 miljoen dollar gaat naar de VUB. Het nieuwe curriculum voor het 7de en 8ste leerjaar — het 5de en de 6de leerjaar in België — ligt momenteel in concept klaar voor de drukpers.

In het nieuwe curriculum is Meertaligheid een nieuw domein binnen het vak Taal. Dit domein hielp Krishnadath mee ontwikkelen toen ze twee jaar geleden als vakspecialist voor de Belgen werkte. ‘Het idee om meertaligheid als domein in te voeren bij taal kwam niet van de Belgen, dat bestond al in Suriname’, zegt Krishnadath, die momenteel leiding geeft aan het enige curriculum dat de VUB niet onder haar hoede heeft: het vak Lezen. Dit wordt in Suriname als apart vak beschouwd, los van het vak Taal.

‘In plaats van de talen aan te leren, leren kinderen hier over deze talen. Het is een zeer unieke benadering, die ik nog nergens anders ben tegengekomen.’

‘In het domein Meertaligheid, onderdeel van het vak Taal, werken we in totaal met 9 talen die in Suriname gesproken worden. In plaats van de talen aan te leren, leren kinderen hier over deze talen. Het is een zeer unieke benadering, die ik nog nergens anders ben tegengekomen’, zegt Krishnadath.

Hoe ziet die benadering er in de praktijk uit?

Ismene Krishnadath: De leerkracht maakt aan het begin van elk schooljaar een taalplattegrond van de klas, een taalkaart als het ware. Hij of zij kijkt welke leerlingen welke talen spreken, en met die talen wordt er dat schooljaar gewerkt. Dus als je voor een klas staat met alleen maar kinderen die of Aukaans of Sarnami spreken, werk je alleen met die twee talen. De leerkracht krijgt een handboek, waarin je per taal kan opzoeken wat de antwoorden zijn en wat de kinderen allemaal moeten zeggen.

© Zoë Deceuninck

Een les in de Theodoor Wenzelschool in Paramaribo in 2018. Vandaag zijn mondmaskers in de klas verplicht.

© Zoë Deceuninck

In het Javaans beginnen veel woorden bijvoorbeeld met ‘ng-’, dat heb je in het Nederlands niet. Daar wordt dan een lesje aan besteed, de leerlingen krijgen dan een heleboel Javaanse woorden en dan mogen ze die klank uitspreken, ernaar luisteren op een audiotape en nazeggen. Zo heb je meer van die lesjes, in verschillende talen en onderdelen: in Sranan odo’s (Surinaamse spreekwoorden, red.), in liedjes, het volkslied, het lidwoordensysteem, etc.

De hoop is dan natuurlijk dat kinderen begrijpen waarom ze zoveel verschillende talen horen op straat, en de reden daarachter kunnen plaatsen. Bovendien hoop ik ook dat het de leerkrachten wat minder spastisch maakt ten aanzien van het Nederlands.

Hoe bedoelt u?

Ismene Krishnadath: Nederlands heeft een verschrikkelijk moeilijk lidwoordensysteem. Als iemand ‘het school’ in plaats van ‘de school’ zegt, vinden leerkrachten dat vreselijk. Maar het lidwoord heeft totaal geen functie in het begrijpen van de boodschap. Iedereen weet dat je het over de school hebt, dat is de essentie.

Sranan Tongo kent maar één lidwoord – ‘a’ – dat voor alles wordt gebruikt. Daar wordt dan ook een lesje aan besteed, met oefeningen en audiotapes. De bedoeling is dat leerlingen begrijpen dat wanneer iemand een fout lidwoord gebruikt, dat komt omdat er in andere talen ook andere lidwoordsystemen bestaan. Dat het lidwoordsysteem van het Nederlands niet alles zaligmakend is.

‘De bedoeling is dat leerlingen begrijpen dat wanneer iemand een fout lidwoord gebruikt, dat komt omdat er in andere talen ook andere lidwoordsystemen bestaan.’

Dat zal niet iedereen graag horen.

Ismene Krishnadath: Invoering van meertalig onderwijs is een heel psychologische stap. Het is erkenning van de meertalige samenleving en van de verschillende identiteiten van kinderen. Op dit moment stralen veel leerkrachten een houding uit alsof de moedertaal van het kind minder waard is dan de schooltaal. En dat speelt natuurlijk door naar het kind, dat zich minder gewaardeerd, minder veilig voelt in de klas.

Eén van de bedoelingen van ons meertalig onderwijs is om die denkwijze te veranderen, zodat de moedertaal van het kind erkend én gewaardeerd wordt. Nederlands is en blijft natuurlijk wel de voertaal in het onderwijs. Wanneer de leerlingen bezig zijn met andere domeinen, zoals spelling of grammatica, worden de lessen gewoon in het Nederlands gegeven.

Het probleem van kinderen waarvoor Nederlands een vreemde taal is, is met het nieuwe curriculum dus nog niet opgelost.

Ismene Krishnadath: Dat klopt. Kinderen die thuis geen Nederlands spreken moeten al heel jong begeleiding krijgen in het onderwijssysteem. Voor leerlingen die later in het Nederlandstalig onderwijs stappen, moeten aparte lesprogramma’s gemaakt worden. Je kan die kinderen niet naar school laten komen en dan begin je een vreemde taal tegen ze te praten.

Gebeurt dat nu wel?

Ismene Krishnadath: De situatie is heel zorgwekkend. Nu hebben wij een standaard curriculum dat elke school in Suriname gebruikt. We hebben ook maar één kleutermethode voor alle scholen, ongeacht wie de kinderen zijn of welke taal ze thuis spreken. Maar we zijn een meertalige samenleving en daarbinnen heeft elke taal zijn plaats, ook het Nederlands. We moeten af van het idee dat elke school op elke plek hetzelfde is en dus hetzelfde onderwijs moet krijgen.

‘We moeten af van het idee dat elke school op elke plek hetzelfde is en dus hetzelfde onderwijs moet krijgen.’

Hoe belangrijk is Nederlands voor de ontwikkeling van een Surinaams kind? Als je geen Nederlands spreekt in Suriname, kom je dan nog ergens?

Ismene Krishnadath: Zeker, kijk maar naar onze vicepresident. Die spreekt echt geen perfect Nederlands, maar hij heeft het behoorlijk ver geschopt (vicepresident Ronnie Brunswijk spreekt van huis uit Aukaans, red.).

© Zoë Deceuninck

Een les in de Theodoor Wenzelschool in Paramaribo in 2018. Vandaag zijn mondmaskers in de klas verplicht.

© Zoë Deceuninck

Een werkbare beheersing van het Nederlands is genoeg om goed te functioneren in een meertalige maatschappij. Surinaamse bouwvakkers bijvoorbeeld, die praten vaak geen of weinig Nederlands, maar ze redden zich uitstekend. Dat is niet het geval als je bouwkundig ingenieur wil worden natuurlijk. Maar het doel van het onderwijs is ook niet om alle kinderen te maken tot doctorandus in het Nederlands.

Zorgen aparte lesprogramma’s niet juist voor meer verdeeldheid binnen een samenleving?

Ismene Krishnadath: Achter elke taal zit een cultuur die gerespecteerd moet worden. Als onderdeel van een samenleving kunnen we daar kennis van nemen en trots op zijn. De meeste landen hebben, net als in Suriname, een dominante taal en men klampt zich vast aan die positie ervan. Leerlingen die de taal niet spreken, moeten zo snel mogelijk over die ‘hindernis’ geholpen worden. Andere talen, die afwijken van de dominante taal, worden gezien als minderwaardige groepjes binnen die samenleving.

‘Het nieuw curriculum leert kinderen welke taal welke plaats heeft in de maatschappij.’

Onze benadering van meertalig onderwijs gaat mensen niet verdelen in taalhokjes, maar ze juist bij elkaar brengen en over die muren — die talen vaak zijn — laten stappen. Het nieuw curriculum leert kinderen welke taal welke plaats heeft in de maatschappij.

De moedertaal is bijvoorbeeld heel nauw verbonden met de cultuur en met het gevoelsleven, en dus moet je kinderen de kans geven die taal op zo een manier te beleven. Nederlands is erg belangrijk voor de administratie, voorlichting, de media, hogere studies, etc. Elke taal heeft een andere plaats en moet je dus op een andere manier tegemoet komen.

Miljarden dollars

Inmiddels is het donker geworden in Paramaribo. Alleen het computerscherm schijnt nog licht op Krishnadath haar gezicht. De vogels zijn gaan slapen en de palmbomen in de zwarte avondlucht verdwenen. Maar voor Krishnadath schijnt er nog steeds licht aan de horizon.

‘Ik ben hoopvol gestemd. We zijn nog niet zover dat we aparte lespakketten ontwikkelen voor kinderen die Nederlands als vreemde taal hebben, maar we willen wel dat de verschillende talen van Suriname gewaardeerd worden naar de waarde die ze hebben. Beleidsmatig is dat al een hele stap voorwaarts.’

‘Straks ontvangt Suriname ook miljarden Amerikaanse dollars dankzij de vondst van grote oliebronnen voor de kust. Ik stel voor dat we 50 procent van die inkomsten reserveren voor investeringen in het onderwijs. Het is altijd bewezen dat ontwikkelde mensen een land welvarend houden en zich gelukkiger voelen wanneer ze een bepaald ontwikkelingsniveau bereiken.’