Is assisenzaak tegen kopstukken Guatemalteekse dictatuur een overwinning voor mensenrechten?
‘Dit proces maakt deel uit van de strijd tegen straffeloosheid bij internationale misdaden’
Een Belgisch assisenproces over de moord op drie Belgische missionarissen in Guatemala in de jaren ’80 schept een precedent. Het toont dat misdaden tegen de mensheid niet onbestraft blijven, waar ze ook plaatsvinden. MO* sprak met hoogleraar criminologie Stephan Parmentier en advocaat Luc Walleyn.
Bij de burgeroorlog in Guatemala kwamen meer dan 200.000 mensen om het leven. Een jongen kijkt naar de graven van mensen die geïdentificeerd werden na opgravingen van massagraven.
© Reuters / Sandra Sebastian
Een Belgisch assisenproces over de moord op drie Belgische missionarissen in Guatemala in de jaren ’80 schept een sterk precedent. Het toont dat misdaden tegen de mensheid niet onbestraft blijven, waar ze ook plaatsvinden. MO* sprak met hoogleraar criminologie Stephan Parmentier en advocaat Luc Walleyn. ‘De feiten dateren van 40 jaar geleden, maar dit proces heeft extra actualiteitswaarde. Want ook aan de Europese grenzen woedt een oorlog en vinden mensenrechtenschendingen plaats.’
De jaren ‘80 waren gruwelijk voor Guatemala. Er heerste een militaire dictatuur en het land werd verscheurd door een bloedige burgeroorlog, die aan meer dan 200.000 mensen het leven kostte. De inheemse bevolking van het hooggebergte, de Qeqchi, Kaqchikel en Mam, werd het slachtoffer van een ware genocide.
In die periode werden ook drie jonge Belgen vermoord in Guatemala. Walter Voordeckers, Ward Capiau en Serge Berten waren missionarissen van Scheut, een katholieke congregatie die in de negentiende eeuw in de gelijknamige Anderlechtse wijk was opgericht.
In volle Koude Oorlog werden ze beschouwd als een “communistisch gevaar” vanwege hun steun aan arme boerengemeenschappen, meestal onder de inheemse bevolking.
In Guatemala vond nooit een onderzoek plaats naar de moord op de drie Belgen. Ook het stoffelijke overschot van Serge Berten, die samen met twee andere personen werd ontvoerd, is nooit teruggevonden.
Maar bijna een halve eeuw later komt er alsnog een proces dankzij de inzet van de vzw Guatebelga. 40 jaar na de feiten stelt de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling vijf kopstukken van het toenmalige militaire en politieke staatsapparaat in beschuldiging. Ze zullen voor een assisenjury in Leuven voorkomen.
In de jaren ‘80 werden in Guatemala drie Belgische missionarissen vermoord: Walter Voordeckers, Ward Capiau en Serge Berten.
© Guatebelga
Wereldprimeur
Een wereldprimeur in het internationaal strafrecht, zegt Stephan Parmentier, hoogleraar criminologie en mensenrechten aan de KU Leuven en ook wetenschappelijk adviseur voor Guatebelga. ‘Het is de eerste keer dat de topverantwoordelijken van het militaire apparaat, de inlichtingendiensten en de politiek in Guatemala naar een buitenlandse strafrechtbank worden verwezen en in beschuldiging worden gesteld. Het belang daarvan kan niet overschat worden.’
Nog innovatief, zowel voor het Belgische justitieapparaat als voor het internationale recht, is de nieuwe interpretatie die de zaak aan daderschap geeft. ‘Het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling spreekt over een ‘‘gemeenschappelijke criminele onderneming’’.
Het gaat dus niet om privépersonen of gezagsdragers die op individueel niveau misdaden pleegden’, verduidelijkt Parmentier. ‘Het gaat erom dat ze het staatsapparaat dat onder hun controle stond gebruikten om een gemeenschappelijk plan op te zetten en paramilitaire groepen inschakelden om dat uit te voeren.’
Want de effectieve daders van de misdaden werden nooit gevonden en zullen dus niet terechtstaan. Toch komt er een rechtszaak. ‘Niet alleen de effectieve daders zijn verantwoordelijk, maar ook wie aan de top van het apparaat stond,’ legt Luc Walleyn uit, een van de advocaten van de aanklagers.
‘Dat apparaat bepaalde de strategie waarmee de burgerbevolking werd vervolgd. En wie de strategie uitdoktert om een groot deel van de bevolking uit te moorden om de eigen macht te versterken is dan in feite de hoofdverantwoordelijke.’
Walleyn is ook oud-voorzitter van Advocaten Zonder Grenzen en actief bij de balie van Brussel en het Internationaal Strafhof. In Rechten Zonder Grenzen schreef hij zijn ervaringen neer over de Rwandese genocide en de bloedbaden van Sabra en Shatila tijdens de Libanese burgeroorlog.
De inbeschuldigingstelling komt pas 40 jaar na de feiten. Waarom zo laat?
Luc Walleyn: In de jaren ‘80 was het Belgische justitieapparaat niet bevoegd om misdaden tegen Belgen in het buitenland te vervolgen. De zogenaamde genocidewet van 1993 bracht daar verandering in. Die behandelt de bestraffing van oorlogsmisdaden gepleegd tijdens een gewapend conflict.
Aanvankelijk was die wet alleen toepasbaar op oorlogsmisdaden, waardoor foltering en moord op burgers omwille van kritiek op de militaire dictatuur (in dit geval in Guatemala, red.) er niet onder vielen. Maar in 1999 werd de wet uitgebreid met genocide en misdaden tegen de mensheid. Dat schiep een duidelijk kader voor vervolging en bepaalde bovendien dat dergelijke misdaden niet kunnen verjaren.
Dankzij de genocidewet konden slachtoffers van oorlogsmisdaden daders voor een Belgische rechtbank dagen, ongeacht waar het misdrijf plaatsvond. Daarom kon de aanklacht pas 20 jaar na de feiten, op 25 januari 2001, worden ingediend. Na 20 jaar is het onderzoek nu afgesloten en komt er een assisenproces.
Waarom noemt u, professor Parmentier, dit een primeur in het internationaal strafrecht?
Stephan Parmentier: Dit is de meest recente toepassing van de wetgeving over universele jurisdictie (zie kader) in ons land. Die werd in ons land samengevat in de zogenaamde genocidewet uit 1993 en 1999.
‘Ook aan de Europese grenzen woedt een oorlog waar ernstige mensenrechtenschendingen plaatsvinden.’
Universele jurisdictie, of universele rechtsmacht, maakt deel uit van het internationaal strafrecht en moet het mogelijk maken om over landsgrenzen heen misdaden tegen de mensheid te kunnen bestraffen.
Van landen die verschillende internationale verdragen ondertekenden, zoals de Conventie van Geneve of het Genocideverdrag, wordt geacht dat ze het principe in de eigen wetgeving opnemen. België doet dat sinds 1993 met de genocidewet, waarin oorlogsmisdaden werden opgenomen, die in 1999 verder werd uitgebreid.
In dit kader hadden we eerder al processen met betrekking tot de genocide op de Tutsi’s in Rwanda. Het is een krachtig instrument omdat burgerlijke partijen – de slachtoffers, zeg maar – zelf een klacht kunnen indienen en zo het onderzoek kunnen doen opstarten.
Eerder werden andere onderzoeken gevoerd in het buitenland naar gebeurtenissen in Guatemala. Vooral in Spanje, over de brand op de Spaanse ambassade in 1980, die de lokale politie had aangestoken.
Nobelprijswinnares Rigoberta Menchu diende een klacht in omdat haar vader bij die brand omkwam, maar Spanje kon nooit de schuldigen aanwijzen of veroordelen. In die zin is de Belgische zaak een wereldprimeur.
Maar het gaat uiteindelijk alleen over deze drie missionarissen en misdaden van 40 jaar geleden. Hoe relevant is de zaak dan nog?
Parmentier: Deze uitspraak moet gezien worden in een bredere context, in de strijd tegen straffeloosheid voor internationale misdaden. Die strijd wordt wereldwijd al decennialang gevoerd. De zaak zorgde ook voor nieuwe aanbevelingen en bindende wetgeving in de VN, de EU enzovoort.
Het gaat om één dossier en de moord op enkele personen van enkele decennia geleden. Maar de uitspraak heeft extra actualiteitswaarde, want met het gewapende conflict in Oekraïne is de thematiek meer dan ooit actueel. Ook aan de Europese grenzen woedt een oorlog waar ernstige mensenrechtenschendingen plaatsvinden.
Nog elders, onder meer in Syrië en Afghanistan, vinden dezelfde misdaden plaats. Het is daarom van groot belang om de strijd op verschillende niveaus te blijven voeren en de schuldigen ter verantwoording te roepen.
Waarom liet de beslissing om de zaak voor assisen te brengen nog zo lang op zich wachten?
Walleyn: Er is inderdaad een uitzonderlijk lange weg afgelegd. Maar de onderzoeksrechters en het federale parket hebben zich daar wel voor ingespannen.
In die 20 jaar is er veel gebeurd. Zo werden twee rogatoire commissies (zie kader) opgericht in Guatemala. Ook in andere landen werden getuigen verhoord en bewijsmateriaal verzameld. Vaak moest dat nog vertaald worden.
Bij een rogatoire opdracht kan een rechterlijke macht een andere gerechtelijke instelling de opdracht geven om een specifiek onderzoek te voeren. Het wordt vooral toegepast bij grensoverschrijdende strafzaken.
In eerste instantie werd onderzocht wie de ontvoeringen en moorden uitvoerde, en wie de rechtstreekse opdrachtgevers waren. Maar in het tweede deel van het onderzoek werd een nieuw spoor ingezet. Vanaf dan werd niet meer specifiek toegespitst op individuele slachtoffers van het geweld, maar op dat ruimere kader van misdaden tegen de mensheid.
Want wat specifiek is aan misdaden tegen de mensheid is dat die plaatsvinden in een algemeen kader van een aanval op een burgerbevolking, uitgevoerd door een overheid, of op zijn minst door een organisatie. Het gaat om een globale misdaad waar specifieke misdaden deel van uitmaken.
Kon er een beroep gedaan worden op gerechtelijke onderzoeken die in Guatemala zelf uitgevoerd werden?
Walleyn: Er was inderdaad al het werk van de Historische Waarheidscommissie in Guatemala (die werd opgericht in 1997 en vloeide voort uit de vredesakkoorden van 1996, red.). Ook waren er eerdere beslissingen en materiaal van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten (een autonoom juridisch instituut dat zich in Costa Rica bevindt, red.). De Belgische onderzoeksrechter stelde een internationale deskundige, Kate Doyle, aan om het politiek-militaire systeem te onderzoeken dat de misdaden organiseerde.
Al deze bronnen wijzen in dezelfde richting. De misdaden waren geen ontsporingen van plaatselijke militairen of commandanten. Ze maakten deel uit van een ruimer systeem en werden uitgewerkt op het hoogste niveau. Als men kon bewijzen dat het systeem op die manier functioneerde, kon men de individuen identificeren die daarin de belangrijkste rol speelden. Of toch zeker zij die nog in leven zijn.
Aanvankelijk werden acht personen vervolgd die destijds aan de top stonden. Drie van hen overleden tijdens het onderzoek (een van hen is de voormalige president Fernando Romeo Lucas Garcia, red.). Drie zitten in Guatemala in de cel voor andere zaken. De individuele rol van ieder van hen is uitgewerkt in het dossier. Het zijn zij die de campagne van vervolging, moord en verdwijningen hebben uitgewerkt.
Tegen wie loopt het arrestatiebevel precies?
Guevara Rodríguez Ángel Aníbal, de toenmalige minister van Defensie in Guatemala.
Álvarez Ruiz Donaldo, de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken.
García Arredondo Pedro, het toenmalige hoofd van het commando Seis van de politie.
Lucas García Manuel Benedicto, legerstafchef van Guatemala.
Manuel Antonio Callejas y Callejas, legergeneraal en hoofd van de intelligentiediensten.
Waarvan worden ze precies beschuldigd?
Walleyn: Er zijn twee beschuldigingen geformuleerd. Het openbare ministerie nam moord, verdwijning en foltering als misdaden tegen de mensheid in aanmerking. Daarnaast is er ook de beschuldiging van deelname aan een gezamenlijke misdadige onderneming met het doel misdaden tegen de mensheid te plegen.
‘Wie weet zorgt de zaak voor een soort symbolisch herstel voor het leed van slachtoffers.’
Die tweede beschuldiging steunt op internationaal gewoonterecht en is vergelijkbaar met wat voorzien is voor medewerking aan terroristische organisaties. In die context kunnen niet alleen daders van terreuraanslagen vervolgd worden, maar ook wie meewerkt aan activiteiten van een terroristische groep of er een leiderspositie in opneemt.
In juni oordeelde de raadkamer dat de zaak voor een assisenhof moet komen en niet door een correctionele rechtbank kan worden behandeld. Ook beval ze de aanhouding van vijf verdachten, die nu formeel beschuldigd zijn.
Op 10 november bevestigde de kamer van inbeschuldigingstelling, waarna de zaak werd doorverwezen naar het assisenhof in Leuven. De vijf verdachten worden nu wereldwijd door Interpol gezocht met het oog op hun aanhouding en overlevering aan België.
Het strafdossier gaat over de moord op drie Belgen in Guatemala. Betekent de zaak ook iets voor slachtoffers en hun nabestaanden in Guatemala zelf?
Parmentier: Op het eerste gezicht lijkt de Belgische zaak beperkt, omdat ze alleen over Belgische slachtoffers gaat. Maar het gaat om de context in Guatemala, waardoor in het jarenlange onderzoek door het Belgische gerecht ook aandacht ging naar Guatemalteekse slachtoffers van het gewapende conflict. Ook zij zullen tijdens het assisenproces voor het voetlicht komen.
‘Guatemala maakt moeilijke tijden door, toch zijn er grote verschillen met de donkere jaren ‘80.’
In Guatemala werden de procedures in ons land bovendien sterk gevolgd, het nieuws over de recente beslissing om de vijf beschuldigden voor assisen te brengen werd breed verspreid. Guatebelga vzw speelde daarin een actieve rol.
Wie weet leidt het tot nieuwe vervolgingen en processen in Guatemala. En wie weet zorgt de zaak voor een soort symbolisch herstel voor het leed van slachtoffers. Al weten we uit onderzoek dat de immense schade nooit helemaal hersteld kan worden, omdat ze gewoonweg onherstelbaar is. Ook hier is de parallel met terrorismeprocessen treffend.
Daarom is het van cruciaal belang om te blijven investeren in vreedzame conflictregeling, zodat op die manier aan preventie van dergelijke misdaden kan worden gedaan.
De kans is reëel dat de beschuldigden niet opdagen op het proces. Wat dan?
Walleyn: Guatemala zal de beschuldigden die daar in de cel zitten wellicht niet uitleveren. Maar de twee beschuldigden die nog op vrije voeten zijn zouden nog aangehouden kunnen worden.
Maar een aanhouding is geen voorwaarde om het proces te kunnen voeren. Er zal een assisenjury worden samengesteld en het assisenproces kan in België gevoerd worden bij verstek. Dat gebeurde ook bij een van de Rwanda-processen.
Een verdachte kan in dat geval wel verzet aantekenen, zodat er een nieuw proces komt. En wie in het buitenland verblijft kan zich ook laten vertegenwoordigen door een advocaat, zodat er tegenspraak is.
De vijf beschuldigden oefenen nog altijd veel macht uit in Guatemala en maken nog altijd deel uit van de maffieuze machtsstructuur die het land in haar greep heeft. Vandaag vluchten rechters het land uit omdat ze bedreigd worden. CICIG, de VN-commissie die de strijd tegen corruptie moest aangaan, is het land uitgezet. Waren de vredesakkoorden en de Waarheidscommissie uit de jaren ’90 dan een maat voor niets?
Parmentier: Guatemala maakt inderdaad weer moeilijke tijden door. Het doet denken aan de brute repressie van de donkere jaren ’80. Toch zijn er grote verschillen met die periode.
Zo schetsten de vredesakkoorden een nieuw normatief kader voor de toekomst van Guatemala. Het gaat onder meer over het belang van minder ongelijkheid, een rechtvaardige verdeling van middelen, rechten voor de inheemse bevolking enzovoort.
‘Ondanks de problemen van vandaag is het verzet in binnen- en buitenland toegenomen.’
Vele individuen en organisaties maakten zich dat kader intussen eigen. Ze mobiliseerden zichzelf en anderen en durven hun stem te verheffen wanneer mensenrechten worden geschonden. Ook reiken ze de hand naar medestanders in het buitenland, om meer zichtbaarheid te geven aan hun strijd.
Op lange termijn hadden de vredesakkoorden dus een belangrijke sensibiliserende functie, zelfs al worden vele bepalingen nog altijd met voeten getreden.
Ook de Waarheidscommissie zorgde met haar rapport in 1999 voor krachtige en verreikende aanbevelingen. Ze drong onder meer aan op de bestraffing van daders, herstelmaatregelen voor slachtoffers, institutionele hervormingen en een grotere sociale en politieke betrokkenheid van de inheemse bevolking.
Zo werden in de jaren 2000 al vele initiatieven opgestart die voor veranderingen zorgden. Een aantal mensen werd in Guatemala veroordeeld voor misdaden in de jaren ’80. Internationale uitwisselingen hebben ook hun effect op lange termijn.
Ondanks de problemen van vandaag, en pogingen van burgerlijke, militaire en economische elites om de staatsstructuren naar hun hand te zetten, is het verzet in binnen- en buitenland toegenomen. De sensibilisering onder de bevolking valt niet terug te draaien.