Observaties over de veelzijdige Somalische hoofdstad Mogadishu
Schrijfster Ayaan Abukar: ‘Ik zal nog lang zoekende zijn in mijn heimwee naar Oost-Afrika’
Als het van Ayaan Abukar afhangt, worden alle clichés over Somalië overboord gegooid. De Nederlands-Somalische schrijfster bundelde haar observaties over haar geboorteland in een meeslepend debuut: ‘‘Hotel Mogadishu’’. ‘Als je de problemen van vandaag wil oplossen, moet je het verleden erkennen.’
Op 15 maart, een paar dagen voor mijn gesprek met schrijfster en journaliste Ayaan Abukar, belegeren vijf leden van de terreurbeweging al-Shabaab maar liefst twaalf uur lang het drukbezochte Syl Hotel in Mogadishu. Drie Somalische soldaten sneuvelen, bijna dertig mensen raken gewond. De vijf terroristen worden doodgeschoten.
Het is niet de eerste aanslag van al-Shabaab in de Somalische hoofdstad dit jaar, en ongetwijfeld niet de laatste. Voor Abukar klinkt het jammer genoeg vertrouwd in de oren. In 2014 ruilde ze haar thuishaven Amsterdam in voor Mogadishu, de stad die ze als kind met haar familie verliet.
Net zoals veel jonge Somaliërs uit de diaspora keerde ze terug omdat ze wilde bijdragen aan de wederopbouw van haar geboorteland. ‘Somalië kwam net uit een lange burgeroorlog en de sfeer was hoopvol’, legt ze uit in een videogesprek.
In Mogadishu raakte ze betoverd door de zeewind, de kleuren en bovenal de moed en weerbarstigheid van de stad. Toch zou ze in 2015 terugkeren naar Nederland. Het leven in de expatbubbel, de zoveelste aanslag en de traagheid in de besluitvorming drukten te hard op haar.
Niettemin blijft ze hoopvol over de toekomst van de stad die ze voorgoed in haar hart heeft gesloten. Want, zo meent ze: ‘Dit is Mogadishu, hier is het altijd één stap naar voren en tien achteruit. Wederopbouw vergt bloed, zweet en tranen.’
In haar onlangs verschenen debuut Hotel Mogadishu vertelt Abukar over haar verblijf in Somalië en de identiteitscrisis die ze daarbij kreeg te verwerken.
Waarom vond u dat u dit boek moest schrijven?
Ayaan Abukar: Ik wilde de lezer een inkijkje geven in het Mogadishu van toen, dit stukje Somalische geschiedenis documenteren. Daarnaast wilde ik uitzoeken waarom zoveel jongeren uit de diaspora, die vaak geboren en opgegroeid zijn in het Westen, teruggaan naar Somalië. Mijn boek is een ode aan hun moed én die van de plaatselijke bevolking. Want deze mensen doen, soms tegen beter weten in, hun best om het land vooruit te helpen.
Nochtans krijgt de diaspora ook vaak kritiek, omdat ze de middelen heeft en daardoor meteen in de hogere regionen zou terechtkomen. Zelf belandde u ook al betrekkelijk snel in een toppositie als adviseur voor de commandant van de Somalische kustwacht-in-oprichting.
Ayaan Abukar: In mijn boek beschrijf ik het ongemak om als relatieve nieuwkomer met zoveel privileges in Somalië te arriveren. Natuurlijk zit het evenwicht tussen de diaspora en de jongeren die in het land zelf zijn opgegroeid niet goed. Maar in 2014 kampte Somalië met een enorm gebrek aan hoogopgeleide jonge mensen met de nodige kennis.
‘Het helpt niet om alleen maar professionals in te vliegen die na een jaar weer vertrekken.’
Door de burgeroorlog waren alle onderwijsinstituten ingestort en er was ook geen ruimte om werkervaring op te doen. De overheid was op zoek naar sociaal kapitaal om het land weer te helpen opbouwen. Daarbij heb je verschillende perspectieven nodig, dus ook die van de diaspora.
Eigenlijk pleit ik voor een duurzamere manier van investeren. Het helpt niet om alleen maar professionals in te vliegen die na een jaar weer vertrekken. We moeten veel meer investeren in de lokale jongeren die eigenlijk geen kant meer op kunnen.
U keerde terug uit vrije wil, maar niet iedereen heeft die keuze. Zo begint uw boek met de harde uitzetting van een in Nederland uitgeprocedeerde Somalische vluchteling.
Ayaan Abukar: Ik denk dat het belangrijk is om te benoemen dat mijn ervaring uniek was. Ik bevond me in een beschermde omgeving, onder de beveiliging van het leger én met een Nederlands paspoort. Dat is een heel andere ervaring dan die van mensen die daar op dit eigenste moment onder zware omstandigheden leven en op een dag moeten vluchten, om welke reden dan ook.
Kijk, Europa heeft een streng migratiebeleid dat inhumaan en soms gewoon niet wettelijk is. Dat strookt helemaal niet met de Europese inmenging in de wereld. Als je dieper graaft, leer je dat de kolonisatie een enorme impact had − en nog steeds heeft − op de vrede en veiligheid in tal van Afrikaanse landen. De burgeroorlog in Somalië, bijvoorbeeld, draaide niet alleen maar om mensen die elkaar wilden afschieten.
Leg eens uit.
Ayaan Abukar: Europese mogendheden, zoals Italië en Groot-Brittannië, hebben Somalië bijna honderd jaar gekoloniseerd. De Europeanen implementeerden er hun manier van economie bedrijven en hun eigen bestuursmodel. Bijgevolg vielen alle traditionele Somalische bestuursvormen uit elkaar. Het land werd economisch uitgebuit en met een verdeel-en-heerspolitiek volledig uit elkaar gespeeld. Je zag bijvoorbeeld nieuwe manieren van landbouw ontstaan, stuk voor stuk gericht op winst voor de kolonisator.
Na een onafhankelijkheidsstrijd kwam Somalië op 1 juli 1960 op eigen benen te staan. Maar het nieuwe land zat wel opgescheept met die koloniale erfenis. Nauwelijks negen jaar later volgde al een militaire coup en vervolgens belandde Somalië als een speelbal van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in de Koude Oorlog. Dus je kunt je afvragen wanneer de burgeroorlog eigenlijk is begonnen en wat de echte oorzaken ervan waren.
Zeker, Somalië is de leverancier van een heel grote vluchtelingenstroom. Maar de problemen en conflicten zijn niet ontstaan omdat we van de ene op de andere dag met elkaar in oorlog zijn geraakt. Dat besef is nu pas bij mij neergedaald, ondanks mijn studies politicologie en internationaal veiligheidsrecht. Als je de problemen van vandaag wil oplossen, moet je het verleden erkennen.
Archief van herinneringen
Over het verleden gesproken. Ooit stond Mogadishu bekend als de ‘parel van de Indische Oceaan’. Neem ons eens mee. Hoe zag deze stad eruit in uw verbeelding?
Ayaan Abukar: Heel veel Somaliërs zijn opgegroeid met de verhalen van de jaren ’70, toen Mogadishu nog een tolerante en bruisende stad was. Ik kende de verhalen van mijn moeder, die destijds naar het theater ging. Of van mijn ooms en tantes, die gingen dansen in een van de vele bekende hotels.
Zelf heb ik die tijd natuurlijk niet meegemaakt. Ik herinner me van mijn jeugd in Mogadishu nog de zee en de straten van onze buurt. Maar voor mijn familie waren de jaren ’70 en ’80 heel belangrijk. Op YouTube vind je nog heel veel beelden van die periode terug. Er bestaat een heel groot archief van herinneringen over Mogadishu.
Het heeft ook iets triests dat je voortdurend moet teruggrijpen naar lang vervlogen tijden.
Ayaan Abukar: Na de val van de Somalische regering in 1991 brak een bloedige burgeroorlog los tussen rivaliserende clans. Bijna dertig jaar lang was er niets. Mensen probeerden in de eerste plaats te overleven. Pas in 2012 kreeg het land een nieuwe regering en was ook al-Shabaab goeddeels uit Mogadishu verdreven. Voor mensen in de diaspora zijn herinneringen of oude muziekopnames vaak het enige wat ze hebben.
‘We moeten op zoek naar de soundtrack van onze eigen tijd.’
Maar vergis je niet: er gebeurt vandaag ontzettend veel. Met name in de diaspora wordt veel muziek gemaakt. Somalische artiesten in het Westen, zoals de populaire K’Naan (zie video), brengen voortdurend albums uit. Maar de industrie zelf is natuurlijk stopgezet en het is moeilijk om die opnieuw op te bouwen. Vooral omdat Mogadishu nog steeds een onveilige stad is, die kampt met een tekort aan basisvoorzieningen. Dan investeer je als overheid liever in gezondheidszorg en niet per se in de muzieksector of het onderwijs.
Stilaan gaat het wel de goede kant op. Muzikanten treden opnieuw op en ik hoop dat op een gegeven moment ook weer nieuwe studio’s zullen opengaan. We leven helaas nog met de soundtrack van het verleden. Ik hoop dat er ook verhalen komen over het hedendaagse Somalië. We moeten op zoek naar de soundtrack van onze eigen tijd.
Een dak in de wereld
In uw boek merkt uw chauffeur zijdelings op dat mensen uit de diaspora Mogadishu eigenlijk niet kunnen begrijpen. Nederland zit dan weer opgezadeld met Geert Wilders, niet meteen iemand die moslims of mensen van kleur een warm hart toedraagt. Voelt u zich wel ergens thuis?
Ayaan Abukar: Ik voel me echt op mijn plek in Amsterdam-Noord. Daar kon ik voor het eerst helemaal mezelf zijn: een zwarte vrouw, een moslima, een Somalische, een journaliste, een programmamaakster. Noem maar op. Ik denk dat Amsterdam een heel mooie bubbel is. Ergens anders in Nederland voel ik me niet per se altijd thuis.
In Mogadishu was ik, zoals ik het noem, een “inside outsider”. Ik ben daar weliswaar geboren en heb er als kind gewoond. Maar als je zo lang weg bent, is het op een bepaald moment niet meer echt jouw plek. Je spreekt misschien nog wel de taal, maar je kent niet meer de culturele codes.
De Somalische schrijver Nuruddin Farah noemde Mogadishu ‘een tijdelijk toevluchtsoord’: ‘Ik kan er eigenlijk niet wonen, maar ik kan er ook niet niet wonen.’ Herkenbaar?
Ayaan Abukar: Absoluut. Ik vergelijk het zelf met een liefdesaffaire die het beste én het slechtste in mij naar boven haalt. Ik denk dat ik Mogadishu altijd in mijn hart zal dragen. Maar tegelijkertijd is het een stad die op dit moment niet kan voldoen aan wat ik nodig heb als vrouw en als creatief persoon.
Wat ik wel voel wanneer ik aan de Oost-Afrikaanse kust ben, is dat mijn lichaam heel erg verbonden is met de natuur en het landschap. Tijdens de coronapandemie, toen ik niet kon reizen, had ik heel vaak heimwee. Niet zozeer naar Mogadishu, maar eerder naar het gevoel van de zee, de warmte en de kleuren. Ik denk dat ik nog lang zoekende zal zijn in mijn heimwee, maar ik heb het gevoel omarmd.
Offensief tegen al-Shabaab
In 2012, twee jaar voordat u naar Mogadishu verhuisde, koos het Somalische parlement Hassan Sheikh Mohamud (HSM) tot president. In 2022 werd hij opnieuw verkozen. Bij het begin van zijn nieuwe ambtsperiode voerde HSM de strijd tegen de terreurbeweging al-Shabaab op. Merkt u stappen vooruit?
Ayaan Abukar: Toen ik in Mogadishu woonde, was er een offensief aan de gang tegen al-Shabaab, in samenwerking met het leger en AMISOM, de troepenmacht van de Afrikaanse Unie in Somalië (die in 2022 werd omgedoopt tot ATMIS, red.). Maar dat offensief was toen heel erg aarzelend en er was te weinig mankracht.
‘Als je geen vluchtroute hebt, moet je een manier vinden om met de realiteit van Mogadishu om te gaan.’
De tactiek was toen: één offensief, vervolgens een pauze van een aantal maanden, en dan een volgend offensief. Je zag dat al-Shabaab zich in die tussenperiodes weer kon versterken of herbewapenen. Bovendien was er ook weinig ondersteuning vanuit de lokale bevolking zelf.
Dat is nu anders. President Hassan Sheikh Mohamud begon in 2022 met een grootscheeps offensief tegen al-Shabaab en kreeg daarbij de steun van de Ma’awisley. Dat zijn clanmilities, zeg maar vrijwilligers uit de dorpen en regio’s die samen met het leger vechten. Deze samenwerking heeft in de eerste fase tot echt grote successen geleid.
Helaas zijn deze inspanningen aan het tanen, omdat Somalië te kampen heeft met interne en regionale conflicten. Als overheid kun je niet op alle fronten aan de slag gaan.
U bent zelf ook een paar keer aan een aanslag ontsnapt. In uw boek zegt een personage: nu hebben we de aanslag achter de rug, dus de volgende is pas over een aantal weken. Wordt u daar niet cynisch van?
Ayaan Abukar: Telkens na een aanslag voelde ik me heel zielloos, afgevlakt. De dag na zo’n drama word je wakker en denk je: de wereld gaat door en ook ik moet de draad weer oppikken. Alleen, ik had een vluchtroute: mijn Nederlandse paspoort. Dat was voor mij altijd een geruststellend idee, want als het echt niet meer ging kon ik weg. Als je die vluchtroute niet hebt, moet je een manier vinden om met de realiteit van Mogadishu om te gaan. En aanslagen zijn, jammer genoeg, onderdeel van die realiteit.
Hoe gaat u daarmee om?
Ayaan Abukar: Je beweegt je door de stad met de gedachte dat je op elk moment net op de verkeerde plek kan zijn.
Als je bijvoorbeeld in de file zit, begin je heel angstig te worden. Want dat kan gevaarlijk zijn. Je gaat niet naar bepaalde hotels als je weet dat de politieke elite daar verzameld is, want die is altijd het doelwit. Je gaat ook niet naar het populaire Lido-strand als je weet dat bepaalde plekken worden geviseerd.
Dus je leeft in de stad met een handleiding in je hoofd. Toen ik daar woonde en werkte, deed ik dat ook. Ik was voortdurend in overleg met mensen die ik kende om na te gaan waar het wel of niet veilig was.
Ik weet niet hoe ik het toen heb gedaan, maar als ik nu, terug in Nederland, lees over de aanslag op het Syl Hotel krijg ik wel flashbacks van toen. Dan ga ik meteen op X (Twitter) kijken. Ken ik iemand? Wat is de omvang van de aanslag?
Dus het blijft eigenlijk best wel een traumatische gebeurtenis. En zolang het geweld onderdeel is van de identiteit van Mogadishu, kan de stad nooit beginnen rouwen om deze verloren levens. Toch wil ik benadrukken dat de veiligheidssituatie echt is verbeterd, dat is wat ik van iedereen te horen krijg. Je kunt eindelijk weer door de stad wandelen zonder angst.
Hotel Mogadishu door Ayaan Abukar is uitgegeven door Van Oorschot. 214 blz. ISBN 978 90 282 3318 8