Wayne Modest: ‘We moeten af van het impliciete idee dat het Westen superieur is’
Directeur Nederlands Tropenmuseum: ‘Roofkunst teruggeven is een topprioriteit’
Roxane Soudagar
31 december 2021
Hij is wel eens voor verrader uitgemaakt: de van oorsprong Jamaicaanse Wayne Modest is directeur van vier Nederlandse musea met een koloniale erfenis én roofkunst in de collectie. Die moet wat hem betreft zo snel mogelijk terug. ‘Er is veel ongeduld.’
Aan de muur van het kantoor van Tropenmuseum-directeur Wayne Modest (48) hangt een kleine herinnering aan zijn geboorteland. Een portret van Mallica ‘Kapo’ Reynolds, een invloedrijke Jamaicaanse kunstenaar uit de twintigste eeuw. Zijn werk maakt dankzij Modest deel uit van de collectie van het Tropenmuseum, vertelt hij met een bescheiden glimlach.
Modest heeft zo zijn connecties; hij werkte jarenlang voor Jamaicaanse etnografische musea. Toen boog hij zich over de vraag hoe die het slavernijverleden en het hedendaags racisme een plek geven in hun collectie. Nu is hij hoofd van een Nederlands museum dat activisten vorig jaar nog bekladden vanwege het koloniale karakter.
Wie is Wayne Modest?
Wayne Modest (St. Catherine, Jamaica, 1972) is sinds januari 2021 inhoudelijk directeur van het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMVW). Voordien was hij plaatsvervangend directeur en hoofd van het onderzoekscentrum van het NMVW.
Van 2010 tot 2014 was hij Hoofd Conservatoren van het Tropenmuseum, en daarvoor vervulde hij verschillende managementfuncties bij musea in het Verenigd Koninkrijk en Jamaica.
Hij is ook buitengewoon hoogleraar Material Culture and Critical Heritage Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Hij studeerde scheikunde en kwam via de conservering van voorwerpen bij het Museum of History and Ethnography in Jamaica terecht. ‘Mijn entree in de museumwereld was dus via de objecten, het materiaal.’
Hij studeerde vervolgens Museologie en behaalde zijn doctoraat in Cultural Studies. Gezamenlijk hebben de vier musea van het NMVW (1*) ongeveer 450.000 objecten tot hun beschikking, waarvan zo’n 40 procent uit voormalige koloniën komt. Een groot deel werd geroofd.
In het Tropenmuseum wijst Modest objecten aan die mogelijk ooit worden teruggegeven. Zoals een Surinaamse banjo, omstreeks 1775 meegenomen door de Schots-Nederlandse officier John Gabriël Stedman, die vocht tegen het verzet van de marrons: tot slaaf gemaakte mensen die naar de bossen ontsnapten en hun autonomie behielden.
Een ruimte verder vertelt hij over twee voorouderbeelden uit Papua: hoge houten kunstwerken van een man en een vrouw, afgezaagd van de boeg van een kano. Zowel recent overleden mensen als mythische voorouders werden in toenmalig Nederlands-Nieuw-Guinea vereerd met deze houten beelden. Modest: ‘Voor ons is het wetenschap. Voor de gemeenschap waar ze vandaan komen, hebben de beelden een persoonlijke, spirituele betekenis.’
In de kelder van het Tropenmuseum ligt de gruwelijkste herinnering aan het koloniale tijdperk: zo’n 4000 menselijke resten, zoals botten en schedels, veelal uit voormalig Nederlands-Indië. Die werden verzameld om te onderzoeken op raskenmerken, toen men de rassenleer nog als legitieme wetenschap zag. Toch werden de laatste botten in de jaren ‘50 nog geleverd aan het Tropenmuseum.
‘In dit gebouw is de koloniale geschiedenis héél erg aanwezig. Verder is het in Nederland hidden in plain sight; overal aanwezig, maar verborgen.’ Modest wisselt moeiteloos tussen Engels en Nederlands, en ondanks zijn volle agenda spreekt hij geen enkele zin overhaast uit. ‘Kolonialisme zit in ons DNA’, zegt hij, terwijl hij de brede trappen van het gebouw bestijgt.
‘Dekolonisering gaat om afrekenen met het impliciete idee dat het Westen superieur is aan de rest.’
Het valt op dat hij consequent namens de musea spreekt: wij, het NMVW, onze koloniale erfenis. Op de vraag naar zijn persoonlijke plannen voor de musea, antwoordt hij: ‘Ik ben niet zo van de eigen stempel, meer van onze stempel.’ Modest ziet het zo: dekolonisering gaat hem aan het hart, en vanuit deze functie kan hij daaraan bijdragen.
Zijn afkomst ziet hij als een kracht: ‘Het is voor mij vanzelfsprekend om met dekolonisering bezig te zijn, want in Jamaica is kolonialisme overal. In de straatnamen, de enorme ongelijkheid, de Jamaicaanse talen; je ontkomt er niet aan.’
Wat is dekolonisering volgens jou?
Wayne Modest: Dekolonisering gaat om afrekenen met het impliciete idee dat het Westen superieur is aan de rest. Voor onze musea betekent dat: geen racistische, stereotyperende, denigrerende beelden meer gebruiken, open zijn over koloniaal geweld en erkennen dat wij niet het centrum van de wereld zijn.
Zo werken we aan een grote tentoonstelling in 2022, Onze Koloniale Erfenis. Die gaat niet alleen over de trans-Atlantische slavernij, maar ook over slavernij in Nederlands-Indië, en uitbuiting in Zuid-Amerika en Zuid-Afrika. Met veel aandacht voor het verzet en de creativiteit in de voormalige koloniën.
Modest gaat moeilijke vragen over dekolonisatie niet uit de weg, maar leidt het gesprek regelmatig terug naar dat waar een museum volgens hem óók om draait: kunst en plezier. ‘Laten zien dat kunst universeel is, is ook dekolonisering. En dat is joyous’, zegt hij met een brede glimlach. ‘Neem de mode-sectie in het Tropenmuseum. Voorheen werd dat “textiel” genoemd, want “mode” werd als een westers concept gezien.’
Is die blik op dekolonisering beïnvloed door jouw Jamaicaanse achtergrond?
Wayne Modest: Natuurlijk, het valt mij bijvoorbeeld op hoe Nederland – zoals veel Europese landen – de koloniale geschiedenis als een andere geschiedenis beschouwt, als een aparte categorie naast “de Nederlandse geschiedenis”.
Dat is in Jamaica onvoorstelbaar. Nederland is mede mogelijk gemaakt door kolonialisme. Daarom vind ik het niet genoeg als wij één groot project over het koloniale verleden doen, en daarna weer “gewoon” mooie kunst laten zien. We moeten ons afvragen: hoe laten we mooie dingen zien mét een dekoloniale blik?
‘We moeten ons afvragen: hoe laten we mooie dingen zien mét een dekoloniale blik?’
Je werkt al tien jaar bij het Tropenmuseum; welke stappen zijn daar gezet?
Wayne Modest: In recente jaren hebben we bijna alle informatieborden aangepast in samenwerking met kritische activisten. We vertellen over ons eigen verleden, over roofkunst.
En sinds onze Words Matter-publicatie – een gids voor dekoloniaal taalgebruik – in 2018 proberen we geen eufemismen meer te gebruiken zoals “politionele acties”; we spreken van “koloniaal geweld”. Toen ik hier begon, las ik zelfs nog “koeli” in onze teksten, net zoals “Eskimo” en “inlander”. Dat zouden we nu nooit meer doen. (2*)
Je zei net: kolonialisme zit in het DNA van deze musea. Als daarmee wordt afgerekend, is er dan nog wel een rol voor een volkenkundig museum?
Wayne Modest: We zien onszelf niet als “volkenkundig” museum, die term is eigenlijk achterhaald. We heten niet voor niets het Museum van Wereldculturen: we willen de wereld tentoonstellen met een dekoloniale blik, en al onze verschillen én overeenkomsten tonen, zodat bezoekers na afloop zeggen: ik snap de wereld nu iets beter. Daarom snijden we mondiale thema’s aan in onze vaste collectie, zoals migratie, taal en klimaatverandering.
In het Wereldmuseum hadden we de tentoonstelling What a Genderful World. Daarin leerde je dat sommige culturen een derde gender kennen of het normaal vinden als een man een rok draagt.
Healing Power, te zien tot juni 2022, gaat over verschillende tradities rond gezondheid. Zelf vind ik C_adeau, hoezo?_ – ook in het Tropenmuseum – heel leuk. Toen ik net in Nederland was, gaf iemand mij een cadeau mét de bon erbij. Ik wist niet wat ik zag!
Ondanks al deze veranderingen worden de discussies over roofkunst steeds feller gevoerd. Neem de Benin Bronzes: kostbare sculpturen en plaquettes van brons en messing, daterend van de dertiende tot de achttiende eeuw. De ruim 3000 afbeeldingen van troonopvolgers van het voormalige koninkrijk Benin – in het huidige Nigeria – hebben een sterke symbolische en historische betekenis. Een groot deel werd 124 jaar geleden geroofd door Britse soldaten. Tegenwoordig staan ze in westerse musea, en zeker 114 stukken zijn te vinden in het NMVW. Nigeria vraagt ze al jaren terug.
In 2022 zal Duitsland als eerste land zijn Benin Bronzes teruggeven aan Nigeria. Het British Museum, dat de grootste collectie bezit, belooft nog niets. Bronsgieters uit Benin City hebben nu nieuwe kunstwerken gegoten en bieden die aan in ruil voor de geroofde plaquettes. Het British Museum heeft daar nog niet op gereageerd.
‘Ik vind het goed dat activisten roofkunst aankaarten. Daardoor krijgt het media-aandacht en wordt de politieke druk groter.’
Franse musea staan ook al jaren onder druk om geroofde objecten uit voornamelijk Afrikaanse landen terug te geven. De Congolese activist Mwazulu Diyabanza werd vorig jaar twee keer aangehouden in Parijs toen hij geroofde kunst wilde meenemen uit zowel het Quai Branly Museum als het Louvre. Daarna nam hij ook uit het Afrika Museum in Berg en Dal een beeldje mee, naar eigen zeggen een erfstuk van zijn betovergrootvader.
Hoe kijk je tegen die ‘omgekeerde roof’ door Diyabanza in jouw museum aan?
Wayne Modest: (zucht diep) Roofkunst teruggeven is een prioriteit. We hebben gezegd de actie van Diyabanza te begrijpen. Hij wil koloniaal onrecht ongedaan maken, en wij ook.
Het verschil is dat wij binnen bepaalde kaders moeten werken. Ik vind het goed dat activisten roofkunst aankaarten. Daardoor krijgt het media-aandacht en wordt de politieke druk groter. Uiteindelijk is teruggave namelijk een keuze van de overheid. Onze collectie is, zoals veel museumcollecties, eigendom van de staat.
Wat doen jullie zelf om roofkunst terug te geven?
Wayne Modest: Sinds 2019 hebben wij het standpunt dat teruggave mogelijk gemaakt moet worden. We brachten toen een lijst van voorwaarden uit. Daarna kwam de overheid met een eigen adviesrapport, de basis van het huidige beleidsplan. Het volgende kabinet beslist hierover.
Onze rol ligt vooral bij heel goed herkomstonderzoek. Dat doen we nu twee jaar en dat willen we uitbreiden. Zo is alle informatie voor iedereen toegankelijk áls iemand een claim doet. Dan kunnen we beginnen met objecten teruggeven.
Jullie hebben vast contact met musea in Indonesië, Suriname, Nigeria. Is hun geduld niet op?
Wayne Modest: Er is veel ongeduld inderdaad, de restitutie duurt langer dan wenselijk. Maar voor die musea speelt ook de vraag: en dan? Roofkunst teruggeven is geen goedmaker voor kolonialisme, de ongelijkheid blijft. Terwijl ik dekolonisatie ook zie als langdurige inzet voor radicale gelijkheid. We moeten werken aan een eerlijkere verdeling van kunst en erfgoed.
‘We moeten werken aan een eerlijkere verdeling van kunst en erfgoed.’
Het Tropenmuseum ontvangt daarom jaarlijks onderzoekers uit Indonesië en andere herkomstlanden voor gezamenlijke documentatie van erfgoed en herkomstonderzoek. We hebben met Indonesische partners een opleiding Museum Studies in Jogjakarta opgezet.
De herkomstlanden moeten ook de vruchten plukken van cultuurtoerisme, dus zorgen we ook voor goede musea daar. Maar het belangrijkste: zij bepalen, ons past nederigheid. Als ze objecten niet in een museale setting willen, maar terug willen geven aan voorouders of de natuur, is dat aan hen.
Dan is er nog het vraagstuk rondom menselijke resten, hier in de kelder van het Tropenmuseum. Is daar een oplossing voor?
Wayne Modest: Dat is een heel moeilijk onderwerp – ik weet nooit zo goed wat ik moet zeggen. Hoe vind je een ethische oplossing voor iets wat zo extréém onethisch is? En aan wie kunnen we ze teruggeven? We weten hooguit uit welke regio ze komen, of dat iemand een soldaat was.
Nog voor mijn tijd was er een groot onderzoek gaande. Dat bood antwoorden over het zo ethisch mogelijk bewaren van de resten zolang ze hier liggen, maar nog niet over eventuele teruggave. De komende vier jaar loopt er nog een onderzoek. En in de herkomstlanden wíl niet iedereen dat we ze teruggeven. Sommigen zeggen: ‘Nederland stal deze botten, ze zijn jullie probleem.’
Voelt het voor jou niet vreemd om namens dit instituut te spreken, als iemand uit een voormalige kolonie?
Wayne Modest: (lacht) Vooral de buitenwereld vindt dat vreemd, merk ik. Ik ben zelfs eens voor verrader uitgemaakt. Enerzijds ben ik “De Ander”, de zwarte man in een wit instituut. Anderzijds ben ik nu “Het Systeem”. Hoezeer ik dat systeem ook probeer te ontmantelen, ik blijf er onderdeel van.
‘Hoezeer ik dat systeem ook probeer te ontmantelen, ik blijf er onderdeel van.’
De nadruk op mijn kleur maakt het lastig om mijn expertise te laten spreken. Om het ook te hebben over kunst, esthetiek, theorie. Ik probeer steeds uit te leggen: mijn afkomst speelt een rol, maar het koloniale verleden is een gedeelde geschiedenis, het heeft mij ook gevormd.
Dit museum was onderdeel van een complex, gewelddadig systeem en nu willen mijn collega’s en ik, samen met mensen buiten het museum, onderdeel zijn van het proces naar een rechtvaardige wereld.
Ik zie “activisme” als een ongeduldigheid met de status quo en een eis om een betere wereld. En dat activisme is er ook binnen deze muren.
Is de werkelijke dekolonisatie niet dat instituten zoals dit museum uiteindelijk verdwijnen?
Wayne Modest: Je zou inderdaad kunnen zeggen: dit soort instituten kúnnen gewoon niet veranderen. Of in de woorden van Audre Lorde (zwarte, feministische schrijfster, red.): ‘The master’s tools will never dismantle the master’s house’, ‘De instrumenten van de meester kunnen nooit zijn huis afbreken.’
Maar ik zie dekolonisatie niet als het wegpoetsen van het verleden; ervan af zijn en door. Willen we de werkingen van kolonisatie begrijpen, dan moeten we eraan herinnerd worden hoe dat eruitzag en samen aan een nieuwe invulling werken. Maar dat moet samen. We have to big up each other, zoals we in Jamaica zeggen.
_Dit interview verscheen in de zomereditie van OneWorld Magazine.
Roxane Soudagar studeerde Politicologie (Internationale betrekkingen) en volgde een master in Conflict Studies & Human Rights._
***
1*. In de stichting Nationaal Museum van Wereldculturen (NMVW) delen het Tropenmuseum, het Afrika Museum , Museum Volkenkunde en het Wereldmuseum Rotterdam de collectie en hun missie.
2*. “Koeli” is een denigrerende en racistische term voor Aziatische arbeiders die na de slavernij in de koloniën werkten. “Eskimo” is een koloniale term voor oorspronkelijke bewoners uit de Arctische regio’s en is grotendeels vervangen door de term “Inuit”.