Media moeten zorgen voor correcte en onbevooroordeelde verslaggeving
Bette Dam: ‘Journalisten moeten vaker zeggen dat ze het niet weten’
‘Als de media hun werk beter hadden gedaan, had de oorlog in Afghanistan korter kunnen duren.’ Een boude stelling, maar ze komt wel uit de mond van iemand die het kan weten: Bette Dam, Nederlands journaliste en Afghanistan-experte. Een gepassioneerd pleidooi voor minder vooringenomen journalistiek, op deze Internationale Dag van de Persvrijheid.
© Chantal Ariens (cropped)
Persvrijheid moet je als journalist krijgen, maar je moet er ook zelf ruimte voor maken. De Nederlandse journaliste Bette Dam, die lange tijd in Afghanistan werkte, breekt op deze Internationale Dag van de Persvrijheid een lans voor journalistiek die de werkelijkheid weerspiegelt. ‘Ik ben in Afghanistan erg geschrokken van het narratief dat we omarmen in het Westen.’
‘Als westerse nieuwsmedia verkiezen we Amerikaanse bronnen boven andere, en dat loopt scheef’, legt Bette Dam de vinger op de wonde. ‘De mainstreammedia hebben het war on terror-narratief van de Verenigde Staten omarmd, in plaats van telkens te dubbelchecken of het waar is wat de Amerikanen zeggen. Terwijl die allerlei propagandamachines hebben lopen in Washington, met pr-agenten en noem maar op.’
Op basis van haar onderzoek in Afghanistan schreef Bette Dam het boek Op zoek naar de vijand. Haar conclusie: de oorlog in Afghanistan had korter kunnen duren als de media beter hun werk hadden gedaan. Zo gaven de Taliban zich in 2001 kort na de Amerikaanse inval al over. Terwijl de toenmalige president Hamid Karzai de overgave accepteerde, zette de Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld hem onder druk om de overgave stil te houden.
‘Lezers weten gewoon niet dat we toen onnodig mensen hebben gedood, en zo een vijand hebben gecreëerd.’
‘De Amerikanen willen die oorlog omarmen en hebben daar hun redenen voor. Maar door kritiekloos vooral Amerikaanse bronnen te citeren, heeft de pers een groot vredesplan tussen de lokale partners aan de kant geschoven. Zo jagen de media oorlog aan. Dat er in december 2001 eigenlijk vrede was in Afghanistan, heb je nooit meer gelezen in de kranten.’
‘In de plaats daarvan hebben we allemaal embedded reportages gelezen (wanneer een journalist ingedeeld is bij een legereenheid, red.) die de Amerikanen ondersteunden. Een gewone lezer weet niet dat er in de eerste vier tot vijf jaar van de oorlog geen Taliban was. Die weten niet dat we toen onnodig mensen hebben gedood, en zo een vijand hebben gecreëerd.’
Onderzoek naar vooringenomenheid
Uit Dams boek komt een grote ongerustheid bovendrijven over de rol van de media in conflictsituaties: ‘Ik kon niet gewoon terugkomen uit die oorlog en het laten liggen. Het voelde als mijn taak om er iets aan te doen, samen met anderen.’ Dam werkt daarom sinds kort aan een doctoraat aan de VUB. Ze wil er aan de slag gaan met journalisten, en onderzoeken wat mogelijke manieren zijn om de vooringenomenheid, de partijdigheid uit hun artikels te halen.
Heb je dan al een een concreet idee van hoe we die partijdigheid uit artikels kunnen bannen?
Bette Dam: Ik weet het nog niet goed. Het zal hoe dan ook niet makkelijk zijn. Ik denk dat dit onderzoek meer voortkomt uit een passie voor mijn vak dan uit een realistische mogelijkheid om deze machine, die al heel lang loopt, te veranderen. Ik hoop in elk geval in dialoog te kunnen werken met de New York Times, want bij hen is die overvloed aan Amerikaanse bronnen het meest prominent. We hebben nu een onderzoek gedaan naar hun verslaggeving, dat we netjes aan hen kunnen presenteren om te tonen hoe gekleurd hun journalistiek is.
In veel van hun artikels over terrorisme in het Midden-Oosten of Afrika zie je dat ze enkel westerse bronnen aan het woord laten, vaak enkel uit Washington (zoals in dit artikel over Jemen bijvoorbeeld, red.). Soms komen al hun bronnen uit het Pentagon, het Amerikaanse ministerie van Defensie. Dat is zeer ernstig, dat is geen journalistiek meer.
Je vraagt je af hoe zoiets mogelijk is. Volgt de redactiechef een bepaalde politieke agenda? Dat weet ik niet. Ik zou dus heel graag journalisten gaan interviewen en zien wat er gebeurt op zo’n dag. Waarom denken ze niet meer na over hun bronnen? Is het de snelheid waaraan ze werken? Is het tunnelvisie?
Dat geldt voor iedereen die een vervormd beeld, of bias, heeft. Ik heb ook enkel mijn eigen bias kunnen zien door eruit te stappen, en dat wil ik anderen ook laten ervaren. We zullen zelf dus artikels schrijven over dezelfde onderwerpen, maar dan op basis van ons eigen onderzoek. Door lokale mensen aan het woord te laten kunnen we een ander beeld toevoegen. Dat zullen we dan tonen aan de journalisten. Het is een soort educatieve dialoog die je met journalisten moet aangaan.
Je hebt het nu vooral over de Amerikaanse pers. Is het dan typisch voor dat land om zo’n fout vijandbeeld in stand te houden?
Bette Dam: Ik denk dat de Amerikaanse pers, samen met de Britse, een soort voorhoede is in de selectie van wat wel nieuws is en wat niet. Als de productie op Nederlandse redacties ’s ochtends op gang komt, wordt er heel veel gekeken naar de internationale productie. Daarbij zie je veel kopieergedrag, ook omdat persbureaus een belangrijke rol spelen in buitenlandverslaggeving.
Wat houdt andere journalisten tegen om hetzelfde grondige werk te doen als jij in Afghanistan?
Bette Dam: Dat zal ook deel uitmaken van mijn onderzoek. Er zijn een aantal heel goede journalisten aan het werk, maar die zitten vooral in de freelancewereld. Ze publiceren dingen in de zijlijn en zitten niet in de grote nieuwsindustrie, die allesbepalend is.
In die industrie heb je heel veel journalisten die op een salaris zitten, die een hypotheek moeten afbetalen. Die willen wel andersoortige stukken schrijven, maar ze houden hun mond. Ze gaan niet reizen, en als ze het wel doen, zal de eindredactie bepalen of het wel veilig is of niet.
‘Maar hoe weet een redacteur in Washington beter wat er in Caïro speelt?’, hoorde ik vaak achter de schermen toen ik mijn TEDx-lezing ‘Why western media promotes war’ lanceerde. Veel correspondenten willen dat het verandert. We moeten die correspondenten meer zeggenschap geven, een podium.
Die verouderde manier van denken bij redacties speelt mee. Onlangs was er een vacature bij de Wall Street Journal in Beiroet. In Parijs heb ik veel supergetalenteerde studenten die vier of vijf talen spreken, waaronder Arabisch. Een aantal van hen solliciteerden, maar wie werd uiteindelijk aangenomen? Iemand van de Kaboel-afdeling van de Washington Post. Hij spreekt geen woord Arabisch, heeft nog nooit iets gedaan met het Midden-Oosten, maar hij kent de krant.
Patriottisme van de journalistiek
Is die bias in de pers erger dan vroeger?
Bette Dam: Nu zie je het vooral in het denkkader over de oorlog tegen terrorisme, in de jaren zeventig was het de Koude Oorlog, maar het is eigenlijk heel vergelijkbaar. Ook tijdens de Koude Oorlog werden er heel veel Amerikaanse bronnen aangehaald. Een mogelijke verklaring daarvoor in de academische wereld is dat er sprake is van patriottisme in de journalistiek: in een oorlog sta je aan de kant van je eigen land.
‘ “We moeten snel zijn. Het is een 24-uurseconomie”, antwoordde hij. Wel, dan moet je ermee stoppen.’
Er is in de academische wereld tot mijn grote verrassing trouwens al heel veel bekend over deze bias. Er is al zoveel onderzoek naar gedaan. Academici waarschuwen al dertig jaar dat je op deze manier geen verslag kan doen, en dat de helft van het verhaal voortdurend wordt overgeslagen.
Er is echter heel weinig connectie tussen die academische wereld en de nieuwsredactie. De boodschap komt niet aan, want de huidige nieuwsindustrie is enkel aan het afglijden. Men maakt de verschillen groter met sensationele koppen en men heeft geen tijd.
Onlangs sprak ik nog met de directeur van de NOS (Nederlandse omroep, red.).Ik wees hem erop dat de NOS voortdurend zaken overslaat in de berichtgeving over de onderhandelingen met de Taliban, zoals bijvoorbeeld dat er eigenlijk al vrede was in 2001. ‘We moeten snel zijn. Het is een 24-uurseconomie’, antwoordde hij. Wel, dan moet je ermee stoppen en uit die machine stappen. Want het verergert het conflict, en dat wil niemand.
Je bestudeerde ook verslaggeving over Syrië en Irak. Wat kwam daaruit naar voren?
Bette Dam: In vergelijking met Afghanistan hebben artikels over Syrië en Irak vaker een soort lokalere bron. Omdat er in Afghanistan een grote Amerikaanse aanwezigheid is, bellen die journalisten vaak met Amerikaanse troepen of met de Amerikaanse ambassade. Maar in Syrië en Irak zijn de Amerikanen minder aanwezig, waardoor er wat meer diversiteit in de bronnen zit. Het gaat dan wel niet om eigen onderzoek van de journalist, en dus vooral om allerhande claims.
Met mijn studenten aan Sciences Po in Parijs telden we vijf jaar lang alle artikels over aanslagen van IS in Syrië en analyseerden we de bronnen. Bij de verslaggeving over IS in Syrië werd heel veel geleund op het Syrisch Observatorium voor Mensenrechten (SOHR) in Londen. Hoewel de oprichter van het observatorium een duidelijke vooringenomenheid heeft, omdat hij tegen Assad is, wordt hij wel opgevoerd als een onafhankelijk expert.
Wat er meestal gebeurt: er vindt een explosie plaats en vervolgens zeggen de Amerikanen of SOHR dat het IS was. Soms verschijnt er dan een verklaring op de website van IS om dat te bevestigen. Dat is de inhoud van zo’n artikel. Elke eigen input van de journalist ontbreekt om zelf die claims, waar beide partijen tenslotte belang bij hebben, te dubbelchecken.
De journalist zou ook kunnen gaan nadenken: waarom gebeuren die aanslagen voortdurend in het gebied net buiten dat dorp? Wat is daar aan de hand? Hoeveel groepen wonen daar? Wat voor stammen hebben daar de macht, of hadden daar de macht? Is dat ook niet bij olievelden? Wat speelt daar lokaal? Hoezo is al-Jabouri daar nu wel met IS en vorige week nog niet? Het gaat om het stellen van deze vragen. Wie speelt er met wie?
Waarom stellen we ons die vragen over het totaalplaatje niet?
Bette Dam: Er is een te grote omarming van het war on terror-narratief door de journalistiek. Omdat wij westerlingen zijn, die aan deze kant van de wereld leven en ook aan deze kant van de wereld blijven om erover te schrijven. We praten met onszelf over de ander.
We denken nog te vaak dat de Amerikaanse overheid een soort Moeder Theresa-achtige rol speelt en het goede wil voor de wereld. In plaats daarvan zit er een heel politiek conglomeraat met allerlei belangen in de handel, in de olie… Daar moeten we veel kritischer over zijn, in plaats van het kritiekloos aan te nemen.
‘Als journalist zou je wat vaker moeten beginnen met: “Het is onduidelijk. Er is hier een spel aan de hand dat ik niet helemaal snap”.’
Het veld is heel complex. In de verslaggeving over allerhande terreurgroepen valt veel te verbeteren, zodat mensen beter snappen wat er aan de hand is. Denk bijvoorbeeld ook maar aan de berichtgeving over Boko Haram: waarom doet Boko Haram dit? Doen ze het alleen? Of hebben ze ook steun van de lokale regering? En ook het grotere plaatje: waarom zitten er westerse troepen in Mali?
Als je enkel aanslagen in de krant zet zonder ooit het grotere plaatje te belichten, dan legitimeer je ook de aanwezigheid van troepen daar.
Onwetendheid en sensatie
Hoe kijk je naar de berichtgeving over Iran? Is het toeval dat documenten over de Iraanse inmenging in Irak gelekt werden, niet lang voor de Amerikaanse moordaanslag op de Iraanse generaal Soleimani?
Bette Dam: Dat weet ik niet, ik ben geen Iran-experte. In elk geval moet je voorzichtig zijn met berichtgeving over dit soort gebeurtenissen. We hebben er weinig journalisten ter plaatse en de positie van de paar westerse journalisten die er zitten, is lastig. Als je er dus wel over wilt berichten, moet je uiterst voorzichtig zijn.
Belangrijk is bijvoorbeeld dat er voor de dood van Soleimani protesten waren in Irak. En voor die protesten begonnen, was er een aanslag op een kamp waarbij een aannemer met de Amerikaanse nationaliteit omkwam. De Amerikanen beschuldigden een aan Iran gelieerde terreurgroep van de aanslag, maar daar ontbreekt bewijs voor.
Als journalist zou je wat vaker moeten beginnen met: het is onduidelijk. Er is hier een spel aan de hand dat ik niet helemaal snap, maar ik weet wel dat we voorzichtig moeten zijn.
Vergeet niet dat de Irakoorlog onder valse voorwendselen, leugens en verdraaiiingen begonnen werd, net als Vietnam en de Golfoorlog trouwens.
Dus laten we onze lessen daaruit leren. Journalisten opereren in dat theater van statements en public relations, zeker in oorlog. Ze moeten vaker durven zeggen dat ze het niet weten, tot ze de tijd hebben gehad om iets grondig te onderzoeken.
Wordt er ook van IS een vertekend vijandbeeld geschetst?
Bette Dam: Ja, en dat vind ik heel zorgelijk. Wat betreft IS in Irak en Syrië heb ik het niet onderzocht, dus daar kan ik me niet over uitspreken. Maar ik heb wel een onderzoek gedaan naar de eerste claims over IS in Afghanistan.
Ik was zelf in Afghanistan toen een artikel van de BBC viraal ging, met als titel ‘IS nu ook in Afghanistan’. Dat kwam voor mij toen als een grote klap: ‘Oh nee, het is zover.’ Maar wat bleek? Dat artikel was eigenlijk een interview met één man die buiten Kaboel woonde, een ontevreden aanhanger van de Afghaanse politicus Gulbuddin Hekmatyar. Die man zei in het artikel: ‘Als IS naar Afghanistan komt, dan steun ik hen.’
Dat was alles. De man had geen enkele link met de Arabische wereld, maar dat resulteerde dus wel in zo’n krantenkop. Pas een dag later werd de titel rechtgezet, maar toen was het al te laat. De journalist wilde waarschijnlijk scoren met die sensationele kop.
Kalmere verslaggeving
Scoor je als journalist dan met onnauwkeurig werk en een sensationele kop die op het randje van fake news zweeft?
Bette Dam: Dat is een terechte vraag, maar het artikel in kwestie is wel viraal gegaan. Het heeft geleid tot nieuwsartikelen bij Reuters en bij CNN. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje. Het is dus een groot verhaal. Ik denk dat die journalist het wel als een succes zal beschouwen, zonder dat hij goed en wel beseft wat daar is gebeurd.
In de strijd tegen fake news is het volgens mij een goed idee dat journalisten gewoon veel kalmer verslaggeven en dat we afstappen van dat soort sensationele krantenkoppen, waar we uit zijn op clicks.
De VRT heeft veelgelezen stukken over huwelijken en scheidingen van Bekende Vlamingen en ik weet niet wat. Die plaatsen ze bovenaan hun nieuwswebsite. Laat anderen dat doen. Houd je gewoon bij je zeer moeilijke en complexe vak: journalistiek. Dan zou je heel makkelijk goede journalistiek kunnen onderscheiden van fake news dat niet meer is dan clickbait, ook als lezer.
Ook Amerikaanse overheidsinstanties doen soms beroep op jouw expertise. Hoe reageren ze op je inzichten?
Bette Dam: Zowel vanuit de Amerikaanse overheid als vanuit de Europese Unie, waar ik ook regelmatig kom, is er de wil om eens een dagje te organiseren met workshops, met van die “exotische experts” die het veld in gaan. Maar er is heel weinig ruimte voor constructieve dialoog met experts. Die gaat het ene oor in en het andere uit. In de EU, en nog meer in het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, zitten bij het middenkader veel mensen die goede kennis hebben, maar die krijgen gewoon geen kans.
Zo was de analyse dat de Taliban niet wilde vechten maar praten bijvoorbeeld al lang aanwezig, maar zoiets wordt nauwelijks omgezet in beleid. Binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken in de Verenigde Staten, het State Department, was wel duidelijk dat politieke dialoog vrede kon brengen. Maar het Pentagon en de CIA wilden dat lange tijd niet.