‘Als je wilt dat mensen integreren, zijn taaltoetsen geen doeltreffend middel’

Interview

Professor Bart Deygers (UGent) over de zin en onzin van verplichte taaltesten

‘Als je wilt dat mensen integreren, zijn taaltoetsen geen doeltreffend middel’

‘Als je wilt dat mensen integreren, zijn taaltoetsen geen doeltreffend middel’
‘Als je wilt dat mensen integreren, zijn taaltoetsen geen doeltreffend middel’

Chinese doctoraatsstudenten, Turkse huismoeders of Poolse psychologen: de groep migranten die Nederlands leert in Vlaanderen is bijzonder divers. De Vlaamse regering wil één meetlat hanteren om het taalniveau van zo’n uiteenlopende groep te meten, maar dat roept bij het onderwijsveld vragen op.

© Michiel Devijver

Professor Bart Deygers: ‘Het is jammer dat je mensen bestraft voor het Nederlands dat ze hanteren.’

© Michiel Devijver

Chinese doctoraatsstudenten, Turkse huismoeders of Poolse psychologen: de groep migranten die Nederlands leert in Vlaanderen is bijzonder divers. De Vlaamse regering wil één meetlat hanteren om het taalniveau van zo’n uiteenlopende groep te meten, maar dat roept bij het onderwijsveld vragen en verontwaardiging op. MO* sprak hierover met Bart Deygers, professor tweedetaaldidactiek aan de UGent.

Sinds 1 september moeten nieuwkomers die Nederlands leren een verplichte taaltest afleggen. De test is een onderdeel van het nieuwe inburgeringstraject van de Vlaamse regering. Hij moet voor alle inburgeraars, laag- en hooggeletterd, bepalen of hun Nederlands voldoet aan het Europese taalniveau A2, zowel voor mondelinge als voor schriftelijke vaardigheden.

Nu de taaltest nog in een pilootfase zit, hangen er nog geen consequenties aan vast. Maar dat blijft niet zo. Inburgeraars die niet slagen, behalen geen inburgeringscertificaat en komen niet in aanmerking voor een sociale huurwoning.

De Vlaamse onderwijsraad Vlor verwierp het voorstel verschillende keren. Ze vond dat de standaardtest ‘de klok in veel onderwijscentra jaren terugdraait’. Ze omschreef de standaardtesten ook als een kwalitatieve stap terug en een bedreiging voor de autonomie van de leraar.

‘Lange tijd was er heel weinig aandacht voor NT2-onderwijs.’

Vorig jaar stapte Ligo, de koepel van centra voor basiseducatie, zelfs naar het Grondwettelijk Hof tegen de taaltesten en het verplichte inschrijvingsgeld. Ook 10 centra voor volwassenenonderwijs (CVO) begonnen een procedure tegen de test. Zij vonden dat de verplichte taaltoets de vrijheid van onderwijs schond.

Het Grondwettelijk Hof volgde de onderwijscentra daar niet in. Het stelde afgelopen zomer wel dat het discriminerend was dat verplichte inburgeraars, in tegenstelling tot de vrijwillige, geen vrijstelling of vermindering van het ingevoerde inschrijvingsgeld van 180 euro zouden krijgen. Ook voor de verplichte lessen maatschappelijke oriëntatie betalen inburgeraars vanaf 1 september maximaal 180 euro. In Brussel blijft het inburgeringstraject gratis.

Weinig aandacht

© Bart Deygers

© Bart Deygers

In 2022 schreven meer dan 100.000 mensen zich in voor een opleiding Nederlands als tweede taal in Vlaanderen en Brussel. Meer dan 8 op de 10 cursisten werden doorverwezen naar de CVO’s of de universitaire talencentra (UTC). De centra voor basiseducatie (Ligo) ontvingen 16,7% van de personen met een NT2-inschrijving. De meeste anderstaligen (48.453) schreven zich vorig jaar in voor de instapcursus A1.

Van de meerderjarige inburgeraars die zich in 2020 een eerste keer hebben aangemeld, had bijna 60% (5073) in mei dit jaar een inburgeringsattest ontvangen, en dus het A2-niveau behaald. Ruim 4 op de 10 van die inburgeraars waren nog bezig met het traject, vooral met de taalopleiding. Meer dan 3000 inburgeraars waren op dat moment nog niet geslaagd voor het vereiste taalniveau.

‘De manier waarop de taaltesten worden ingevoerd, roept vragen op.’

‘Lange tijd was er heel weinig aandacht voor NT2-onderwijs (Nederlands als tweede taal)’, zegt Bart Deygers, professor tweedetaaldidactiek aan de UGent. ‘Je merkt dat bij de ontwikkeling van de door de Vlaamse regering opgelegde taaltoetsen. Voor het reguliere Vlaamse onderwijs is dat een groot project met een stevig budget, waar jaren de tijd voor werd genomen. Voor NT2 verliep dat helemaal anders. Daar zijn het budget, de timing en de wetenschappelijke sturing veel beperkter.’

Toch begrijpt Deygers de motivatie van de Vlaamse regering om in de huidige context centrale taaltoetsen in te voeren. ‘Uit een onderzoek van 2018 blijkt dat de meeste Europese landen taaltoetsen hanteren in hun inburgeringsbeleid. Als je die trend kadert in hoe vandaag naar migratie gekeken wordt, begrijp ik de politieke keuze.’

‘Maar de manier waarop de testen worden ingevoerd, roept vragen op. Vlaanderen volgt het beleid van de ons omringende landen: op enkele dwergstaten na is Ierland het enige land binnen de Raad van Europa zonder bindende taalvoorwaarden in het inburgeringsbeleid.’

Hoe kijkt u naar de ontwikkeling van de taaltoetsen?

Bart Deygers: Ik ben daar niet rechtstreeks bij betrokken, maar ik vang natuurlijk wel dingen op. Bij de eerste oproep in 2020 om zo’n centrale toets te ontwikkelen, voorzag het kabinet van minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) in een jaar ontwikkelingstijd en een onduidelijk budgettair kader.

Met een groep van organisaties die aan die oproep gehoor konden geven, hebben we toen een brief geschreven aan het kabinet met argumenten waarom we daar collectief niet op zouden ingaan. Los van de ethische bezwaren van sommige leden vonden we het niet mogelijk om een betrouwbare en kwalitatieve toets af te leveren binnen de bepaalde parameters.

Wat zouden dan wel realistische voorwaarden zijn geweest?

Bart Deygers: Wat het kabinet vraagt, is op zich niet zo moeilijk. Het is perfect mogelijk een goede toets op A2-niveau en B1-niveau te maken. Dat vraagt alleen meer tijd. De test heeft nu niet de gebruikelijke ontwikkelings- en valideringscyclus doorlopen. Je moet toetsitems ontwikkelen, proefdraaien, valideren.

Je moet ook nagaan of de toets even goed werkt bij de enorm gevarieerde doelgroep. Een hoger opgeleide IT’er uit Indië kan het veel beter doen op een toets dan iemand uit Bangladesh die weinig scholing heeft genoten. Omdat die IT’er meer ervaring heeft met het systeem van examens, ook al is de taalvaardigheid van beide personen vergelijkbaar. Dat soort bias moet je kunnen uitsluiten.

Dat de drie grote NT2-aanbieders (CVO, Ligo en UTC) inspraak hadden in de ontwikkeling is ook heel belangrijk. Daar heeft het kabinet oren naar gehad, al had ik gehoopt dat de hele ontwikkelcyclus wetenschappelijk ondersteund zou zijn. Ik denk nog steeds dat we maximaal moeten streven naar een scenario waarin iedereen met een vergelijkbare taalvaardigheid een gelijke kans heeft om te slagen. Dat lijkt nu niet het geval.

Welk niveau van taalbeheersing?

Het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (ERK) moet het taalbeheersingsniveau van mensen die een vreemde taal leren in Europa op een uniforme manier beschrijven en vergelijken. Het was in 2001 een initiatief van de Raad van Europa.

Het ERK peilt naar 5 vaardigheden (lezen, luisteren, schrijven, spreken, gesprekken voeren) en onderscheidt zes taalniveaus (A1, A2, B1, B2, C1 en C2).

Wie een taal op A2-niveau beheerst, zou moeten kunnen ‘communiceren in simpele en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties vereisen’.

Met C1-niveau zou je ‘flexibel en effectief met taal moeten kunnen omgaan voor sociale, academische en beroepsmatige doeleinden’.

Hoe weet u dat zo zeker?

Bart Deygers: Op dit moment is er een soort schijnequivalentie tussen mensen die hetzelfde (A2-)niveau halen aan een ander onderwijscentrum. Het behaalde niveau van de cursisten aan de drie centra verschilt enorm als je bijvoorbeeld kijkt naar grammatica of woordenschat.

De opleidingsniveaus hebben dus dezelfde naam, maar leiden niet tot hetzelfde taalniveau. Voor laag- of andersgeletterde inburgeraars geldt wel een uitzondering op het te behalen niveau. De basistaalvaardigheid (A2-niveau) die van hen wordt verwacht, heeft alleen betrekking op mondelinge vaardigheden.

‘Het is jammer dat je mensen bestraft voor het Nederlands dat ze hanteren.’

Recent onderzoek van Marieke Vanbuel (UGent en KUL) toont aan dat NT2-cursisten in de verschillende trajecten het Nederlands op een verschillend niveau beheersen. Maar ook, en dat is heel belangrijk: cursisten gaan in alle trajecten proportioneel even sterk vooruit. Alleen de startpositie verschilt.

De omschrijving van de Europese taalniveaus (ERK, zie kader hierboven, red.) is erg vaag en je kunt ze zeer breed interpreteren. Ze zijn dan ook niet bedoeld als basis voor de ontwikkeling van deze toetsen. Je kunt op basis van de brede omschrijving van het A2-niveau dus stellen dat de verschillende aanbieders mensen opleiden naar een A2-niveau. Maar de invulling van dat niveau verschilt.

Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Maar als je die variatie in profielen niet meeneemt in de test, ga je extreme verschillen zien in de slaagcijfers. Fundamentele verschillen in het NT2-onderwijs kunnen dus grote gevolgen hebben voor individuele cursisten.

Bij Ligo zitten vaak kwetsbare migranten die soms hun plaats nog moeten vinden in een nieuwe maatschappij. Ze zijn kortgeschoold (minder dan 7 jaar, red.) of hebben geen kennis van het Latijnse schrift. Ook hebben ze vaak moeite met lezen. Hun startpositie in het NT2-onderwijs is dus niet evident, maar ze boeken wel vooruitgang in dat onderwijs.

Door dat profiel hebben mensen weleens de neiging om cursisten van Ligo te zien als dutsen, maar zij dragen bij aan de maatschappij. Ze vervullen een maatschappelijke rol en hebben essentiële jobs. Het is jammer om die mensen weg te zetten als een minder effectief deel van de samenleving en ze te bestraffen of te culpabiliseren voor het Nederlands dat ze hanteren. Nederlands dat in de praktijk dus best kan voldoen aan de A2-omschrijving.

© Michiel Devijver

Bart Deygers: ‘Integratie zien als tweerichtingsverkeer is sowieso een idee dat hout snijdt.’

© Michiel Devijver

Grondig ontwikkeld meetinstrument

Wie meer scholing achter de rug heeft, wordt doorverwezen naar een CVO. Daar bieden ze trajecten in drie verschillende tempo’s aan. UTC’s zijn opgericht om mensen voor te bereiden op hoger onderwijs en een taal snel op een academische manier aan te leren. Er wordt veel aandacht besteed aan grammatica en er wordt verwacht dat de cursisten aan zelfstudie doen.

‘Historisch gezien zijn dat trajecten met heel andere doelen en pedagogische visies’, verduidelijkt Deygers. ‘Ligo werkt naast tweedetaalverwerving ook aan maatschappelijke zelfredzaamheid. Aan UTC’s gaat er bijna uitsluitend aandacht naar taalvaardigheid en beheersing van het taalsysteem in een hoog tempo.’

Dus uiteindelijk zijn de zwakkere cursisten het slachtoffer van die nieuwe taaltoets?

Bart Deygers: Als je taalvaardigheid echt wilt meten, moet je dat doen met een grondig ontwikkeld meetinstrument. Want als dat minder nauwkeurig werkt, draagt de inburgeraar daar op individueel niveau de gevolgen van.

Aan mensen die niet gaan stemmen en geen deel uitmaken van het kiespubliek heb je als beleidsmaker geen verantwoording af te leggen. De inburgeraars kunnen je in het stemhokje niet ter verantwoording roepen.

‘Ik verzet mij tegen het discours dat inburgeraars geen Nederlands zouden willen leren.’

Als het doel is om onderwijskwaliteit te meten, moet je op gestelde tijdstippen met een grondig uitgewerkte test waar niet veel van afhangt aan de slag. Dat is niet wat nu zal gebeuren. Er bestaan wel goede voorbeelden, zoals de PISA-onderzoeken in het secundair onderwijs.

Ik blijf hopen dat de ontwikkeling van de toets gebeurt op een verantwoorde manier, waarbij de impact op de kwetsbare profielen wordt geminimaliseerd, maar ik maak me er zorgen om.

Bent u tegen elke vorm van centrale taaltoetsen, ook als die in ideale omstandigheden zijn ontwikkeld?

Bart Deygers: Als integratie het doel is, zijn taaltoetsen geen noodzakelijk of effectief instrument. Er is geen enkel bewijs voor dat taaltoetsen leiden tot meer maatschappelijke integratie. Taalcursussen zelf leiden wel tot meer integratie.

Een taaltoets op het einde van een onderwijstraject kan nuttig zijn om de onderwijskwaliteit na te gaan. Tenminste als het instrument eerlijk is en de eisen haalbaar zijn. Maar de toetsen zijn niet meer dan een thermometer. Ze lossen niets op.

Vlaanderen biedt zwak gealfabetiseerde migranten ongeveer 240 uur onderwijstijd aan om tot het A2-niveau te komen. Voor ongeletterde mensen is dat meer dan 1000 uur. Afhankelijk van hun profiel hebben sommige nieuwkomers minstens vier keer zoveel tijd nodig.

Dat is niet raar. Alfabetische geletterdheid verwerven vergt tijd. Nog los van de menselijke argumenten levert een investering in alfabetisering op termijn winst op. Het leidt tot minder intergenerationele ongeletterdheid en minder intergenerationele armoede.

Ik verzet mij tegen het discours dat inburgeraars geen Nederlands zouden willen leren. Of dat mensen uit blijk van onwil na hun traject onvoldoende kunnen lezen en schrijven. Daar is geen bewijs voor.

© Michiel Devijver

© Michiel Devijver

In dat geval is het als politicus makkelijk om te zeggen dat je het belangrijk vindt dat migranten Nederlands leren zodat ze goed integreren.

Bart Deygers: Bestaat er dan bewijs dat migranten dat zelf niet willen? Sommige beleidsmakers ijveren voor selectieve migratie ‘op zijn Australisch’, met een sterke nadruk op hoger opgeleide profielen die snel integreren op de arbeidsmarkt.

Vanuit een louter economisch perspectief is het natuurlijk verleidelijk om hoogopgeleide migranten te ontvangen die je meteen kunt inzetten op de arbeidsmarkt. Maar zelfs als je selectieve migratie van bepaalde profielen zou willen, dan nog is dat in een Europese context niet mogelijk. We hebben een heel andere geografische, politieke en juridische realiteit.

Dan lijkt de vraag te zijn hoeveel je wilt investeren in nieuwkomers?

Bart Deygers: Uit onderzoek naar de kosten van migratie blijkt telkens dat immigratie geen verliespost is. In veel landen is migratie een economische noodzaak.

Ik heb onderzoek gedaan in Australië. Daar worden migratiequota bepaald op basis van het return on investment-principe. Een economische overheidsdienst (Treasury) bepaalt de quota op voorhand, niet het ministerie van Binnenlandse Zaken of het immigratiedepartement.

‘Integratie zien als tweerichtingsverkeer is sowieso een idee dat hout snijdt.’

De dienst berekent hoeveel ze in welke mensen moet investeren zodat ze na een bepaalde tijd economisch opleveren. De Australische overheid wil dan ook maximaal mensen aantrekken die minimale investeringen vragen.

Dat gaat heel ver. Er zijn bedrijven die proactief in vluchtelingenkampen in Afrika en het Midden-Oosten op zoek gaan naar aantrekkelijke profielen. Dat is een hele markt, en een best cynische competitie.

Hoe kijkt u naar het verplichte participatietraject (een van de 4 onderdelen van het nieuwe inburgeringstraject), waarbij inburgeraars minimaal 40 uur besteden aan een buddyproject of een stage?

Bart Deygers: Het idee dat je als maatschappij ook een verantwoordelijkheid hebt tegenover mensen die naar hier komen houdt steek. Uiteindelijk hebben we die mensen wel toegelaten om hier te blijven.

Het is een mooi idee om integratie voor te stellen als een dialoog die van beide kanten komt. Of dat in 40 uur lukt, weet ik niet, maar integratie zien als tweerichtingsverkeer is sowieso een idee dat hout snijdt.

Dit artikel kwam tot stand dankzij de Vlaams-Nederlandse journalistenbeurs van De Buren.

In een eerdere versie van dit artikel stond foutief vermeld dat laag- en andersgeletterden voor de verplichte NT2-test het taalniveau A2 enkel moeten behalen voor mondelinge vaardigheden. Maar zowel cursisten in een centrum voor volwassenenonderwijs als die in een centrum voor basiseducatie moeten slagen voor elk onderdeel (lezen, schrijven, spreken, luisteren). Meer info over de NT2-test vindt u op deze webpagina van de Vlaamse overheid.