Op een speciale top van de Verenigde Naties, van 25 tot 27 september, zullen alle landen van de wereld de duurzame ontwikkelingsdoelen - afgekort SDG's - goedkeuren. Het is het huiswerk dat de mensheid tegen 2030 moet maken. De Belgische ambassadeur bij de Verenigde Naties in New York, Bénédicte Frankinet, legt uit waarom dit de top van de hoop kan zijn.
Er komen liefst 105 staatshoofden en vijftig regeringsleiders om die nieuwe globale agenda – het huiswerk van de wereld – te onderschrijven. Dat is een zelden geziene opkomst, een teken dat de wereld de SDG’s belangrijk vindt. Zelfs Franciscus I, de ‘groene’ paus, kan niet ontbreken nu de mensheid luidop zegt dat ze ontwikkeling wil maar dan wel binnen de grenzen van de planeet.
De SDG’s zijn een enorme agenda van hoe we tegen 2030 alle mensen een fatsoenlijk bestaan kunnen geven zonder het milieu te vernietigen. Frankinet volgde de moeilijke weg naar de SDG’s op de voet. Het was enigszins een verrassing dat er in juni 2014 overeenstemming werd bereikt over 17 doelen en 169 targets. Het onderhandelingsproces werd opgestart vanuit zogenaamde trio’s van landen, waarin zowel ontwikkelingslanden en rijke landen zaten. Bedoeling van die aanpak was om op die manier de klassieke tegenstelling tussen Noord en Zuid die zo vaak de werking van de VN verlamt, wat te vermijden.
Zegt Bénédicte Frankinet: ‘Bedoeling was om taboes te kunnen doorbreken in een sfeer van samenwerking. Dat maakte het voor de EU ingewikkelder omdat de lidstaten verspreid zaten over verschillende trio’s en het erg veel discipline vergde om de Europese lijn te blijven volgen. Waardoor we niet altijd met één stem praatten.’
Wat was/is dan de Europese lijn?
Bénédicte Frankinet: Wel, eigenlijk is er sprake van een nieuw paradigma. De grote kloof tussen Noord en Zuid is weg. Nieuwe economieën zoals China en Brazilië staan nu dichter bij de ontwikkelde landen. We zijn verplicht om te veranderen. We leven allemaal samen op een planeet en iedereen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen.
Een verschil in visie bleef dat de ontwikkelingslanden de common but differential responsibility, (CBRD) een concept uit de klimaatonderhandelingen (dat inhoudt dat iedereen verantwoordelijk is maar dat de rijke landen meer moeten doen, jvd) ook in deze SDG’s overal wilden laten doorsijpelen. Daar hebben wij ons tegen verzet.
Wat wel duidelijk is, is dat er geen ontwikkeling meer mogelijk is die niet duurzaam is. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen: de tegenstelling tussen Noord en Zuid is wat afgebot, de visie dat het Noorden moet helpen, is teruggeschroefd.
Waarom is de EU zo tegen de insijpeling van CBDR in de SDG’s? Hebben we ook in de duurzame ontwikkeling geen voorlopersrol te spelen?
Bénédicte Frankinet: Uiteraard. Maar CBDR verwijst specifiek naar de milieu- en klimaatproblematiek. Het Noorden is voor een groot stuk verantwoordelijk voor de historische C02-uitstoot. Daaruit volgt dat we ook extra verantwoordelijkheid hebben in het zoeken naar een oplossing en in het dragen van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering.
Datzelfde principe kan echter niet gelden voor een hele reeks andere onderwerpen waarover de 2030 agenda zich uitspreekt zoals mensenrechten, goed bestuur en de positie van de vrouw. Individuele staten hebben hier een intrinsieke verantwoordelijkheid. Het debat over de verhouding tussen enerzijds universaliteit en anderzijds differentiatie staat centraal in de agenda en een evenwichtige toepassing van deze twee principes zal cruciaal zijn voor het succes van de agenda …
Wat is de houding van de EU?
Bénédicte Frankinet: Iedereen heeft natuurlijk zijn eigen visie en belangen. En verdedigt die. Toch blijft de EU zich, meer dan de VS, engageren tegenover de ontwikkelingslanden. Wel vinden we dat sommige ontwikkelingslanden zelf al over veel middelen beschikken, en anderen niet. De ontwikkelingshulp in de traditionele zin, moet zich voor de EU , en zeker voor België, concentreren op de armste landen.
Wat is het verschil met de VS?
Bénédicte Frankinet: De Amerikanen hebben zich tijdens dit proces erg positief opgesteld, behalve in sommige details. Het is duidelijk dat deze administratie graag met de VN werkt, en meer in het multilaterale gelooft dan de vorige.
Deze Amerikaanse administratie werkt liever met de VN dan de vorige.
Zijn de SDG’s universele doelen?
Bénédicte Frankinet**:** Heel vroeg in de discussie hebben wij ons akkoord verklaard dat het universele doelen moesten zijn waar alle landen moeten aan werken, zij het dat de toepassing van de doelen van land tot land kan verschillen.
Iemand als Jan Vandemoortele die mee de millenniumdoelen schreef, wijst er gaarne op dat het ontbreken van obesitas aantoont dat SDG’s vooral op het Zuiden gericht blijven en weinig van het Noorden vragen.
Bénédicte Frankinet: Je kan er natuurlijk nog een miljoen dingen in stoppen maar het moet ook leesbaar blijven. Er is ergens in de tekst sprake van niet-overdraagbare ziektes en daar vallen obesitas en suikerziekte onder.
Welke punten heeft ons land gepusht?
Bénédicte Frankinet: We hebben de nadruk gelegd op de ongelijkheid en de noodzaak daaraan iets te doen, het belang van waardig werk en sociale bescherming, universele dekking van de gezondheidszorg, de strijd tegen watervervuiling en voor een evenwichtige marine ecologie, duurzame consumptie-en productiepatronen,…
Wie bepaalt wat België benadrukt? Is dat de diplomatie of de regering?
Bénédicte Frankinet: We werken natuurlijk op basis van de instructies van de minister, maar we werden tevens gevoed door de academische wereld en de civiele samenleving die veel goede ideeën hebben ingebracht. Internationaal is de hele inspanning trouwens ook geschraagd door vele studies en de consultatie van miljoenen mensen.
De punten die België inbracht, stammen nog hoofdzakelijk uit de regering Di Rupo. Is er een verandering geweest met de regering Michel?
Bénédicte Frankinet: Niet echt. Dat zijn vergelijkbare posities. In het algemeen worden de accenten van het buitenlands beleid niet sterk veranderd van regering tot regering.
Maar neem nu ongelijkheid: je kan je voorstellen dat de regering Michel daar anders tegen aankijkt dan haar voorganger.
Bénédicte Frankinet: Toch hebben wij geen tegeninstructies gekregen in dat verband. Uiteindelijk zijn er een aantal punten die België in zijn multilaterale beleid al lang verdedigt. Dat is een soort “acquis”. Elke minister heeft uiteraard een zekere marge maar we stellen vast dat er een sterke continuïteit is.
De regering Michel gaf geen andere instructies dan de regering Di Rupo
Is er sinds juli 2014 nog iets veranderd aan de SDG’s?
Bénédicte Frankinet: Aan de SDG’s zelf niet. Iedereen besefte dat dit een zeer complexe oefening was geweest en dat het al een wonder was dat er überhaupt een akkoord was gevonden. Even dacht men eraan de targets te verfijnen maar het evenwicht is zo fragiel dat men besloot dat het best was om er niet aan te raken.
Wat is er dan nog bijgekomen voor de top?
Bénédicte Frankinet: De resultaten van de conferentie over de financiering van ontwikkeling in Addis Abeba in juli jongstleden en de politieke verklaring die een paar weken geleden is afgewerkt.
Wat staat daar in?
Bénédicte Frankinet: Dat is een soort politieke chapeau die uitlegt waarom die SDG’s er zijn.
Was het moeilijk om die politieke verklaring tot stand te brengen?
Bénédicte Frankinet: Enigszins, vooral diegenen die niet tevreden waren over de SDG’s en de financering probeerden nog iets goed te maken met die verklaring.
Wat staat erin?
Bénédicte Frankinet: Er wordt opnieuw benadrukt dat de aanpak echt moet veranderen, dat we hier samen in staan, en dat we allemaal ons best moeten doen, dat economische ontwikkeling duurzaam moet zijn. Dat iedereen een rol te spelen heeft. Natuurlijk blijft armoedevermindering belangrijk – niet iedereen heeft de millennium ontwikkelingsdoelen bereikt. Het is een combinatie van wat we nog moeten doen voor de MDG’s en van wat je economisch nodig hebt, hoe een economie duurzaam kan zijn: sociaal, ecologisch en economisch.
Is die plotse gelijkheid – dat Noord en Zuid beiden verantwoordelijkheid opnemen - niet iets waar de ontwikkelingslanden zich tegen verzetten?
Bénédicte Frankinet: Zelfs bij de Minst Ontwikkelde Landen zie ik die verandering van toon. Ze dringen natuurlijk aan op hulp, maar er is ook bij hen veel bereidheid om niet eeuwig afhankelijk te blijven van hulp, om na te denken over hoe ze hun eigen productiecapaciteit kunnen ontwikkelen, en hoe ze hun eigen belastinginkomsten kunnen opkrikken.
Zelfs de minst ontwikkelde landen willen niet eeuwig van hulp afhankelijk blijven
Hoe verklaart u dat?
Bénédicte Frankinet: Ik denk dat het voorbeeld van succesvolle ontwikkelingslanden een grote rol heeft gespeeld, en het feit dat die succesvolle landen eigenlijk maar weinig ontwikkelingshulp hebben gekregen, dat ze hun opgang grotendeels op eigen kracht en met eigen beleid hebben waargemaakt.
Waarom verzet de EU zich tegen een VN-organisatie voor belastingen?
Bénédicte Frankinet: Wij denken dat de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (een groep van rijke landen die zelf een actie voor rechtvaardiger belastingen heeft opgezet, jvd) goed werk levert. Ik denk dat het onderwerp in de VN zeer sterk polariserend zou werken. Een fiscale administratie draait rond het instellen van de juiste instellingen om lokale middelen te verzamelen en dus ook de eigen rijke burgers belasting te doen betalen. Als je ziet hoe moeilijk het is om in de EU tot fiscale harmonisering te komen, hoe moeilijk zou het dan niet zijn met 193 VN-lidstaten?
Begrijpt u dan niet dat de OESO voor de ontwikkelingslanden iets heel anders is dan de VN?
Bénédicte Frankinet: De VN zijn goed om een gemeenschappelijke politieke visie uit te stippelen, om soft law te ontwikkelen. Het ontwikkelen van specifieke instrumenten om bepaalde doelen te realiseren, is iets heel anders. Overigens, in de VN is er al veel ervaring en knowhow inzake belastingadministratie: wie dat wil, kan daartoe bij het VN-ontwikkelingsprogramma terecht of bij bilaterale donoren. Een aparte instelling zou niet noodzakelijk veel zoden aan de dijk brengen.
Belgisch ambassadeur bij de VN, Bénédicte Frankinet
Moeten er op de top zelf geen beslissingen meer worden genomen?
Bénédicte Frankinet: Neen, de staats-en regeringsleiders kunnen helemaal op het event ingaan.
Als alles al vastligt, wat is dan de zin van zo’n topbijeenkomst?
Bénédicte Frankinet: De 2030 Agenda is een historisch akkoord. Voor de eerste keer zijn 193 landen, ondersteund en geïnspireerd door private actoren, civiele maatschappij en miljoenen burgers, het eens geraakt over een gezamenlijke en universele visie over de vijftien komende jaren. Dit verdient dus een top. Zeker nu een aantal mondiale uitdagingen zoals klimaat en migratie meer dan ooit de internationale headlines beheersen.
De Wereld heeft een plan nodig en hoop, en deze agenda kan die bieden. Daarnaast moet de agenda nog kenbaar gemaakt aan de buitenwereld. De top zal internationale en nationale media-aandacht genereren zonder dewelke de Agenda moeilijk voldoende tractie kan krijgen. Er is dus een belangrijke communicatiefunctie.
Ten slotte, en niet onbelangrijk, zal de top ook voor de aanwezige staats- en regeringsleiders een kans zijn om tijd te maken en aandacht te geven aan de grote uitdagingen waar de wereld voor staat.
De top biedt de leiders de kans om tijd en aandacht te geven aan de grote uitdagingen van de wereld
De millenniumverklaring van 2000 was belangrijk, wordt dit even belangrijk?
Bénédicte Frankinet: Ik denk het wel. Er zullen 108 staatshoofden en 50 regeringsleiders zijn, dat is meer dan destijds, en het verraadt een groot engagement.
Toch zijn de SDG’s geen bindend engagement? Dit is eerder een educatief instrument?
Bénédicte Frankinet: De SDG’s vormen een universeel normatief kader weliswaar zonder bindende juridische waarde maar toch met een unieke geloofwaardigheid, net omwille de inclusieve manier waarop ze onderhandeld zijn. Het globale monitoring mechanisme moet er mee voor zorgen dat er voldoende “peer learning en pressure” - wederzijds leren en druk - ontstaan om alle landen in de richting van de Agenda te doen stappen.
De SDG’s zijn zo omvangrijk dat de opvolging erg belangrijk wordt. Anders dreigen ze dode letter te worden. Hoe zal dat gebeuren?
Bénédicte Frankinet: Op administratief vlak zijn we net met die kwestie begonnen. We brengen dit onder de aandacht van de ministeries.
Is dat moeilijk voor jullie?
Bénédicte Frankinet: Zo moeilijk is dat niet. Er zijn in België een aantal mensen die dit proces al jaren volgen - van Rio over de MDG’s tot Rio+20 - zeker op de federale overheidsdiensten van milieu en ontwikkelingssamenwerking, maar nu moet het dus breder. De SDG’s zijn veel breder.
De SDG’s raken veel erg politieke thema’s. Als je je als land engageert om duurzame productie-en consumptiepatronen na te streven, kan je bijvoorbeeld moeilijk zo massaal bedrijfswagens subsidiëren zoals ons land doet. Daaraan raken, ligt evenwel erg gevoelig.
Bénédicte Frankinet: Duurzame ontwikkeling gaat inderdaad gepaard met moeilijke politieke beslissingen, dat is niet anders.
Duurzame ontwikkeling gaat gepaard met moeilijke politieke beslissingen.
Kan een stevige internationale opvolging daarbij geen verschil maken?
Bénédicte Frankinet: Nu moeten er indicatoren worden opgesteld voor alle 169 targets. De eerste helft van 2016 zullen technici van de VN-afdeling voor statistiek daarmee bezig zijn. We hebben afgesproken dat aan hen over te laten, en het niet politiek te spelen. Dat zou de zaak bemoeilijken.
Wordt niet dat totaal ononverzichtelijk: 17 doelen, 169 targets en 300 indicatoren? Zal men dat niet opnieuw moeten vereenvoudigen zoals destijds met de millenniumdoelen?
Bénédicte Frankinet: Misschien. Het is een zeer ingewikkelde en globale agenda, met de drie pijlers van een duurzame ontwikkeling: sociaal, economisch en ecologisch. Kan je dit wel eenvoudig maken? Onze planeet is een geheel, en dat maakt het zo ingewikkeld, je mag die complexiteit wel tonen.
Dit is wel moeilijk te communiceren en precies de eenvoud was de grote verdienste van de MDG’s
Bénédicte Frankinet: Iedereen weet dat dit moeilijk te communiceren is en we zijn al volop aan het nadenken hoe je dit verhaal moet vertellen; hoe je dat begrijpelijk moet maken voor de burgers. De MDG’s waren eenvoudig, maar dat was ook omdat er niet in stond hoe landen er moesten geraken. Er werd niks gezegd over de sociaaleconomische omgeving waarin de doelen moesten worden gerealiseerd. En daardoor lag er heel veel nadruk op wat de donoren moesten doen.
Weten we al hoe dit internationaal zal worden opgevolgd?
Bénédicte Frankinet: Er komt een high level political forum dat elk jaar in de Economische en Sociale Raad van de VN zal samenkomen, en om de vier jaar in de Algemene Vergadering van de VN.
Zal dit op ministerieel niveau gebeuren?
Bénédicte Frankinet: De implementatie zal vooral op nationaal niveau gebeuren. Bij de MDG’s had je nog de verwarring dat de doelen al of niet mondiaal moesten worden gerealiseerd en dat de Chinese vooruitgang er in zijn eentje voor zorgde dat de mondiale tendens er positief uitzag. Nu is het vooral een nationale inspanning, al ligt dat voor de oceanen toch weer breder.
Maar je kan die nationale inspanning toch helpen als ministers om de vier jaar de vooruitgang moeten komen toelichten? Zal dat gebeuren?
Bénédicte Frankinet: Voortuitgang meten zal in verschillende instanties van de VN gebeuren, die al lang bezig zijn met onderdelen van de SDG’s. Dat zijn processen die al werken en waar op regelmatige intervals ook ministeriele ontmoetingen plaatsvinden. Het HLPF dat jaarlijks een ministerieel segment krijgt en eenmaal om de 4 jaar onder de Algemene Vergadering wordt georganiseerd zou al die debatten moeten samenbrengen wat zou moeten resulteren in een stand van zaken en eventueel een bijsturing van bepaalde aspecten van de agenda.
Of zal de druk vooral op nationaal vlak moeten worden uitgeoefend door de civiele samenleving?
Bénédicte Frankinet: Het klopt dat de civiele samenleving en het parlement hier een belangrijke rol te spelen heeft. Voor een land als België zullen er voor een aantal doelen wel op Europees niveau vormen van rekenschap worden uitgewerkt.
Het internationale niveau kan toch helpen. De Commissie voor Duurzame Ontwikkeling leverde misschien wel interessant werk maar ze was puur ambtelijk en stierf een stille dood.
Bénédicte Frankinet: Wel, de VN zullen het politiek aantrekkelijk moeten maken. Het hangt ervan af hoe men het voorbereidt. Als het high level political forum een routineuze agenda wordt, moet je geen eerste ministers verwachten. Dat zal moeten blijken de komende jaren. Hier kan de aanpak van de VN een groot verschil maken.