Democratie en de ruimte voor het middenveld in Zuidoost-Azië
Walden Bello: ‘De sterke leider floreert omdat de liberale democratie faalt’
Zuidoost-Azië lijkt een voorkeur te hebben voor sterke leiders, in verschillende maten en gewichten. Duterte is Aung San Suu Kyi niet, en het gaat in Maleisië veel beter dan in Cambodja. Onderzoeker en activist Walden Bello over de impact van autoritair bestuur op het Zuidoost-Aziatische middenveld.
© Basso Cannarsa / Opale / Leemage
Update 10 augustus
Walden Bello heeft altijd gepleit om vanuit het middenveld kritisch en onafhankelijk naar de overheid en de bedrijfswereld te kijken. Maar hij wou ook de handen vuil maken. Daarom zat hij zes jaar in het Filipijnse parlement en daarom nam hij in het voorjaar van 2022 deel aan de vice-presidentsverkiezingen (met slechts 0,2 procent van de stemmen was dat een mislukte poging om de noden van armen en achtergestelde groepen voor het voetlicht te brengen).
Op 8 augustus 2022 werd hij gearresteerd op basis van een wet ter bestrijding van online eerroof. Daarmee zien veel activisten hun vrees voor nog meer repressie onder de nieuwe regering bewaarheid. De familiale achtergrond van president Bongbong Marcos (zoon van oud-dictator Marcos) en vice-presidente Sara Duterte (dochter van de vorige president Duterte) geeft daar alle aanleiding voor.
Aanleiding voor de arrestatie was de klacht van Jefrey Tupas, een nauwe medewerkster van Sara Duterte toen die nog burgemeester van Davao was. Tupas was aanwezig op een feestje waar de politie binnenviel en voor 1,5 miljoen peso aan drugs in beslag nam. Een Facebookpost van Walden Bello daarover op 1 maart kan hem nu tot zes jaar gevangenis kosten. Hij werd op 9 augustus op borgtocht vrijgelaten.
Walden Bello is al enkele decennia een kritische stem tegen nationale dictaturen en internationale, neoliberale dictaten. Hij is een uitgesproken pleitbezorger van het georganiseerde middenveld in Azië en het Globale Zuiden.
In de Filipijnen was Bello van 2010 tot 2015 ook parlementslid voor Akbayan, een linkse partij die afstand nam van de maoïstische communistische partij en haar ideologie van gewapende volksopstand. Hij is ook een van de oprichters van Focus on the Global South, een denktank en platform voor een kritisch middenveld in Zuidoost-Azië, met hoofdkantoor in Bangkok, Thailand. Walden Bello is dan ook heel goed geplaatst om een inkijk te geven in de stand van zaken van de democratische ruimte in Zuidoost-Azië.
We praten in zijn kantoortje op de campus van de Chulalongkorn universiteit in Bangkok, op de dag dat de staats- en regeringsleiders van de Association of South East Asian Nations (ASEAN) elders in Bangkok hun jaarlijkse topontmoeting afsluiten. Dat was de aanleiding om een ook een stand van zaken per land op te maken. Die lees je onderaan dit interview.
In het Noorden is de aanval op het georganiseerde middenveld vaak verbonden met een nieuw, rechts nationalisme. Is dat ook het geval in Zuidoost-Azië?
Walden Bello: Dat denk ik eigenlijk niet. Hier gaat het meer over de sterke leider, type Duterte in de Filipijnen of Hun Sen in Cambodja, of autoritaire organisaties zoals de communistische partij van Vietnam of Laos. En er is een meer globaal verzet tegen liberale, democratische ideeën, zoals je dat aantreft in Thailand en de Filipijnen.
Dat laatste doet denken aan de Asian Values ideologie van de jaren 1990. Toen stelden leiders als Mahatir in Maleisië, Lee Kuan Yew in Singapore en Soeharto in Indonesië dat de autoritaire, maar welwillende leider én het gedisciplineerde volk deel uitmaakten van eeuwenoude Aziatische waarden, in tegenstelling tot het individualisme en egalitarisme van het Westen. Keren we daarnaar terug?
Duterte’s law & order heeft weinig te maken met Aziatische waarden, en alles met de middenklasse-angst voor misdaad
Walden Bello: Dat klopt, maar dat bevestigt nog eens dat het niet om nieuw nationalisme gaat, eerder om conservatief autoritaire waarden. En dan nog. De aantrekkingskracht van Duterte’s law & order heeft weinig te maken met Aziatische waarden, en alles met de middenklasse-angst voor misdaad. Misschien heeft het ook te maken met diepe ontgoocheling in de liberale democratie als staatsvorm, maar dat is dan weer geen afwijzing van het Westen, maar van de eigen politieke elites.
Wat moeten middenveldorganisaties doen om hun missie beter te realiseren in Zuidoost-Azië?
Walden Bello: Op dit moment zit het middenveld in het defensief, en dus moeten we alles wat verworven is met hand en tand verdedigen. De autoritaire regeringen bedreigen de verworvenheden op het vlak van democratisch debat, het recht op vereniging of het beschermen van mensenrechten of arbeidsrechten.
Anderzijds moeten middenveldorganisaties uit deze periode leren dat ze als politieke actoren moeten optreden, ze moeten hun werk politiseren. Op die manier wordt hun inzet voor meer ruimte voor het middenveld ook een inzet voor meer politieke democratie.
Dat houdt in dat er een andere visie ontwikkeld moet worden, als alternatief voor de liberale democratie. Want die blijkt geen oog te hebben voor ongelijkheid. Maar er is ook een alternatief nodig voor het maoïsme als verzetsideologie. Want dat leek vijftig jaar geleden aantrekkelijk, maar stoot nu vooral mensen af.
Het rechts-autoritaire populisme à la Duterte baseert zijn populariteit op de bezorgdheid bij mensen over misdaad, drugs en onveiligheid. Dat zijn thema’s die klasse overstijgen.
De echte strijd vandaag is met het rechts-autoritaire populisme à la Duterte, dat zijn populariteit baseert op de bezorgdheid bij mensen over misdaad, drugs en onveiligheid. Dat zijn thema’s die klasse overstijgen, want ook in arme buurten maken mensen zich daar zorgen over. Om de aantrekkingskracht van de charismatische sterkeleiderpolitiek te breken is een visie nodig die gelijkheid centraal plaatst. Maar ook dan zal het tijd vragen om aan te tonen dat autoritair bestuur niet de welvaart, de veiligheid en de waardigheid oplevert die het belooft.
De grote broer van de regio, China, is economisch en sociaal bijzonder succesvol, zonder liberale democratie, zonder ruimte voor onafhankelijke organisaties, zonder veel vrijheid van meningsuiting. Is dat misschien een model waar naar opgekeken wordt?
Walden Bello: Individuele politieke leiders putten zeker inspiratie uit de ervaring van China. Maar als de vraag is of er bij de bevolking veel appetijt is voor dat “Chinese model”, dan twijfel ik toch. Bovendien heeft Beijing zelf ook weinig gedaan om een Chinees model te exporteren, integendeel. Het zijn vooral buitenlandse academici die het verhaal van een Beijing Consensus uitventen.
Bij de bevolking in Zuidoost-Azië leven, jammer genoeg, sterke anti-Chinese, zeg maar racistische gevoelens. Dat racisme wortelt eerder in de lokale samenlevingsproblemen of vooroordelen, en minder in het beleid van China. Al voedt het optreden van China in de Zuid-Chinese Zee, waarbij de grootmacht alleenzeggenschap opeist over de territoriale wateren en eilandjes van andere Zuidoost-Aziatische staten, wel dat traditionele wantrouwen.
De Association of South East Asian Nations (ASEAN) is het politieke platform waarbinnen de tien naties elkaar ontmoeten en versterken. Werkt ASEAN als een stimulans voor meer democratische ruimte, of is het eerder een internationaal forum waarop de autoritaire leiders wat extra legitimiteit komen tanken?
Walden Bello: Om te beginnen: ik ken geen nuttelozer organisatie dan ASEAN. Ze bestaat al 52 jaar en heeft nog bijna niets gerealiseerd op het vlak van economische coördinatie, het versterken van mensenrechten, gemeenschappelijk buitenlands beleid. De impact van de organisatie op de democratische ruimte binnen de tien landen is nihil. Er worden wel algemene verklaringen opgesteld, maar die worden niet in concrete daden omgezet.
In het verleden probeerde ASEAN nog om de invloed van China en de VS in evenwicht te houden, maar dat is door de onberekenbaarheid van de VS teloorgegaan. Dat is in het voordeel van China.
De zwakte van ASEAN blijkt ook uit het gemak waarmee China een wig kan drijven tussen landen, bijvoorbeeld in verband met de Zuid-Chinese Zee. Of uit het gemak waarmee westerse multinationals mee de economische agenda bepalen. Het zijn eigenlijk vooral de bureaucraten die de organisatie drijvende en draaiende houden.
Als er dan toch belangrijke afspraken gemaakt worden, is dat buiten het kader van ASEAN: bilateraal, bijvoorbeeld tussen China en Indonesië, of internationaal zoals met de afspraken over het recht op hoge zee. In het verleden probeerde ASEAN nog wel om China en de VS tegen elkaar uit te spelen en hun invloed in de regio in evenwicht te houden, maar dat is door de onberekenbaarheid van de VS nu ook teloorgegaan. Dat is in het voordeel van China.
U verwijst naar de invloed van multinationals op het economisch beleid. Heeft de bedrijfswereld als geheel een agenda voor democratische ruimte en vrijheid van vereniging?
Walden Bello: Bedrijven en investeerders zijn vooral geïnteresseerd in een “bevorderlijk investeringsklimaat” en in een wettelijk kader dat hun winststreven ondersteunt. Daarvoor hebben ze niet per se een liberale democratie nodig, maar ze zijn ook niet per se de drijvende kracht achter repressie. Het zijn wel degelijk de overheden zelf die neerwaartse druk op de lonen zetten, in onderlinge concurrentie voor investeringen en economische groei. Ondernemers zijn daar uiteraard niet tegen, maar ze waren in dit geval eerder gelukkig met het aanbod dan dat ze architecten waren van het beleid.
In de jaren 1980 was dat lagelonenbeleid onderdeel van een globaal Japans industriebeleid, maar intussen is Japan als economisch centrum vervangen door China, en produceert Zuidoost-Azië dus voornamelijk grondstoffen en onderdelen voor de Chinese productieketens. Het Belt and Road Initiative tilt dat op een heel nieuw niveau, met veel meer Chinese betrokkenheid bij infrastructuurontwikkeling in de regio. De Chinese invloed beperkt zich ook niet tot Chinese staatsbedrijven, maar strekt zich uit tot flexibel privékapitaal of tot grijze zones in de economie, zoals online gokken, dat illegaal is in China.
Chinese investeerders zijn gewoon om te werken met volgzame werknemers en een zwijgzame publieke opinie. Verwachten ze dat ook als ze in Zuidoost-Azië komen investeren?
Walden Bello: Je moet er rekening mee houden dat de arbeiders al helemaal niet erg georganiseerd zijn. In de Filipijnen, bijvoorbeeld, denk ik niet dat er vijf procent van de arbeiders aangesloten zijn bij een vakbond. Investeerders hoeven daar dus niet actief tegen te ageren. Bovendien zijn de overheden niet bezig met het afdwingen van arbeidsrechten. De voorkeur van Chinese investeerders voor Cambodja heeft dan weer wel te maken met de bereidheid en capaciteit van de regering Hun Sen om de werkende bevolking onder controle te houden. Over heel de regio denk ik dat arbeiders Japanse investeerders verkiezen boven Chinese, Taiwanese of Koreaanse, omdat Japanse bedrijven een beleid hebben waar werkers beter van worden.
**
Het interview met Walden Bello gaat door op de dag dat de staats- en regeringsleiders van de Association of South East Asian Nations (ASEAN) elders in Bangkok hun jaarlijkse topontmoeting afsluiten. De vraag of er sprake is van krimpende ruimte voor middenveld in Zuidoost-Azië, en of er sprake is van een regionale tendens, was dan ook een evidente vraag. Bello antwoordt met een overzicht van de regio.
Walden Bello: De situatie verschilt van het ene tot het andere land. In Indonesië heb je sinds de val van Soeharto in 1998 een echte explosie van middenveldactivisme en -activiteiten. Een hele waaier van organisaties en bewegingen, seculiere maar ook religieus gemotiveerde, hebben voor zichzelf voldoende ruimte gecreëerd om de economische en politieke processen in hun land te beïnvloeden. Je merkt dat de organisaties die aanleunen bij een of andere vorm van politieke islam de afgelopen jaren het invloedrijkst geweest zijn in Indonesië, ook bij de recente verkiezingen.
Organisaties die aanleunen bij een of andere vorm van politieke islam zijn de afgelopen jaren het invloedrijkst geweest in Indonesië
In Thailand is er veel minder ruimte voor een goed georganiseerd middenveld, en dat is niet alleen toe te schrijven aan het militaire regime van de voorbije vijf jaar. De grootste schade aan het dynamisme van het middenveld werd aangericht door de polarisering rond de figuur van voormalig premier Thaksin Shinawatra. Tegen de tijd dat de militairen de macht grepen, was er een diepe en onoverbrugbare kloof tussen roodhemden en geelhemden, en was het middenveld dus niet meer in staat echt weerwerk te bieden.
De Filipijnen bieden weer een ander verhaal. Daar liggen mensenrechtenorganisaties en zelfs kerkelijke organisaties in toenemende mate onder vuur. President Duterte valt hen voortdurend aan, vooral als ze kritisch zijn voor zijn War on Drugs. Het gevolg is onder andere dat ook de media, die traditioneel heel levendig en kritisch waren, vandaag grotendeels aan zelfcensuur doet, met hier en daar een uitzondering zoals Rappler of tot op zekere hoogte de krant Philippine Inquirer.
Linkse organisaties die aanleunen bij of verbonden zijn met de communistische partij sloten zich drie jaar geleden aan bij de coalitie rond Duterte, maar worden er door de president intussen van beschuldigd te opereren als mantelorganisaties voor de oude gewapende opstand. Dat betekent niet dat het hele middenveld lamgelegd is, maar je ziet wel dat het een erg moeilijke periode is voor organisaties en bewegingen om te wegen op de beleidsagenda.
En dan heb je Cambodja, waar vakbonden, sociale organisaties en mensenrechtenbewegingen erin geslaagd waren hun bewegingsruimte te vergroten, tot premier Hun Sen vorig jaar de repressie tegen de politieke oppositie opvoerde en meteen de ruimte voor middenveld decimeerde. Al blijft er toch nog meer ruimte voor vrije pers en autonome organisaties dan in buurland Vietnam, waar “het middenveld” altijd al een verlengstuk van staat en partij geweest is. Zelfs voor internationale ngo’s geldt daar dat een goed deel van de staf nauw verbonden is met de partij of de regering.
Maar in Indochina biedt Laos veruit de minste ruimte aan een middenveld. Het verdwijnen en vermoorden van een drietal oppositiefiguren uit Thailand leidde tot scherpe internationale kritiek, wat de regering er van de weeromstuit toe bracht allerlei bewegingen, die zich bezighielden met landrechten of andere urgente ontwikkelingsthema’s, tegen te werken of te bedreigen.
Nu Aung San Suu Kyi aan de macht is, stellen de meeste organisaties vast dat deur voor hen gesloten blijft
In Myanmar gaat het vandaag beter dan onder de decennialange militaire dictatuur. Maar nu Aung San Suu Kyi aan de macht is, stellen de meeste organisaties vast dat deur voor hen gesloten blijft, ook al hebben ze in het verleden samengewerkt met haar National League for Democracy. Ze regeert op een behoorlijk autocratische manier en heeft blijkbaar geen zin in samenwerking of dialoog met een kritisch middenveld of een lokale basis. Wat de situatie daar nog complexer maakt, is de opkomst van rechtse, boeddhistische organisaties die weliswaar banden hebben met het leger maar met een eigen dynamiek, gedreven door haat voor moslims en voor de Rohingya in het bijzonder.
In Maleisië is de toestand betrekkelijk positief voor het middenveld: veel mensenrechtenorganisaties hebben jarenlang goed samengewerkt met de oppositie tegen UMNO, de partij die Maleisië decennia bestuurd heeft. Sinds die “oppositie”, met het vroegere UMNO-boegbeeld en premier Mahatir aan het hoofd, vorig jaar aan de macht kwam, bloeit het verenigingsleven, de pers, de mensenrechtenbeweging op. Maar ook in Maleisië zijn het de islamitische organisaties die het actiefst zijn, over het hele politieke spectrum.