‘De petrochemische bedrijven van Antwerpen zullen de laatste zijn die sluiten’
Een klimaatakkoord kan de afbouw van de fossiele brandstoffen versnellen. MO* vroeg Jean-Louis Nizet, secretaris-generaal van de Belgische petroleumfederatie, hoe hij de toekomst voor de Belgische federatie ziet en of we voorbereid zijn op een uitdoofbeleid.
Met Antwerpen als tweede grootste raffinage-complex ter wereld, na Houston, is de industrie in ons land erg “koolstofintensief”. Als er in de nabije toekomst een prijs komt op koolstof, een CO2 taks, kan dat een serieuze streep zijn door de rekening van de Belgische petrochemie. Wat vindt de Belgische petroleumfederatie van een akkoord in Parijs? En van een uitdoofbeleid voor fossiele brandstoffen?
Hoe belangrijk zjin olie en de olie-industrie voor de Belgische economie?
Jean-Louis Nizet: Erg belangrijk. Voor onze primaire energieconsumptie hangen we voor 40 procent af van olie. Het Europese gemiddelde ligt rond de 34 procent. Dat heeft alles te maken met het feit dat de petrochemie voor ons een belangrijke economische sector is. Jaarlijks verwerken we 23 miljoen ton petroleum,waarvan 8 miljoen ton- bijna een derde- bestemd is voor de petrochemie. De grondstof voor die petrochemie bestaat voor 68 procent uit olie. De tweede belangrijke sector voor ons is het transport: personenwagens, maar vooral ook vrachtvervoer, scheepvaart en luchtvaart. Daardoor zit België boven het Europese gemiddelde in koolstofintensiteit van de economie, dat is een structureel gegeven.
Een uitdoofbeleid voor de fossiele brandstoffen deze eeuw staat hoog op de agenda op de COP21. Hoe staat u hier tegenover?
Jean-Louis Nizet: Het is ongetwijfeld de grote uitdaging voor de wereldeconomie vandaag. Men moet het probleem van de klimaatopwarming aanpakken maar tegelijk de energie leveren die de wereld nodig heeft. Daarom is het zo moeilijk om in Parijs een akkoord te vinden met de ontwikkelingslanden. Kijk naar India: dat land investeert veel in zonne-energie maar wil niet weten van een uitdoofbeleid voor fossiele brandstoffen in de 21ste eeuw omdat het vreest dat dit hun ontwikkeling zal hypothekeren.
Zelfs in een 2°C- scenario, zal 60 procent van de energiebehoeften in 2040 nog steeds gedekt worden door fossiele brandstoffen.
Zelfs in een 2°C- scenario, zal 60 procent van de energiebehoeften in 2040 nog steeds gedekt worden door fossiele brandstoffen. De oliemaatschappijen moeten de energie leveren waar de wereld nood aan heeft. Een “uitdoofbeleid” betekent dat we die opdracht niet nakomen.
Je moet een onderscheid maken tussen steenkool, gas en olie. Elk van deze drie heeft zijn verdiensten en zijn nadelen. Voor China of India kan men wel voorstellen om bijvoorbeeld het maken van elektriciteit uit steenkool af te bouwen en dat te vervangen door gas.
Maar voor het transport bijvoorbeeld is er nog steeds geen valabel alternatief. Voor personenwagens heb je de elektrische en de hybride wagen, maar dat is slechts een klein gedeelte van het transport. Er is het vrachtvervoer, de luchtvaart en de scheepvaart. Voor ons zijn die “bunkeringfuels” heel belangrijk. Er zijn geen alternatieven
Jean-Louis Nizet: ‘Wij gaan voor een 2°C toekomst”
© Alma De Walsche
Maar u erkent wel dat er een verband is tussen het gebruik van fossiele brandstoffen en de klimaatopwarming?
Jean-Louis Nizet: Natuurlijk. Er zijn veel misverstanden geweest rond het klimaatscepticisme van de oliebedrijven. Er is een verschil in gevoeligheid over dit thema tussen de Europese en de Amerikaanse bedrijven. Maar bv het Oil and Gas Climate Initiative van een hele waaier oliebedrijven ( oa Total, Repsol, Shell, Petroleos Mexicanos, Statoil) stelt als missie: “Onze gedeelde ambitie is een toekomst van 2°C”.
Het lobbywerk van oliebedrijven om klimaatsceptici gehoor te geven, is voorbij. De wetenschap laat geen twijfel meer.
Er zijn geen Amerikaanse oliebedrijven in dit initiatief, maar dat wil niet zeggen dat die het klimaatprobleem negeren of er geen rekening mee houden in hun investeringen. Het lobbywerk van oliebedrijven om klimaatsceptici gehoor te geven, is voorbij. De wetenschap laat geen twijfel meer en wij laten ons leiden door de wetenschap. Als vertegenwoordiger van de Belgische petroleumfederatie kan ik zeggen dat wij de klimaatopwarming en de risico’s die hiermee samenhangen helemaal niet negeren.
Hoe ziet u dan de implicaties voor uw industrie?
Jean-Louis Nizet: Die implicaties zullen er zeker zijn. Er zijn twee soorten investeringen van oliemaatschappijen: je hebt de projecten voor de lange termijn, en bij olie gaat dat over twintig of dertig jaar. Daarnaast heb je de echte risico-investeringen. De oliemaatschappijen zijn gewend om met risico’s om te gaan: politieke, financiële of technologische risico’s.
Ook het klimaat als risicofactor?
Jean-Louis Nizet: Ja, door een CO2 prijs in te calculeren. Dat gebeurt nu al door het emissiehandelssysteem (ETS) waaraan wij in Europa onderworpen zijn. Dat ETS bepaalt hoeveel ton CO2 we kunnen uitstoten. Overschrijden we die drempel, dan moeten we uitstootrechten bijkopen.
Daarom integreert men nu al hypotheses over de prijs van koolstof in de toekomst of stelt hypothesen op over de prijs van een vat ruwe olie. Dat zijn geen hypothesen van 100 of 150 dollar voor een vat, en evenmin van 40 dollar voor een vat. Maar uiteindelijk is het vraag en aanbod op de markt die deze prijs bepaalt. Wij passen ons daaraan aan, en wij zullen overleven.
Bent u vragende partij voor een prijs op CO2?
Jean-Louis Nizet: De oliebedrijven, inbegrepen de Amerikaanse, zijn gewonnen voor een prijs op CO2. Maar dan transparant, en in de mate van het mogelijke een prijs die voor iedereen, wereldwijd, geldt.
Momenteel staat die prijs zeer laag, 5 of 6 euro, terwijl men aanvankelijk sprak over 40 euro voor een ton CO2.
Jean-Louis Nizet: Heel vaak hoor je dat het emissiehandelssysteem niet gewerkt heeft. Ik ben het daar niet mee eens. Het systeem diende niet om de prijs te bepalen maar om de emissies naar beneden te halen.
En heeft het dat gedaan?
Jean-Louis Nizet: Heel zeker. Voor de eerste Kyoto-periode (2008-2012) moest België 7,5 procent van zijn uitstoot reduceren, we hebben 8 procent gereduceerd. Ik denk dat Europa rekening houdt met een prijs van 30 euro per ton CO2. Momenteel staat de prijs rond de 8 euro per ton. De petrochemie in Antwerpen heeft haar koolstofintensiteit aanzienlijk laten dalen, en dat met een koolstofprijs van 5 euro. Die koolstofprijs, ik hoor daarover alleen maar in Europa spreken.
CC PanaTomix (CC BY-NC 2.0)
China gaat ook een ETS invoeren op nationaal vlak.
Jean-Louis Nizet: Ja, maar op zijn Chinees. Ik heb veel respect voor de Chinese economie, maar ik heb wel mijn twijfels over de gegevens die ze communiceren. Het blijft een economie die van bovenaf gestuurd wordt en niet uitblinkt in transparantie.
Europa staat vandaag nog voor zo’n 10 procent van de globale uitstoot. Als men een projectie maakt naar 2030-2040 – tegen dan zal Europa haar emissies met 40 procent inkrimpen en zal de consumptie van olieproducten nog gedaald zijn- zal Europa nog slechts 6 procent van de wereldwijde emissies voorstellen.
Met nog strengere maatregelen, lopen we het gevaar om onze industrieën te verliezen. Dan verlaten ze Europa. Dus dan verzet ik me daartegen. Ik verkies een ton plastic of een ton geraffineerde producten die in Europa geproduceerd worden, mét de milieustandaarden die Europa oplegt dan een ton plastic of raffinageproducten, geproduceerd in Rusland of China want dan komen daar veel meer emissies bij kijken. China is de fabriek van de wereld.
Dat is precies wat men met een koolstofprijs kan recht trekken.
Jean-Louis Nizet: Dat gebeurt niet zo maar: het transport is heel goedkoop, de prijs van diesel en kerosine is niet hoog. Een prijs op CO2 moet dan een prijs zijn op het hele proces: productie en transport.
Maar kijk naar de prijsvorming van de energieproducten in België: de enige die onderworpen worden aan accijnzen, zijn benzine en diesel. Op elektriciteit en gas worden geen taksen geïnd. Gas is toch evengoed een fossiele brandstof. En elektriciteit, alleen als die door zonne- of windenergie wordt geproduceerd, is die echt groen. Wij hebben in België vandaag geen groene fiscaliteit voor energie.
Hoe zou het beter kunnen?
Jean-Louis Nizet: Vijf jaar geleden stelde men voor om de Europese richtlijn over taksen op energieproducten te herzien. De huidige richtlijn dateert van 2003, ze is dus 12 jaar oud en had al twee keer herzien moeten zijn. Dat is nog niet gelukt omdat er een eensgezindheid van de lidstaten nodig is en die er blijkbaar niet. Het is geen makkelijke opdracht met 28, maar het heeft ook te maken met de lobbydruk van sommige landen.
Bij de laatste herzieningspoging had Europa voorgesteld om twee elementen te nemen als basis voor de belastingheffing: het gehalte energie (kWu) en het koolstofgehalte bij verbruik van de energie. Het uitgangspunt was dat alle energie op diezelfde basis zou belast worden: diesel, benzine, lpg, natuurlijk gas. Diesel zou dan heel wat hoger belast worden en er zou ook een taks komen op gas maar daar is heel wat verzet tegen gekomen.
Een reactie van Zweden, die al een koolstoftaks hadden van 100 euro per ton en niet wilden dat Europa hun strategie in de war stuurde. De sterkste druk kwam echter van de auto-industrie in Duitsland, die de taksen op diesel niet wilde verhogen. De petroleumindustrie heeft zich destijds niet verzet tegen het Europese voorstel. Wij wilden alleen dat alle fossiele brandstoffen op dezelfde manier zouden behandeld worden.
Het federale Planbureau tekende een stappenplan uit naar een lage koolstofeconomie voor België. Is daarin nog plaats voor uw industrie?
Jean-Louis Nizet: Men moet een onderscheid maken voor 3 domeinen: de gebouwen, het transport en de industrie. Voor de gebouwen zie je een hele evolutie in betere isolatie en betere verwarmingssystemen. In het transport is de transitie complex: je hebt de elektrische en hybride wagens en de biobrandstoffen. Wellicht zal de hybride wagen zich het snelst ontwikkelen. De elektrische wagen is nog erg duur. Elektrisch vervoer kan wel werken voor stadsbussen bijvoorbeeld. Die alternatieven gaan echter misschien over 5 of 10 procent van het transport. Heel het vrachtvervoer valt daar buiten.
Voor biobrandstoffen is Europa zelf uitermate voorzichtig. Europa hanteert het perspectief van 10 procent hernieuwbare energie voor transport tegen 2020. Europa heeft onlangs die richtlijn herzien omdat biobrandstoffen van de eerste generatie (uit grondstoffen voor voedsel), een probleem vormen. Ik geloof nooit dat men tegen 2050 een transport zal hebben dat 100 procent groen is.
En wat de industrie betreft: België is een geval apart. Ik vind het niet ernstig dat de politici zich engageren voor een reductie van 80 tot 95 procent van de emissies in België, zoals de andere Europese landen, terwijl we in België industrieën hebben die tot de meest performante in de wereld behoren. Een groot deel van onze producten wordt ook direct gebruikt door de petrochemie hier.
De afgelopen 5 jaar zijn er 15 grote raffinaderijen in Europa gesloten.
We hebben vandaag in Antwerpen twee industrieën die investeren: Exxon Mobile en Total, in essentie om diesel met een laag solfergehalte te produceren. De totale consumptie van diesel zal immers nog stijgen, ook al gaat die in personenwagens dalen.
Deze twee raffinaderijen van Antwerpen zijn de enige twee grote in Europa die vandaag nog investeren. Tussen 2008 en 2014, de afgelopen 5 jaar, zijn er 15 grote raffinaderijen in Europa die gesloten zijn. De sector is dus wel degelijk getroffen de voorbije jaren.
Wat is de reden van die sluiting? De economische crisis?
Jean-Louis Nizet: De vraag naar olieproducten is gedaald. Door de richtlijn van 10 procent biobrandstof, doordat wagens minder brandstof opslokken, en door het feit dat bijvoorbeeld elektriciteit zeker in Europa niet meer met olie wordt gegenereerd.
En dan is er nog een andere reden: voor Europa is de consumptie van diesel veel belangrijker dan van benzine: 70 procent van de consumptie is diesel en 30 procent is benzine. In België zitten we zelfs aan 83 procent diesel. Er waren nogal wat raffinaderijen die aan die verhouding niet konden beantwoorden en daarom gesloten werden. De komende vijf tot tien jaar verwacht men nog eens de sluiting – of omschakeling- van een tiental raffinaderijen.
Antwerpen is een uitzondering, enerzijds omwille van de logistieke zone van de haven die samen met de haven van Rotterdam erg strategisch gelegen is. De zone van Antwerpen is de tweede belangrijkste petrochemiezone na Houston. Bovendien zijn die twee bedrijven in hun groep ook de meest performante.
Daarom zeg ik aan de Belgische politici: de petrochemie-bedrijven van Antwerpen zullen de laatste zijn die sluiten. Als er raffinaderijen gesloten moeten worden om een lage koolstof stappenplan te volgen, moet men de oude en slechte raffinaderijen eerst sluiten en niet de meest performante. Daarom, als ik ngo’s hoor zeggen: België moet ook 95 procent emissiereductie realiseren zoals Europa, zeg ik: “Neen, Antwerpen kunnen we niet sluiten”.
CC Oli4.D (CC BY-NC-ND 2.0)
Behalve Antwerpen, merkt men in Europa wel een feitelijke uitdoving van de fossiele brandstoffenindustrie?
Jean-Louis Nizet: Maar men zal altijd nood hebben aan raffinaderijen in Europa. Wij maken heel specifieke producten en respecteren daarbij specifieke normen. We hanteren in die productieprocessen de strengste milieunormen, we hebben de strengste wetgeving, de fuel quality directive.
We kunnen overigens beter deze producten in Europa maken dan elders, als het over de milieu-impact gaat. De Britse overheid heeft laten berekenen hoeveel broeikasgassen een ton producten, gemaakt in Europa uitstoot, en hoeveel indien ze elders geproduceerd worden. Het resultaat was 35 procent meer broeikasgassen voor producten buiten Europa geproduceerd.
Gelooft u in de carbon bubble en stranded assets?
Jean-Louis Nizet: Het is een concept dat intellectueel interessant en verleidelijk is. Als men zegt dat er een koolstofbudget is dat al voor een groot deel is opgebruikt, en als ik die opwarming wil inperken tot 2°C, dan is het matematisch correct dat dan niet alle investeringen benut kunnen worden.
Maar wie controleert die reserves van fossiele brandstoffen in de bodem en wie is de eigenaar? Wat de olie betreft: vandaag zijn nauwelijks 10 procent van de reserves in handen van privébedrijven: Exxon, Shell, Total. De 90 procent andere zijn in handen van staten of staatsbedrijven of gemengde bedrijven, in Saoedi-Arabië, Venezuela, Koeweit.
De carbon bubbel is intellectueel een interessant concept maar economisch klopt het niet.
Als men een oproep doet om te desinvesteren, heeft men slechts een relatief kleine impact. Bovendien is het ook zo dat de waarde van die assets helemaal niet gebaseerd is op het volume van die assets, maar op het volume en de prijs.
En men baseert zich ook op de bewezen reserves die met de huidige technologie kunnen geëxploiteerd worden. Reserves die in de loop van de jaren altijd weer konden aangevuld worden. De meeste bedrijven hebben bewezen reserves voor 10 tot 15 jaar.
Zelfs indien die reserves waardeloos zouden worden, dan nog worden de oliebedrijven niet noodzakelijk weggewist. In de jaren negentig was de prijs ook heel laag en de reserves werden bijna waardeloos. Toch hebben de bedrijven het overleefd. Men houdt altijd rekening met een schommeling van de prijzen. Bovendien integreert men vandaag ook nog eens een koolstofprijs.
Het is onze taak om de energie te leveren waar de economie behoefte aan heeft. En zo lang er consumenten zijn voor diesel, kerosine en benzine, zal men die produceren.
De desinvesteringen die er vandaag gebeuren, zijn vooral in steenkool en steenkool kan makkelijker vervangen worden, in de meeste gevallen door gas.
Intellectueel is dit dus wel een interessant concept maar economisch is er heel wat kritiek op te geven.
De 21ste eeuw zal volgens u niet het einde zijn van de fossiele brandstoffen?
Jean-Louis Nizet: De trend is bezig, zeker in Europa en in de OESO-landen. Europa bouwt zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen af. Maar dat gaat zeer traag: 0,9 tot 1 procent tegen 2025. Dat is wellicht niet de snelheid waarmee men van die fossiele brandstoffen af wil.
Europa en de OESO-landen bouwen hun fossiele brandstoffen af, maar zeer traag.
De twee groeimotoren voor de petroleum zijn transport en petrochemie. Zolang er geen reëel alternatief voor is, blijft petroleum onmisbaar. En ook al zijn de reserves eindig, het aanbod is er nog steeds.
Wilt u een klimaatakkoord in Parijs?
Jean-Louis Nizet: Jazeker. Maar een dat niet alleen naar het klimaatprobleem kijkt maar de noodzaak erkent om de energie te leveren waar de wereld nood aan heeft. Er zijn drie aspecten in een energiepolitiek: het milieu- en klimaataspect, de bevoorradingszekerheid en de kostprijs van de energie. Die drie hangen samen.
Wij willen dat er in Parijs een klimaatakkoord komt dat rekening houdt met de energiebevoorrading aan een kostprijs die competitief is. Er moet een akkoord komen dat alle actoren engageert, op een bindende manier. En er moet een level playing field zijn voor de industrie op wereldvlak. Voor iedereen dezelfde condities.
Er moet een universeel MRV-systeem opgezet worden, een systeem van Meten, Rapporteren en Verifiëren, zodat de engagementen van elk van de landen kunnen gecheckt worden. Europa is de beste leerling van de klas, Europa is ook het enige blok van landen dat zijn klimaatplan in wetten gegoten heeft. De andere, ook die van China of de VS, zijn intentieverklaringen.
Dat is toch goed?
Jean-Louis Nizet: Dat is goed, maar voor de industrie is het niet altijd het beste. Een leider moet het voorbeeld geven, maar Europa is geen leider meer.
En als ik naar België kijk en zie hoe moeilijk het is geweest om de inspanningen te verdelen en hoe men gediscussieerd heeft over 1 procent hernieuwbare energie, dan zeg ik: vooraleer je doelstellingen van Europa aanneemt, ga eerst eens kijken hoe je die thuis gaat waarmaken.