'De heropbouw van Haïti is gewoon een buitenlandse bezetting'

Interview

'De heropbouw van Haïti is gewoon een buitenlandse bezetting'

'De heropbouw van Haïti is gewoon een buitenlandse bezetting'
'De heropbouw van Haïti is gewoon een buitenlandse bezetting'

Twee jaar geleden vernielde een zware aardbeving het al straatarme Haïti. Deze week worden er allerlei evaluaties gemaakt door hulporganisaties, maar wat vindt de Haïtiaanse civiele samenleving van twee jaar heropbouw? Carol Jacob en Marie-Carmelle Laurenceau zijn vernietigend, zowel voor de internationale bemoeienissen als voor het beleid van de nieuwe president. 'De internationale hulpcommissie werd opgezet om de macht van de Haïtiaanse staat volledig uit te hollen, zodat de overheid haar bevolking geen diensten meer kon verlenen.'

Naar aanleiding van de tweede verjaardag van de zware aardbeving in Haïti waren deze week twee vrouwelijke leiders uit de Haïtiaanse civiele maatschappij te gast in Brussel. Carol Jacob en Marie-Carmelle Laurenceau presenteerden in het hart van Europa hun kritische evaluatie van het reconstructieproces in hun land. Op hun drukbezette agenda stond onder andere een onderhoud met de ondervoorzitter van het Europees Parlement Isabelle Durant. ‘We zijn hier om de stem van het Haïtiaanse volk te laten horen.’

Carol Jacob bekleedt een leidende positie binnen Solidarité des Femmes Haïtiennes (SOFA), een vrouwenorganisatie die over het hele land bijna 10.000 vrouwen groepeert. Marie-Carmelle Laurenceau is actief binnen het Institut Culturel Karl Levêque (ICKL), een vormingsorganisatie die boeren (economisch) ondersteunt.

Het mandaat van de Interim Commissie voor de Heropbouw van Haïti (ICHH) liep onlangs af. Volgens critici was de commissie één grote mislukking. Onderschrijven jullie deze sombere analyse?

Jacob: Absoluut, de ICHH was een groot fiasco. Voor ons Haïtianen was het niets meer dan een instrument van overheersing; een structuur die geconstrueerd werd op basis van leugens tegenover het Haïtiaanse volk. Er werd ons op de mouw gespeld: ‘Kijk, we denken aan jullie. We beslissen voor jullie en zullen miljarden aan de heropbouw van jullie land spenderen’, maar uiteindelijk bleek dat allemaal onzin. De ICHH heeft 3,5 à 4 miljard dollar opgeslorpt, waarvan het merendeel verspild werd.

Waar is dat geld dan naartoe?

Jacob: Dat weten we niet. Het was de ICHH die alles beheerde, maar de commissie kenmerkte zich door een totaal gebrek aan transparantie. Rapporten over bestedingen van geld werden amper vrijgegeven. De Haïtiaanse staat was geen betrokken partij. Er is dus 3,5 à 4 miljard dollar voor de reconstructie van het land uitbetaald, maar de staat heeft hier geen enkele controle over kunnen uitoefenen.

Laurenceau: De ICHH heeft de staat vervangen. Zelfs onze ministers moesten hun projecten aan de commissie ter goedkeuring voorleggen. Als de minister van Gezondheid bijvoorbeeld een project op touw wilde zetten om het cholera-probleem te bestrijden, dan moest hij dat eerst aan de ICHH voorleggen. De ICHH plaatste zich zo boven onze overheid en dat heeft de Haïtiaanse staat nog veel meer verzwakt, terwijl de initiële doelstelling van de commissie er net in bestond om de capaciteit van de Haïtiaanse staatsinstellingen te versterken.

Jacob: Het falen van de commissie en haar manier van werken verbazen ons echter niet. Sinds de staatsgreep van 2004 tegen president Aristide zijn we immers al aan de derde “oefening” van dit soort toe. Haïti geldt als een gefaalde staat en dus moet er voor de heropbouw van het land steeds een structuur met internationaal toezicht gecreëerd worden. Voor de ICHH waren er al de Cadre de Coopération Intermédiaire en de DNSCRP (Haïti’s armoedebestrijdingsstrategie, nvdr).

In een opvolger voor de ICHH werd voorlopig niet voorzien. Toch staat Haïti nog voor enorme uitdagingen. Vrezen jullie niet dat de situatie zonder de commissie mogelijk nog zal verergeren?

Jacob: Neen, erger zal het niet worden. Integendeel, wij bepleiten net de breuk met criminele internationale structuren als de ICHH. Voor ons is het verdwijnen van de commissie positief omdat het een structuur was die opgezet werd om de macht van de Haïtiaanse staat volledig uit te hollen, zodat de overheid haar bevolking geen diensten meer kon verlenen.

De internationale gemeenschap en ook de Haïtiaanse staat moeten verstaan dat het tijd is om met dit soort van model te breken. Er bestaan geen andere instanties die het land kunnen leiden dan de instanties die gemandateerd zijn door het volk. Als de internationale gemeenschap ons vandaag wil helpen, moet het zijn conclusies trekken en vooral naar onze woorden en teksten luisteren.

Hoe zien jullie de toekomst dan?

Jacob: Wat we eisen, is dat het internationale hulpgeld de Haïtiaanse staat helpt en bijdraagt tot de ontwikkeling van het land. Om dit te realiseren is het belangrijk om eerst en vooral de productieve sectoren van het land, zoals de veeteelt en de visvangst, te ondersteunen. Deze sectoren kunnen de Haïtiaanse bevolking daadwerkelijk dienen en zijn instrumenteel in de uitbouw van sociale voorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs.

Laurenceau: Ook onze instituties moeten versterkt worden. Het is cruciaal om Haïtiaanse instituties op poten te zetten die werken, zodat ze de heropbouw van het land kunnen schragen. Er is nood aan instituties die begrijpen dat ze zich tegenover de natie moeten verantwoorden en die zich niet van elke vorm van controle of verantwoording vrijgesteld wanen.

President Martelly voert een demagogische en oppervlakkige politiek die de cruciale problemen van het volk niet fundamenteel aanpakt en het land verder dreigt te desorganiseren.

Jacob: Een ander cruciaal element is de versterking van de civiele maatschappij. Geen enkel land kan zijn samenleving structureren zonder een sterk georganiseerde burgermaatschappij die dicht bij de bevolking staat en representatief is.

Wanneer de internationale structuren in Haïti geïnstalleerd werden, gebeurde dat steeds met minachting van de Haïtiaanse burgermaatschappij. De stem van belangrijke sociale bewegingen zoals vrouwen- en boerenorganisaties en de vakbonden werd nooit gehoord. We vragen dat dit stopt en dat de internationale gemeenschap zich realiseert dat Haïti net zoals alle andere landen over een civiele maatschappij beschikt.

In dit opzicht verwijs ik graag naar het werk dat ik zelf binnen de Haïtiaanse burgermaatschappij verricht. Met SOFA werken we al 25 jaar met vrouwen van het platteland en vrouwen uit volkswijken. Vandaag telt onze onze organisatie bijna 10.000 leden en zijn we dus een sociale kracht waarnaar geluisterd moet worden. Met de aardbeving en de politiek van de ICHH werden we echter volledig overvleugeld door de grote internationale ngo’s, die het grove geld ontvingen en onze plaats op het terrein innamen.

Laurenceau: ICKL werd niet eens geconsulteerd bij het opstellen van cruciale documenten als het Plan d’action pour le Relèvement et le Développement d’Haïti. Dit kaderdocument schetst hoe de heropbouw van het land moet gebeuren, maar werd door buitenlandse technocraten en niet door Haïtiaanse actoren ontworpen. Hoe kan een dergelijk plan de aspiraties van de meerderheid van het Haïtiaanse volk weerspiegelen?

Eén van president Martelly’s grote agendapunten voor het reconstructieproces is de decentralisering van het land. Zowel SOFA als het ICKL zijn pleitbezorgers van een decentralisering. Is de nieuwe president op weg om zijn doelstelling te realiseren?

Jacob: Helemaal niet, integendeel. De onderwijsproblematiek biedt hiervoor het treffendste voorbeeld. Hoewel gratis onderwijs één van de speerpunten van Martelly’s verkiezingscampagne was, zien we dat hij de onderwijskwestie (compleet in lijn met de traditie) op een uiterst gecentraliseerde manier benadert.

Wij pleiten al jarenlang voor een gedecentraliseerd onderwijssysteem, zodat de zoon of dochter van een landbouwer in een rurale gemeenschap ver van Port-au-Prince niet verplicht is om naar de stad te terkken om degelijk onderwijs te genieten. Dit is echter niet wat Martelly nastreeft. Terwijl het Haïtiaanse volk de overheid dringend om kwaliteitsvol publiek onderwijs vraagt - hetgeen onze grondwet ook voorschrijft - vervalt de president in een louter demagogisch discours waarbij hij in de media veel belooft, maar er in realiteit geen enkel bewijs bestaat dat hij zijn beloftes ook waarmaakt.

Laurenceau: Martelly heeft zogezegd reeds 900.000 kinderen naar school gestuurd, maar de grote vraag is: in welke infrastructuur en in welk systeem? Het Haïtiaanse onderwijssysteem kent immers verschillende snelheden. In de publieke scholen zijn de onderwijzers vaak niet gevormd en laten de educatieve voorzieningen te wensen over. De uitdaging bestaat er dus niet alleen in om kinderen gratis naar school te sturen, maar ook om een kader voor kwaliteitsvol onderwijs te creëren. Hiervoor moet je de wortels van de problemen aanpakken en vooral een visie hebben, maar dat laatste ontbreekt bij Martelly.

Jacob: Martelly mag de decentralisering van het land dan wel als verkiezingsthema uitgespeeld hebben, ik geloof niet dat hij het daadwerkelijk nastreeft. Integendeel, de nieuwe president trekt eerder de kaart van de centralisering en benadrukt vooral ’s lands openheid voor buitenlandse investeringen. In zijn inauguratierede in mei van vorig jaar was een van zijn eerste boodschappen ‘Haïti: open for business’. Sinds de dag van zijn ambtsaanvaarding heeft Martelly benadrukt dat het land voor alle soorten van bedrijven openstaat.

Door de oprichting van industriezones draagt hij zelfs bij tot de neergang van de Haïtiaanse landbouwsector. Zo wordt in het noorden van het land, in een zone die bekend staat voor zijn vruchtbare landbouwgrond, momenteel het industriepark van Caracol geconstrueerd. Daarnaast houdt Martelly ook de gemeenteraadsverkiezingen, die volgens de grondwet reeds eind december hadden moeten plaatsvinden tegen, zonder enige verklaring.

Laurenceau: Het beleid van de nieuwe president laat zich samenvatten als een demagogische en oppervlakkige politiek die de cruciale problemen van het volk niet fundamenteel aanpakt en het land verder dreigt te desorganiseren.