Andre Kiekens: ‘Oog in oog met onrecht is neutraliteit onaanvaardbaar’

Interview

Sociale strijd heeft zin, ook al blijft succes uit, zegt afscheidnemend WSM-directeur

Andre Kiekens: ‘Oog in oog met onrecht is neutraliteit onaanvaardbaar’

Andre Kiekens: ‘Oog in oog met onrecht is neutraliteit onaanvaardbaar’
Andre Kiekens: ‘Oog in oog met onrecht is neutraliteit onaanvaardbaar’

Andre Kiekens neemt afscheid als directeur van WSM en blikt terug op een leven vol engagement voor rechten en tegen onrecht, in eigen samenleving en wereldwijd. ‘Een mens kan keuzes maken. Net die mogelijkheid geeft je de verantwoordelijkheid om ook echt te kiezen.’

© Stijn Coene

‘Het was een voorrecht’, onderlijnt Andre Kiekens, ‘om op te groeien in de jaren ’70, toen het geloof in sociale verandering sterk aanwezig was.’

© Stijn Coene

Andre Kiekens kijkt terug op een leven vol engagement voor rechten en tegen onrecht, in eigen samenleving en wereldwijd. ‘Een mens kan keuzes maken, en net die mogelijkheid geeft je de verantwoordelijkheid om ook echt te kiezen’, zegt de afscheidnemend directeur van WSM. Wat ongeduld is daarbij niet ongepast.

Hij is nooit een tv-gezicht geworden en op sociale media is hij afwezig. Maar Andre Kiekens is wél een monument in kringen van arbeiders-, solidariteits- en armoedebewegingen.

Kiekens begon als gewetensbezwaarde bij het Brusselse Télé Service, ontwikkelde zijn gedrevenheid als leerkracht, is groot geworden als campagneverantwoordelijke en later directeur van Welzijnszorg. De voorbije twee decennia was hij als algemeen secretaris de rots in de branding van WSM, tot voor kort Wereldsolidariteit. ‘Een samenleving die solidariteit niet vertaalt in structuren en instellingen, is een catastrofe voor wie kwetsbaar is.’

Onder de pruimenboom

We ontmoeten elkaar in de Langevelde Molen in Merchtem. De rand rond Brussel is Andre Kiekens’ heimat en vertrouwde habitat. Vanuit de lederen fauteuils en tegenover de grote achterramen straalt de plek rust en landelijkheid uit, maar die is in Vlaanderen altijd meer schijn dan werkelijkheid. En hier zeker.

Als Andre me op het einde van de dag naar het station van Vilvoorde brengt, wijst hij voortdurend op de ondraaglijke lelijkheid van de regio. Op het gebrek aan smaak, op de afwezigheid van doordachte planning, op de negatieve impact op woon- en leefkwaliteit. Toch is hij trouw aan deze streek, net als aan de hoofdstad aan de andere kant van de Grote Ring, en aan zijn idealen die vorm kregen in de wisselwerking tussen stad en rand, tussen opvoeding en verontwaardiging, tussen lokaal en internationaal.

‘Een samenleving die solidariteit niet vertaalt in structuren en instellingen, is een catastrofe voor wie kwetsbaar is.’

‘Het was achter in de tuin van ons huis in Ukkel. Onder de pruimenboom.’ Andre Kiekens weet nog heel goed waar en wanneer hij besefte welke kant hij uit wou met zijn leven.

Hij was de vijfde in een middenklassegezin met zeven kinderen, waar vader een drukke baan had en moeder altijd tijd leek te hebben voor haar kroost. Het gebeurde niet vaak dat de Kiekens met negen aan de tafel zaten: er was altijd wel iemand onderweg voor de jeugdbeweging, studies of een andere dringende bezigheid. Maar de familie hield zich wel aan christelijke waarden en ethische normen. Onuitgesproken vaak, maar daarom niet minder met respect.

Aan het eind van zijn humaniora boog de jonge Andre zich over zijn leven en zijn toekomst. Onder de pruimenboom. ‘Daar besefte ik dat ik een zonnekind was: kunnen studeren, nooit geplaagd door geldzorgen, optimistisch aangelegd en met een stevig basisvertrouwen in het leven. En dus, dacht ik: als ik daarmee niets doe voor wie het moeilijker heeft, wie dan wel?’ Over het algemeen rolde de ene keuze in zijn leven voort uit de andere, maar toen en daar besliste hij: ‘Ik wil van mijn leven iets maken dat een steentje verlegt.’

Wees geen omstander

Het is een beetje het refrein in een lang gesprek: een mens kan keuzes maken, en net die mogelijkheid geeft je de verantwoordelijkheid om ook echt te kiezen. ‘Het was een voorrecht,’ onderlijnt Andre Kiekens, ‘om op te groeien in de jaren ’70, toen het geloof in sociale verandering sterk aanwezig was. Ik had niet de naïeve overtuiging dat ik persoonlijk de wereld zou veranderen, maar ik wou wel deel uitmaken van de groep die aan een oplossing voor het sociale onrecht zou werken. Wie geconfronteerd wordt met onrecht en daar neutraal tegenover staat, maakt deel uit van het probleem.’

Daarom is hij, een half mensenleven later, nog altijd blij dat hij als jongere duidelijk gekozen heeft. Want: ‘Je bent maar authentiek als je aan de juiste kant van de geschiedenis hebt gestreden.’

‘Wie geconfronteerd wordt met onrecht en daar neutraal tegenover staat, maakt deel uit van het probleem.’

Wees geen omstander, zo zou je de fundamentele levensfilosofie van Andre Kiekens kunnen samenvatten. Maar hoe kwam hij, als kind van een voorstedelijk middenklassegezin, ertoe zich te engageren in de grootstedelijke armoede- en uitsluitingsproblematiek? Dat was geen zaak van een bliksem die hem van het paard gooide, maar, zoals zo vaak, een mix van toeval, spontane gevoeligheid, een paar leerkrachten en vakantiewerk.

Hij herinnert zich nog hoe hij geraakt werd door het verhaal van Domitila Barrios, een mijnwerkersvrouw uit de omgeving van de beruchte tinmijn Siglo XX in Bolivia, zoals het opgeschreven werd door Moema Viezzer in Mag ik zo vrij zijn … Ook het onrecht van de kolonisatie, zoals beschreven in de Max Havelaar van Multatuli, trof hem, net als de film The Mission, over het wangedrag van de jezuïeten in de koloniale competitie voor Zuid-Amerika in de 18de eeuw. Maar wat hem uiteindelijk vormde, was de confrontatie met armoede, uitzichtloosheid en kwetsbaarheid in het Brussel van de jaren ’80.

Als scholier begon hij met vrijwilligerswerk bij Télé Service. ‘Een muur schilderen of de ramen poetsen, want wat kan je zo’n vrijwilliger voor een paar dagen anders laten doen?’ Daarna koos hij net voor die organisatie om er zijn burgerdienst te doen.

Daar stond hij letterlijk oog in oog met de wanhoop die geproduceerd wordt door armoede en uitsluiting. Vietnamese bootvluchtelingen die toekwamen. Kinderen die geplaatst werden. Zelfmoordcrises. Thuisloosheid. Mensen die misbruikt waren. Generatie-armoede. Het waren mokerslagen, maar de jonge Kiekens had voldoende basisvertrouwen om ze te incasseren en te vertalen in een nog duidelijkere en vooral een meer politieke visie.

Rechten, geen liefdadigheid

De eerste campagne die hij voor Welzijnszorg opzette, had niet toevallig als slogan Geen kruimels maar rechten. Van dat lemma is Andre Kiekens doorheen de jaren steeds meer overtuigd geraakt. We mogen de kansen van mensen niet laten afhangen van toeval of geluk, maar ook niet van individuele solidariteit of bereidheid om te delen. ‘Een samenleving die solidariteit niet vertaalt in structuren en instellingen, is een catastrofe voor wie kwetsbaar is’, zegt hij.

Daarom gelooft hij ook zo vurig in het belang van mutualiteiten in Afrika of van syndicale initiatieven, zoals de beweging voor huispersoneel in India. Rechten staan centraal, maar die kan je pas realiseren als sociale bewegingen krachtig genoeg zijn om ze af te dwingen.

De recente naamsverandering van Wereldsolidariteit in WSM – We Social Movements – drukt die overtuiging ook uit. ‘Die sociale bewegingen moeten voldoende macht opbouwen om zowel de overheid als de economische spelers bij de les te houden. Dat wil zeggen: ze moeten er op toezien dat de welvaart die gecreëerd wordt, ook herverdeeld wordt zodat mensen zich kunnen ontplooien en ontwikkelen.’

‘Sociale bewegingen moeten voldoende macht opbouwen om zowel de overheid als de economische spelers bij de les te houden.’

De kracht van het middenveld ligt in de macht die het opbouwt. Maar hoe gaat Andre Kiekens zelf met macht om? Hij was tenslotte bijna twee decennia algemeen secretaris van WSM en daarvoor vijftien jaar leidinggevende, als campagneverantwoordelijke en als directeur, bij Welzijnszorg.

Dat hangt er vanaf, antwoordt hij. ‘In de eigen organisatie probeer ik altijd iedereen mee te nemen in het ontwikkelen van een visie en het uitwerken van acties. Dan is luisteren van groot belang. Maar als ik met die visie of projecten naar de buitenwereld stap, dan doe ik dat heel assertief, met de inzet van alle middelen, onder andere de “macht” die schuilt in het feit dat de christelijke arbeidersbeweging erachter staat.’

Strategisch geduld, ma non troppo

Andre Kiekens noemt het ‘macht in de goede betekenis van het woord’. Die assertiviteit werd niet altijd door iedereen aan de andere kant van de tafel – overheid, administratie of andere ngo’s – gewaardeerd.

Veeleisend. Dat is een woord dat wel eens valt als je over Andre praat met mensen die hem van ver of dichtbij gekend hebben. ‘Ik heb geen geduld met mensen die hun werk verwaarlozen of hun verantwoordelijkheid niet opnemen’, geeft hij toe. Het belang van sociale rechtvaardigheid is zo groot, dat de lat best hoog mag. Tegelijk beseft hij dat maatschappelijke verandering tijd nodig heeft. Op dat vlak heeft hij dan weer wel geduld, op een manier die Vincent Kompany verwoordde als: ‘Trust the process.’

Dat vertrouwen en geduld zijn echter niet onvoorwaardelijk. Ja, de strijd tegen onrecht is van lange duur en moet volgehouden worden, maar net daarom is het nodig om met enige regelmaat stil te staan bij de vraag waarmee je bezig bent. Bewegingen die dat niet doen, verliezen hun eigenlijke opdracht uit het oog. Andre Kiekens heeft het al te veel gezien: organisaties die ‘zo ziekelijk verzakelijken’ dat ze meer met procedures en controles bezig zijn dan met sociale verandering.

‘Gelukkig zie je de jongste tijd toch weer wat meer aandacht voor eigen visie en minder bereidheid om beweging in te ruilen voor technocratische aanpak.’ Ook op persoonlijk vlak leefde hij altijd met de waarde van reflectie. Heel lang geleden kreeg dat de vorm van Christian Awakening, een vanuit de VS ingevlogen beweging die jonge mensen hielp nadenken over levenskeuzes. Vandaag is het zen-meditatie.

‘Een slechte leerling’, noemt Kiekens zichzelf. Maar het werd de voorbije jaren wel een wekelijkse oefening ‘om stil te staan en los te komen van de oneindige hoeveelheid prikkels en van de druk, verwachtingen en beelden uit je omgeving. Om terug bij mijn eigen kern te komen. Mij heeft dat geholpen om, ook in moeilijkere momenten, terug te keren naar een evenwicht.’

Moeder, waarom leven wij?

Geeft die houding ook een antwoord op Lode Zielens’ oude existentiële vraag: ‘Moeder, waarom leven wij?’ Andre Kiekens pauzeert even, en antwoordt dan door in te gaan op het eerste woord. ‘Wij worden allemaal geboren uit een moeder, uit een baarmoeder, uit verbondenheid. Dat betekent ook dat de mens in wezen leeft vanuit en streeft naar verbondenheid. En waar dat niet lukt of onmogelijk gemaakt wordt, daar heerst vervreemding en verbrokkeling.’

‘Ik geloof niet in een transcendente God die ons leven bereddert.’

De link met religie is snel gelegd. ‘Ik geloof niet in een transcendente God die ons leven bereddert’, zegt Andre Kiekens. ‘Maar ik ben wel religieus in de zin dat ik geloof in wat de Fransen omschrijven met relier: verbondenheid met jezelf, met je gezin en omgeving, met je leefwereld, met de wereld en, waarom niet, met het universum.’

Het belang van die allesdoordesemende verbondenheid illustreert Andre Kiekens een uur later door te verwijzen naar de beroemde toespraak van Chief Seattle, de leider van de Suquamish- en Duwanish-indianen, in 1854. In de versie die Kiekens zich herinnert, gaat het over het ondraaglijke lawaai en beton van de steden, maar vraagt het opperhoofd ook aan de blanke kolonisten welke verhalen zij vertellen aan hun kinderen. Welke dromen geven jullie door? ‘Ik hoop van ganser harte dat we die vraag niet beantwoorden met het klassieke There Is No Alternative, met het ontkennen van de droom op een betere wereld.’

TINA is trouwens een voorbeeld van de allesbepalende macht van het narratief, zegt Andre Kiekens. ‘De ideologie van de jaren 1990 en 2000 bestond erin om mensen dromen te ontzeggen, om ze zo onmachtig te maken in de strijd voor rechten en kansen. Iedereen moest maar proberen zichzelf te redden in een wereld waar toch niets aan te doen was.’

Wij moeten daar een alternatief tegenover plaatsen, vindt Kiekens. ‘Make Change Happen! Door dat te beklemtonen, ben je al bezig verandering te realiseren. Daarom moeten we de taal van het geloof in verandering voeden en doorgeven aan onze kinderen. Samen kunnen we het beter maken. Verandering is mogelijk, op alle niveaus. Op alle niveaus!’

Groot geloof, kleine twijfels

Er klinkt zo veel overtuiging en geloof in sociale verandering in de verhalen van Andre Kiekens, dat ik me afvraag of hij wel eens getwijfeld heeft – aan zijn levenskeuzes, aan zijn manier van werken, aan de organisaties en partners waarvoor hij gewerkt heeft. Daarop valt een stilte van vijftien seconden, een zeldzaamheid in dit gesprek. Hij doet dan wat hij in de loop van het gesprek wel vaker doet: hij neemt een woord en kneedt dat tot het in zijn ervaring past.

De vraag hoeveel ruimte er voor liefde is in het leven van een activist, buigt hij om tot een antwoord over het belang van zorg en structurele solidariteit. Zijn reactie op de kwestie hoe hij van de bevrijdingstheologie van de jaren ’80 evolueerde naar zijn actuele interesse in zen-meditatie, wordt een pleidooi voor visie en tegen verzakelijking. Op de vraag waardoor hij zich, nu hij met pensioen gaat, laat inspireren, krijg ik een betoog over de noodzaak om een ander systeem op te bouwen, ‘met meer durf en creativiteit’.

En twijfel, neen, daar heeft hij blijkbaar niet echt aan gedaan. ‘Er is eerder sprake geweest van ontgoocheling dan van twijfel’, zegt hij. En die ontgoocheling lag heel dicht bij zijn diepste overtuigingen. De traagheid waarmee de christelijke arbeidsbeweging een nieuwe adem zoekt voor haar eigen en unieke missie, of de aarzelende manier waarop de verschillende geledingen zich samen achter de internationale solidariteitsmissie van WSM geschaard hebben. Dat zijn ervaringen die hem wel ontgoocheld hebben.

De weg is de bestemming. De waarde en de betekenis van sociale strijd liggen niet in de overwinning, maar in de strijd zelf.

‘En dan is er soms toch ook de vraag of je niet tegen de bierkaai vecht, als je de verrechtsing van de politiek en de opkomst van populisme in de hele wereld ziet. Dat is niet hoopgevend, natuurlijk.’ Maar de langetermijnstrijder haalt het in Andre Kiekens toch altijd weer op de kortetermijnontgoocheling. Voor hem is de weg de bestemming. De waarde en de betekenis van sociale strijd liggen niet in de overwinning, maar in de strijd zelf.

Vzw de Waakvlam

Hij heeft geen behoefte aan de Nieuwe Dageraad om het vol te houden, blijkbaar? ‘Het gaat fundamenteel en altijd weer om een keuze die je maakt. Daarin ligt de zin, niet in het succes van wat je doet.’ Natuurlijk, erkent hij, heb je soms een doorbraak nodig, een kleine dageraad. Maar je weet dat er tegelijk of later, elders of hier, een nieuwe nachtmerrie kan opduiken.

‘Toen we erin slaagden om voor miljoenen huispersoneel een conventie af te sluiten binnen de Internationale Arbeidsorganisatie, realiseerden we voor hen een dageraad. Hun rechten werden erkend, hun kansen op een beter leven namen toe. Maar daarna werd Trump verkozen in de VS, dat was een nachtmerrie. Wat we moeten doen, is het vuur brandend houden. Soms als waakvlam, maar altijd aanwezig zodat het kan opflakkeren als de omstandigheden het toelaten.’

Andre Kiekens schat “de omstandigheden” van 2021 redelijk gunstig in. De komende jaren, hoopt hij, kan er gebouwd worden aan een brede en diverse beweging ‘voor systeemverandering die verder gaat dan het bijschaven van marktmechanismen’. Om uit te komen bij systemen die duurzamer, inclusiever en socialer zijn, vindt hij, is een coalitie nodig van arbeidsbewegingen, ecologische bewegingen en anti-racismebewegingen, die hun eigen kracht moeten uitspelen. Het is maar als die verschillende krachten elkaar vinden en versterken, dat een echt alternatief mogelijk wordt.

‘Houd het vuur brandend, zodat het kan opflakkeren als de omstandigheden het toelaten.’

Het toont de eeuwige oefening om een evenwicht te vinden tussen pragmatiek en idealisme, tussen het geloof in de waakvlam en de behoefte aan een echte omwenteling.

Domitila Barrios de Chungara, de Boliviaanse mijnwerkersvrouw die Andre Kiekens in zijn jeugd zo inspireerde, eindigde haar relaas met een duidelijke boodschap: ‘Mijn volk vecht niet voor een kleine overwinning, voor een loonsverhoging hier, een lapmiddel daar. Nee. Mijn volk bereidt zich voor om het kapitalisme en zijn interne en externe dienaren voorgoed uit het land te verdrijven.’

Ook Domitila moest leren dat de strijd om gelijke rechten voor mannen en vrouwen, voor fundamentele mensenrechten en respect voor moeder aarde, en voor democratie en rechtsstaat een zaak is van vallen, opstaan en volhouden. Een strijd die doorgegeven wordt van generatie op generatie. Tot je ‘de enige erfenis die naam waardig kan nalaten: een vrij land en sociale rechtvaardigheid’, zoals ze in 2012 liet optekenen.