Nadia Fadil en Nadia Nsayi over structureel racisme en dekolonisatie
Dekolonisatie is een kwestie van herverdeling – én respect
Wat houdt dekolonisatie precies in en waar staan we op dat gebied in Vlaanderen? Een gesprek met KUL-hoofddocent Nadia Fadil, die etnisch-culturele minderheden bestudeert, en Nadia Nsayi, die de situatie in Congo voor Broederlijk Delen en Pax Christi volgt en vertrouwd is met het activisme in de Afrikaanse gemeenschappen in ons land.
Nadia Fadil (l) en Nadia Nsayi (r)
© Saskia Vanderstichelen
Wat houdt dekolonisatie precies in en waar staan we op dat gebied in Vlaanderen? Een gesprek met KUL-hoofddocent Nadia Fadil, die etnisch-culturele minderheden bestudeert, en Nadia Nsayi, die de situatie in Congo voor Broederlijk Delen en Pax Christi volgt en vertrouwd is met het activisme in de Afrikaanse gemeenschappen in ons land.
Terwijl intellectueel Vlaanderen debatteert over de vraag of islamofobie al dan niet racisme is en of er zoiets bestaat als cultuurracisme, en het beleid op deradicalisering focust, zijn intellectuelen en activisten binnen etnisch-culturele minderheden meer met dekolonisatie bezig. Maar wat houdt dekolonisatie precies in en waar staan we op dat gebied in Vlaanderen? Een gesprek met KUL-hoofddocent Nadia Fadil, die etnisch-culturele minderheden bestudeert, en Nadia Nsayi, die de situatie in Congo voor Broederlijk Delen en Pax Christi volgt en vertrouwd is met het activisme in de Afrikaanse gemeenschappen in ons land.
Tussen 4 en 6 mei 2018 kwamen activisten en intellectuelen uit de VS en Europa in Saint-Denis, een voorstad van Parijs, bijeen om over dekolonisatie te debatteren. De “Bandung du Nord” wordt de bijeenkomst genoemd, een knipoog naar de Bandung-conferentie in Indonesië in 1955, waar 29 landen uit Afrika en Azië de beweging van de Niet-gebonden Landen lanceerden. De Afro-Amerikaanse activiste Angela Davis nam deel aan de bijeenkomst in Parijs.
Bij ons zijn er de voorbije jaren tal van debatten ontstaan, boeken geschreven en acties gevoerd onder de paraplu van dekolonisering. Er zijn meningsverschillen over de gebruikte terminologie en over de te volgen strategieën, maar er zijn ook pogingen om allianties te sluiten. Kunnen we dan spreken over een dekoloniseringsbeweging in België?
Nadia Nsayi: Ik denk niet dat we echt kunnen spreken van een beweging. Er zijn een aantal opiniemakers, een aantal sterke figuren met wortels in Sub-Saharaans Afrika die proberen een stem te hebben over figuren uit de kolonisatieperiode zoals Leopold II of Lumumba, maar het ontbreekt aan structuren. In Brussel is het Collectif de Mémoires een van de weinige organisaties die er zijn. Maar de Afrikaanse diaspora blijft te weinig georganiseerd. Er wordt gefocust op bepaalde dossiers en te weinig gekeken naar het volledige plaatje.
Nadia Fadil: Ik kijk naar dekolonisatie als een soort erfgoed. Het is inderdaad geen massabeweging. Het is eerder een traditie, zoals de Verlichting een traditie is die op een bepaald moment in de geschiedenis werd ingezet en die geleid heeft naar politieke ontwikkelingen en een aantal idealen heeft voortgebracht. Ik denk dat je dekolonisatie op dezelfde manier kunt benaderen. Er zijn een aantal sleutelfiguren en een aantal sleutelmomenten. Er is een corpus van literatuur en afhankelijk van de context, de periode en de plaats zal men zich engageren met het ene of het andere aspect van deze erfenis.
Wat nu interessant is, is te zien hoe nakomelingen van migranten zich dat kader toe-eigenen en in termen van dekolonisatie over hun conditie in West-Europa nadenken, terwijl nakomelingen van migranten in de jaren tachtig dat niet deden. Het was toen eerder vanuit het arbeidersklassestatuut dat er activisme was. Socialisme was meer de traditie die mobiliseerde.
Er is een verscheidenheid aan stemmen. Is er een gezamenlijke visie op wat dekolonisatie in onze samenleving inhoudt?
Nadia Fadil: Ik denk dat het een illusie is om te denken dat men ooit tot een gedeelde visie kan komen wat dekolonisatie betreft. Wat wel gedeeld is, is een reeks van basispostulaten of uitgangspunten van waaruit er gesproken wordt. De veronderstelling dat er een asymmetrie is tussen het globale Noorden en het globale Zuiden bijvoorbeeld, dat er machtsverschillen zijn, dat die systematisch zijn en dezelfde grenzen hebben als de koloniale grenzen van vroeger. De veronderstelling dat deze ongelijkheid een naam heeft en dat is ras. Ras is ook wat deze ongelijkheid in stand houdt, dat is ook een gedeeld uitgangspunt.
Maar ook de betekenis die aan racisme wordt gegeven is niet eenduidig. Iemand als Cedric Robinson linkt racisme heel erg aan kapitalisme, terwijl Stuart Hall meer de nadruk legt op het discours en de representatie. Dat leidt tot verschillende strategische positioneringen, wat op zijn beurt verklaart waarom sommigen rond een Lumumbaplein of standbeelden van Leopold II actie voeren, terwijl anderen van mening zijn dat je moet kijken naar de kwijtschelding van de schulden van het Zuiden of compensatie.
Hoe ver staat de beweging in België?
Nadia Nsayi: ik heb heel sterk het gevoel dat we op dit moment nog altijd in een fase van discussie zitten. We zijn nog niet in de fase van het uitbouwen van gezamenlijke strategieën. We zien ook een zoektocht naar bondgenootschap. De laatste initiatieven tot toenadering en gezamenlijke acties tussen activisten van Marokkaanse en die van Sub-Saharaanse afkomst tonen aan hoe jong deze beweging of traditie is in onze samenleving. Er is vooruitgang, maar het betreft vooral de culturele dekolonisatie en veel minder de politieke en de economische dekolonisatie van landen in het Zuiden.
Nadia Fadil: Hier spelen weer de machtsverhoudingen. Het is gemakkelijker om je haar niet meer te ontkrullen of om een hoofddoek te dragen, al is dat laatste nog altijd een zeer groot probleem in België, dan om compensatie te eisen of om bepaalde taksen aan multinationals op te leggen.
Hoe zit het met de verhoudingen tussen activisten met een moslimachtergrond en die van Sub-Saharaans Afrika? Er is toenadering, maar er zijn ook kwesties zoals de slavernij of het racisme binnen die gemeenschappen zelf.
Nadia Fadil: Het zijn interessante en delicate gesprekken. In de Bandung du Nord kwam deze kwestie aan bod. Hoe kun je een debat voeren over slavernij en de betrokkenheid van moslims in de slavenhandel in een context van islamofobie? We zagen dat onlangs in de Libië-affaire rond het opsluiten en de handel in vluchtelingen. Er was een heel discours over Arabieren als slavenhandelaars. Men is zich bewust van het gevaar van instrumentalisatie, maar het debat hierover staat nog in de kinderschoenen.
‘Er is heel duidelijk racisme van Maghrebijnen tegen zwarte Afrikanen, maar je hebt ook christelijke Afrikanen die zich laten opzetten tegen Marokkanen.’
Nadia Nsayi: Het is een kwestie die wel leeft binnen de zwart-Afrikaanse gemeenschap in meer gesloten kringen. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar de rol van de Arabische slavenhandel in Congo of vandaag nog in onze samenleving of in Marokko. Ik denk dat we heel waakzaam moeten zijn op dat vlak, want ik heb persoonlijk vaak het gevoel dat dit thema misbruikt wordt om groepen die natuurlijke allianties zouden moeten hebben uit elkaar te drijven.
Nadia Fadil: Het is ook een concrete realiteit. Natuurlijk is de realiteit in een diasporasituatie anders dan in Marokko bijvoorbeeld, waar racisme ten opzichte van Sub-Saharaanse Afrikanen heel duidelijk is. Blanken hebben geen patent op racisme. Gekleurde mensen doen daar ook aan mee. Je hebt racisme bij Maghrebijnen ten opzichte van zwarte Afrikanen maar je hebt ook christelijke Afrikanen die opgezet kunnen worden tegen Marokkanen.
Er is een groeiende interesse voor het debat over dekolonisatie, heeft dat effect op politiek gebied of helemaal niet?
Nadia Nsayi: Heel het debat rond dekolonisatie gebeurt via de media. Het is een gevaarlijke strategie, omdat je het risico loopt dat je nooit een compromis bereikt. Het is een confrontatiemodel. Om zaken als de koloniale periode of de geschiedenis van de migratie van Turken en Marokkanen in ons onderwijs te krijgen volstaat het niet om naar aanleiding van een of ander actueel onderwerp opiniestukken te schrijven. Communicatie moet aangevuld worden met beleidswerk en met lobbyen.
‘De N-VA zit jammer genoeg heel hard in een conflictmodel en de andere coalitiepartners staan erbij en kijken ernaar.’
Nadia Fadil: En het beleid zet op dit moment stappen achteruit. Want we hebben wel echt een opening gehad vanaf eind jaren negentig tot begin 2011 onder de groen-paarse regering. Toen zijn er heel veel zaken geïnstitutionaliseerd geraakt. Denk maar aan de diversiteitsstages bij de VRT, de quota in de raden van bestuur in de culturele sector. Toen heette het niet dekolonisering maar werd de strijd gevoerd in termen van diversiteit, van gelijkheid en burgerschap. En het is op dat vlak dat we achteruit aan het gaan zijn. De N-VA zit jammer genoeg heel hard in een conflictmodel en de andere coalitiepartners staan erbij en kijken ernaar.
© Saskia Vanderstichelen
Nadia Nsayi: Maar ook dat vraagt een aanpassing aan de nieuwe politieke situatie. Het N-VA-verhaal zal voor meerdere jaren meegaan en op een moment dat links niet met een nieuwe visie komt, moeten mensen die rond thema’s van racisme en discriminatie werken nieuwe strategieën uitwerken. Misschien is onderhandelen met de N-VA wel een goede strategie.
Nadia Fadil: Ik denk dat er altijd contacten en gesprekken zijn. Organisaties zoals Kifkif of het Minderhedenforum moeten onderhandelen met de N-VA omdat ze gesubsidieerd worden. Waar ik wel, en dan spreek ik als persoon en als burger en niet als onderzoeker, moeite mee heb, is dat je moet onderhandelen met machthebbers die instaan voor de bredere bevolking en die in principe jouw belangen moeten vertegenwoordigen maar die leugens en haatboodschappen over jou verspreiden. Minister Jambon loog over moslims die dansten na de aanslagen en staatssecretaris Theo Francken heeft van zijn Twitteraccount één grote antimigratiepropagandapagina gemaakt. Om de andere als onderhandelingspartner te kunnen zien moeten er wel bepaalde grenzen van fatsoen zijn. De strijd tegen racisme en de hele dekolonisatie gaat niet alleen over brood en onderdak, het gaat ook over respect en waardigheid.
Wat de andere partijen betreft, we zitten niet op het niveau dat die andere partijen met een heel ander verhaal zouden moeten komen. Wat ik wel van een CD&V, een SP.A of een VLD verwacht, is dat ze limieten stellen, dat ze zeggen dat dit niet kan. Ze zijn in de minderheid, maar ze hebben wel de macht om een regering te maken of te kraken.
Het jargon dat gebruikt wordt in heel het dekolonisatiedebat, zoals de term ‘wit privilege’, botst op heel veel tegenstand, zelfs uit progressieve hoek. Hoe komt dat?
Nadia Fadil: De term ‘wit privilege’ maakt deel uit van een analysekader. Je kijkt niet alleen naar uitsluitingsfactoren maar ook naar de privileges. Het is belangrijk dat mensen begrijpen dat het niet gaat om schuldigen aanwijzen. Als ik vanuit mijn werk iets zeg over minderheden of over moslims, en als een blanke collega exact hetzelfde zegt, is zijn of haar stem voor veel mensen geloofwaardiger dan die van mij. In de journalistiek is dat hetzelfde. Ik kan daar niets aan doen en mijn collega kan er ook niets aan doen. Maar wat we wel kunnen doen is ons daar bewust van worden en een nieuwe vorm van solidariteit creëren. Want net zoals we in een klassenmaatschappij leven en net zoals we in een seksistische maatschappij leven, leven wij in een samenleving die structureel racistisch is.
Ik denk wel dat het problematisch kan worden als men begint te moraliseren en met de vinger wijst.
Bij de linkerzijde is er de bezorgdheid dat denken en spreken in termen van wit privilege een manier is om het niet te hebben over klasse. Ik denk dat er hier twee elementen zijn: één, als je blank bent en in een situatie van armoede leeft, dat je toch nog van bepaalde witte privileges gebruik kan maken, want het hele discours van profitariaat van de sociale zekerheid is meer geënt op gekleurde armen dan op blanke armen. Twee, niemand beweert dat een zwarte hooggeschoolde goedverdienende persoon zich niet in een betere positie bevindt dan een blanke persoon die steun trekt van het OCMW.
In welke richting denken jullie dat de situatie gaat evolueren?
‘Ik zie mensen opstaan in de Congolese gemeenschap die hun stem willen laten horen, zowel over de situatie hier bij ons als over Congo.’
Nadia Nsayi: Ik ben redelijk optimistisch en hoopvol. Ik zie een groep mensen opstaan binnen de Congolese gemeenschap die zich meer als Belg opstelt. Het gaat om jonge mensen die maatschappelijk geëngageerd zijn en die hun stem willen laten horen, zowel over de situatie hier bij ons als over de situatie in Congo. Ik denk dat ze in de toekomst een tegenverhaal zullen bieden.
Nadia Fadil: Ik denk dat ze dit nieuwe verhaal nu al bieden, maar de vraag is of wij willen luisteren. Vlaanderen is geen eiland. Uiteindelijk gaat dekolonisering om herverdeling van privileges die al 300 of 400 jaar meegaan. Je zegt dat je optimistisch bent. Soms denk ik dat we afglijden naar massale deportatie van lastige migranten. Ik wil niet te pessimistisch klinken. Ik denk dat alle scenario’s mogelijk zijn. Zeker nu, in de sfeer van na de aanslagen en van deradicalisering, is het voor opiniemakers of publieke figuren met een moslimachtergrond koorddansen. Er is repressie en soms institutionele repressie. Daarom is het belangrijk dat kritische en aandachtige observatoren binnen progressieve middens meer solidariteit tonen. Dat is wat ik althans van hen verwacht.
Dit artikel werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!