‘Energietransitie is geen sprint, maar een marathon’

Interview

Craig Morris over de geschiedenis van de Duitse Energiewende

‘Energietransitie is geen sprint, maar een marathon’

‘Energietransitie is geen sprint, maar een marathon’
‘Energietransitie is geen sprint, maar een marathon’

Er was een Amerikaan in Duitsland nodig om het bijzondere van de Energiewende te onderzoeken en te benoemen. Samen met Arne Jungjohann schreef Craig Morris Energy Democracy, een geschiedenis van de Duitse Energiewende.

Craig Morris en Arne Jungjohann

Er was een Amerikaan in Duitsland nodig om het bijzondere van de Energiewende te onderzoeken en te benoemen. Samen met Arne Jungjohann schreef Craig Morris Energy Democracy, een geschiedenis van de Duitse Energiewende. Duitsland slaagde er niet alleen in de kerncentrales volgens schema te sluiten en hernieuwbare energie te ontwikkelen, maar ook en vooral om haar burgers daarbij te betrekken. ‘Energiedemocratie’, meent Craig Morris. ‘is de enige duurzame basis van de omslag naar hernieuwbaar.’

Bedevaartplaats

Beeld je een plek tussen dorp en stad in in de uiterste uithoek van Duitsland, een verzameling van huizen, winkels en kerken die je alweer vergeten bent nadat je er gepasseerd bent, omdat ze niets bijzonders hebben om herinneringen te prikkelen.

Wunsiedel op de grens met Tsjechië is zo’n plek. Slechts 9300 inwoners telt deze kleine stad. Tot 2011 was hij vooral bekend –of eerder berucht– door de jaarlijkse bedevaart van neonazi’s naar het graf van Rudolf Hess, de officiële plaatsvervanger van Hitler. In 2011 werd het graf geruimd en de menselijke overschotten verbrand en uitgestrooid.

Tot voor kort konden jongeren niet snel genoeg Wunsiedel verlaten, nu blijven ze er omdat het er naar eigen zeggen goed leven is.

Maar de bedevaarten verdwenen niet. Ze veranderden enkel van karakter. Nu waren het aanhangers van wind en zon die de weg naar Wunsiedel vonden. Want nadat de Energiewende officiële politiek werd in Duitsland, besloot het energiebedrijf van de stad daar voluit op in te zetten. Samen met de burgers.

Ondertussen is Wunsiedel van vergeten oord uitgegroeid tot toonbeeld van de energietransitie. Met zes windmolens, 340 pv-installaties en 2 houtcentrales heeft de stad zijn eigen exportproduct ontwikkeld: elektriciteit. Er wordt twintig procent meer opgewekt dan verbruikt. De inkomsten zijn voor de inwoners en voor de stad.

Tot voor kort konden jongeren niet snel genoeg Wunsiedel verlaten, nu blijven ze er omdat het er naar eigen zeggen goed leven is. ‘Hernieuwbare energie’, zo betoogt Craig Morris in Energydemocracy, ‘kan achtergelegen dorpen, steden en gemeenten weer op de kaart zetten.’

Afhankelijk van bedrijven met monopolie

‘Als je vraagt aan mensen wat ze willen, niet voor hun eigen leven, maar voor hun dorp of stad, dan antwoorden de meeste: “Een toekomst, meer houvast, een hogere leefkwaliteit, beslissingsrecht.” Wat de verkiezing van Trump en Brexit aangetoond hebben, is dat veel mensen in kleinere dorpen of steden zich gepasseerd voelen. Alsof het leven aan hen voorbijraast en zij op een zijspoor zijn beland.

‘Het is een eenvoudige manier van welvaartcreatie: er komen plaatselijke banen bij het energiebedrijf, er vloeit geen geld naar verre buitenlanden, de winst blijft binnen de grenzen van de gemeente of stad’

Ik ben een Amerikaan in Duitsland, mijn familie woont in Zuid-Louisiana en Mississipi, bijna allemaal hebben ze voor Trump gestemd. Niet omdat ze hem zo geweldig vonden, wel uit weerzin voor het gevoel dat permanent aan hen knaagt dat ze uitgebuit worden door grote bedrijven die grof geld aan hen verdienen.

In Europa kennen we dat niet, maar als je in de VS een kabelaansluiting, een telefoonverbinding of elektriciteit wil, dan ben je afhankelijk van bedrijven met een quasi monopolie. Er is geen keuze.

Mensen betalen honderd dollar per maand voor elektriciteit en hebben er niets over te zeggen. Dat gevoel, dat je afhankelijk bent van bedrijven waar je geen vat op hebt, die niet in jouw welbevinden of dat van je gemeente geïnteresseerd zijn, kan je doorbreken door een eigen energiecoöperatie op te richten.

In Duitsland heb je tal van voorbeelden van kleine steden, vergeten gebieden, die hun eigen warmte en elektriciteit produceren. Ze zijn niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van vijfhonderd windturbines, nee ze bouwen er twee of drie en de opbrengst investeren ze in de eigen gemeenschap. Het is een heel eenvoudige en vanzelfsprekende manier van welvaartcreatie: er komen plaatselijke banen bij het energiebedrijf, er vloeit geen geld naar verre buitenlanden, en de winst blijft binnen de grenzen van de gemeente of stad.’

Twee stichtende boeren

In september waren er verkiezingen in Duitsland. Afd, de Duitse versie van een uiterst rechts populistische partij, werd de derde grootste van het land. Is er een verband tussen stemgedrag in een dorp of stad en het bestaan van een energiecoöperatie? Kortom, kan je hard maken dat er een link is tussen energiedemocratie en de bredere democratie?

Morris: Afd haalde in Duitsland gemiddeld 14 procent van de stemmen. Dat is veel. Maar dat is niets in vergelijking met de scores van Le Pen in Frankrijk of andere rechts-populistische en extreem-rechtse partijen in Europa. Ik zie dat als een teken, dat de afkeer van de status quo elders groter is dan in Duitsland. Maar het is moeilijk, bijna onmogelijk te kwantificeren of om de causaliteit hard te maken.

‘Mensen in landelijke gebieden in Duitsland voelen zich minder achteruitgesteld omdat ze de economische en democratische opportuniteit van hernieuwbare energie gegrepen hebben’

Ik ben ervan overtuigd dat mensen in landelijke gebieden in Duitsland zich minder achteruitgesteld voelen omdat ze de economische en democratische opportuniteit van hernieuwbare energie gegrepen hebben. Ze hebben ontdekt en ondervonden hoe ze het systeem voor hen kunnen laten werken. Wetenschappelijk is dat niet hard te maken.

Mijn medeauteur Arne Jungjohann en ik hebben ons er het hoofd over gebroken: hoe toon je aan dat Afd minder stemmen heeft gehaald in een kieskring omdat er twee of drie energiecoöperaties zijn? Het is niet omdat er een coöperatie is, dat alle inwoners er zijn ingestapt.

Soms bestaat een coöperatie enkel uit de twee stichtende boeren. Of de coöperatie heeft vijftig leden en wij proberen daaruit iets te besluiten over de achtduizend inwoners van een stad. Je zou causaliteit veronderstellen waar er misschien nog tal van andere factoren meespelen. Dat de Deutsche Bahn er een treinstation sloot omdat het niet rendabel was, bijvoorbeeld. Misschien heeft dat een groter effect in negatieve zin?

Maar wat we met het boek wel gemerkt hebben, is dat mensen zich engageren in lokale projecten voor hernieuwbare energie omdat ze hun gemeenschap willen verbeteren en daardoor beschouwen ze zichzelf minder als slachtoffers van een ongrijpbaar politiek en economisch systeem. Je zou het praktische systeemkritiek kunnen noemen: ze weten wat er fout loopt, ze zeuren er niet over, maar doen er iets aan.

Duurzaamheidsbarometer

Als je jullie boek leest, lijkt de Energiewende in Duitsland een nieuwe, nationale trots. Is dat werkelijk zo? Of is dat slechts een deel van het verhaal?

Morris: In november publiceerde het Instituut voor duurzaamheidsonderzoek, het IASS, in Potsdam waarvoor ik werk nog een duurzaamheidsbarometer waarin gepeild werd naar de mening en het gevoel van de gemiddelde Duitser over de Energiewende. Niet minder dan 89 procent steunt het algemene idee, maar mensen houden niet altijd van de manier waarop het uitgevoerd wordt.

Ze zijn van oordeel dat de grootverdieners en vervuilers niet voldoende mee betalen. Er bleek ook opvallend grote steun voor zeer specifieke maatregelen als: iedereen heeft recht op een bepaalde hoeveelheid elektriciteit aan een lage prijs en je betaalt veel meer als je meer verbruikt dan dat basispakket.

‘Wat in Duitsland werkt, kan in principe in ieder ander land toegepast worden. Eenvoudiger zelfs en aan een lagere kostprijs.’

Ook de uitstap uit bruin- en steenkool – waarvoor we nog steeds geen datum hebben – kan op goedkeuring van tweederde van de ondervraagden rekenen. Dat is wat de concrete statistieken vertellen, maar ik voeg daar altijd aan toe: als de Energiewende in Duitsland lukt, dan kan het overal.

Het is makkelijker voor landen als IJsland of Noorwegen om over te schakelen op honderd procent hernieuwbare energie. Het eerste land is zo dun bevolkt en heeft zo veel warm water, het laatste heeft een onuitputtelijke voorraad aan waterkracht en is al even dun bevolkt.

Duitsland is een land zonder noemenswaardige kuststrook, met wat meer zon in het Zuiden en iets betere windcondities in het Noorden, maar allemaal niet uitzonderlijk of bijzonder. Bovendien is het een zwaar geïndustrialiseerd land. Met andere woorden: wat in Duitsland werkt, kan in principe in ieder ander land toegepast worden. Eenvoudiger zelfs en aan een lagere kostprijs.

© Craig Morris

© Craig Morris​

Bruinkool, de vloek van Duitsland

Toch kan je niet om de contradictie heen in de Energiewende: de kerncentrales sluiten tot 2022 een voor een, maar ondertussen blijven de vervuilende bruinkoolmijnen open. De Energiewende heeft de elektriciteitssector hertekend, maar de uitstoot van broeikasgassen niet drastisch verminderd.

Morris: Dat is de volgende stap waar we voor staan, dat klopt. En op politiek niveau merk ik daar vooral aarzeling. Ook nu, tijdens de coalitiegesprekken tussen de christendemocraten van Merkel en de sociaaldemocraten van Schultz is er geen enkele politicus die zijn naam wil verbinden aan de kooluitstap. Ik vind dat vreemd. In plaats daarvan besteden ze het uit aan een commissie van werkgevers, ngo’s, wetenschappers die een routekaart zal moeten uittekenen. Een routekaart zonder dwingende mijlpalen.

Integendeel: men heeft begin januari geprobeerd de doelstellingen voor 2020 aan de kant te schuiven omdat ze ‘toch niet meer haalbaar zijn.’

Morris: Ondertussen is men daar op papier alweer op teruggekomen en heeft men het bewuste zinnetje veranderd in de al even vage woorden dat ze ‘de doelstellingen blijven respecteren en ze zo snel als mogelijk hopen te bereiken.’ Waarbij ze in wezen hetzelfde zeggen, maar minder uitgesproken.

‘Men is van plan het aandeel hernieuwbaar op te drijven tot 65 procent in 2030. Als je die lijn doortrekt, dan ben je op weg naar honderd procent hernieuwbaar in 2050 of zelfs vroeger’

Toch kan je hier niet uit besluiten dat Duitsland de handdoek in de ring gooit. Integendeel: er wordt een stevig tandje bij gestoken. De voorbije vier, vijf jaar is er vooral getwijfeld, geaarzeld en te weinig gebeurd. Nu is men van plan het aandeel hernieuwbaar op te drijven tot 65 procent in 2030. Als je die lijn doortrekt, dan ben je op weg naar honderd procent hernieuwbaar in 2050 of zelfs vroeger. Dat is straf.

En toch blijft men talmen met die kooluitstap. Het was ook begin januari dat de kerk van Immerath tegen de vlakte ging om plaats te maken voor een bruinkoolmijn.

Morris: Als je lid bent van de bruinkoolloby was dat de slechtst denkbare timing. Die vernieling was al langer gepland. Men weet tientallen jaren dat het dorp plaats moet ruimen voor een bruinkoolmijn. In die zin zou je kunnen zeggen dat het een geplande afbraak was, maar als dat gebeurt op de dag waarop de politiek zegt dat de klimaatdoelstellingen van 2020 niet haalbaar zijn, werkt zo’n vernielde kerk als een boemerang van verontwaardiging over de aanhoudende ontginning van bruinkool.

Duitsland heeft de pech dat we allemaal de uitstoot berekenen aan de schoorstenen en niet op de plek van extractie. Noorwegen is de groene ambassadeur, maar vertelt er zelden bij dat dat groene imago betaald wordt met geld uit olieboringen. De VS hebben onder Obama de uitstoot meer verminderd dan Duitsland zonder noembaar klimaatbeleid door de overschakeling op gas, terwijl de steenkool geëxporteerd wordt en de uitstoot over de grens berekend wordt.

Ik weet niet of je bruinkool al eens gezien of gevoeld hebt, maar het is letterlijk een vuile, vettige brok aarde. Het is zo zwaar en vochtig, dat je het niet eens kan transporteren of exporteren. Het enige wat je ermee kan doen, is het plaatselijk opstoken om er elektriciteit en eventueel warmte mee te produceren. Dat is de vloek van Duitsland: het zit met de enige fossiele brandstof in de grond die je niet elders kan laten opbranden, waardoor hij volledig doorweegt in de eigen uitstoot.

Stevig sociaal plan nodig

Dat is een uitleg maar geen verklaring waarom die kooluitstap zo lang aansleept.

Morris: Klopt, dan gaat het over de twintigduizend mensen die rechtstreeks betrokken zijn bij de ontginning van bruinkool. De industrie zelf trekt dat cijfer graag op tot honderdduizend, want ook bakkers, kruideniers en andere handelaars in de dorpen zullen volgens hen getroffen worden als de mijnen sluiten.

‘We zijn er steeds meer van overtuigd dat met honderd procent hernieuwbare energiebronnen een betrouwbaar energiesysteem mogelijk is’

Bovendien zijn die mijnen niet gelijkmatig verdeeld over het land, het gaat over drie streken waarvan men weet: als we uit bruinkool stappen, dan ondervinden die regio’s daar de invloed van.

Je moet een stevig sociaal plan hebben om dat op te vangen. Men heeft het er nu over om 1,5 miljard euro opzij te zetten om de overgang in die regio’s mogelijk te maken. En dan is er natuurlijk de industrie. Zij zijn bezorgd over bevoorradingszekerheid. Een stroomonderbreking kan je volledige machinepark om zeep helpen. Het is makkelijk om te zeggen: dat is overdreven, dat zal niet gebeuren.

De waarheid is: we weten dat niet. We zijn er steeds meer van overtuigd dat met honderd procent hernieuwbare energiebronnen een betrouwbaar energiesysteem mogelijk is, zeker als je warmteproductie en opslag intelligent aan elkaar koppelt, maar het ultieme bewijs hebben we nog niet.

Reactoren reageren

De Energiewende in Duitsland is aangevuurd door de kernuitstap. Had men de volgorde niet beter omgedraaid: eerst bruinkool eruit en dan pas kernenergie?

Morris: Je mag niet vergeten dat de geschiedenis van de Energiewende verder teruggaat dan de beslissing van Merkel in 2011 om de nucleaire centrales stap voor stap te sluiten. Het woord dook voor het eerst op in een boek uit 1980 waarin een scenario uitgestippeld staat om enerzijds het energieverbruik in Duitsland te halveren en anderzijds het land minder afhankelijk te maken van buitenlandse olie. Over klimaat of milieu-impact werd amper gesproken. Het ging over energiezekerheid- en onafhankelijkheid.

‘Kunnen kernreactoren inspelen op grote hoeveelheden elektriciteit uit wind en zon op het net? Mijn antwoord is: Nee.’

En hoe je het ook draait of keert: kernenergie teert op import van uranium uit verre en onzekere buitenlanden. Omdat het doel onafhankelijkheid was, werd binnenlandse bruinkool als een goed alternatief beschouwd. Ook omdat men berekende dat als men eerst inzette op energiebesparing, de uiteindelijke uitstoot zou verminderen, ondanks de verbranding van bruinkool. Energiebesparing is nog altijd de beste manier om uitstoot terug te dringen. Dat is een reden.

De andere is –en dat argumenteer ik in een studie die eind deze maand verschijnt– dat nucleaire reactoren de minst flexibele zijn van alle energiecentrales. ‘Can reactors react?’, is mijn centrale vraag. Kunnen kernreactoren inspelen op grote hoeveelheden elektriciteit uit wind en zon op het net? Mijn antwoord is: ‘Nee.’ Nucleair en hernieuwbaar heffen elkaar op. Ik hoor dan argumenten als: ‘Gooi de overtollige energie uit wind en zon van het net. Het is toch gratis.’

Dat is natuurlijk onzin. Hoe meer je weggooit, hoe duurder het wordt. Ik ben zeer benieuwd naar hoe Frankrijk en Zweden hun nucleaire vloot zullen combineren met een stijgend aandeel hernieuwbaar. Wat ik tot nu vooral zie in Frankrijk is aarzeling: ze hebben geen idee hoe ze een kernuitstap moeten organiseren.

Het voorbeeld van Frankrijk en China

Op dit moment geniet Frankrijk van een elektriciteitsproductie die voor tachtig procent koolstofvrij is. Een kernuitstap betekent meer uitstoot omdat je meer gascentrales nodig hebt. Het is een van de redenen waarom ook in België de definitieve beslissing over de kernuitstap op zich laat wachten.

Morris: Een energietransitie is geen sprint, het is een marathon. Daar verkijken we ons al te vaak op. Als het doel honderd procent hernieuwbaar is –en dus honderd procent CO2-neutraal– dan is het best mogelijk dat de weg ernaar via een omweg loopt en dat gedurende een paar jaar je uitstoot met drie procent stijgt.

Dat kan, maar is niet noodzakelijk. Als je die gascentrales intelligent inpast in je energiesysteem en werkt met warmtekrachtkoppeling waardoor ze ook als warmtecentrales werken, dan verminder je weer de uitstoot van verwarming en misschien wel de globale uitstoot.

De vraag is niet: wat doen we de komende vijf jaar, wel: hoe zal ons energielandschap er na 2050 uitzien? Neem opnieuw Frankrijk: ze stellen waarschijnlijk de kernuitstap voor 2025 uit omdat hij niet haalbaar is. Waarom niet? Omdat ze sinds de beslissing in 2012 zo goed als niets gedaan hebben om die kernuitstap voor te bereiden en realistisch te maken. In dat geval is het maar beter om uit te stellen.

‘Sinds 2016 worden steeds meer geplande kerncentrales geschrapt in China. Beijing merkt dat ze veel sneller en goedkoper wind en zon kunnen uitbouwen dan kernenergie’

Aan de andere kant: mocht uitstoot de enige doorslaggevende factor zijn in het energiebeleid, dan zou iedereen toch onmiddellijk tekenen voor het voorbeeld van Frankrijk: 75 procent nucleaire energie, en nauwelijks uitstoot op het grondgebied? Waarom gebeurt het niet? Waarom zijn er nauwelijks landen die beslissen om het voorbeeld van Frankrijk te volgen? En waarom vindt Frankrijk zelf dat ze niet echt een voorbeeld zijn?

Om te weten wat de toekomst van nucleaire energie is, volstaat het te kijken naar China. Daar was men van plan hernieuwbaar en nucleair te combineren en heeft men in ijltempo nucleaire reactors gebouwd. Sinds 2016 worden steeds meer geplande centrales geschrapt. Ze merken dat ze veel sneller en goedkoper wind en zon kunnen uitbouwen dan kernenergie. Ondertussen hebben ze meer elektriciteit uit wind dan uit kernenergie.

Dat is wat er met nucleair gebeurd is: de kostprijs ervan is zo enorm, dat het zichzelf uit de markt heeft geprezen. De enigen die dat nog niet helemaal door hebben, zijn politici, lobbyisten en een aantal werkgevers. Die spartelen nog na. Maar globaal speelt kernenergie geen rol van betekenis meer. Zeker niet als we erin slagen een energielandschap uit te bouwen dat warmte, elektriciteit en mobiliteit met elkaar verbindt en dat burgers mee beheren. Dat is de echte uitdaging.

Behalve in Wunsiedel. Daar doen ze dit al en halen ze met gemak de gestelde klimaatdoelen. Vijftig procent van de warmte is er hernieuwbaar, en ook de CO2-uitstoot werd sinds 2008 gehalveerd, zo’n twintig jaar eerder dan vooraf bepaald. En zo werd een ooit achtergesteld dorp een indrukwekkende voorloper. Met en dankzij burgers die mee investeerden en genieten van hernieuwbare energie.

Craig Morris en Arne Jungjohann, Energy Democracy. Germany’s Energiewende to renewables, Springer International Publishing Ag., 32,12 euro.