Is een duurzame toekomst mogelijk voor ’s werelds grootste palmolieproducent?
‘Indonesië kan onmogelijk voorzien in de wereldwijde vraag naar palmolie’
Door de oorlog in Oekraïne explodeerde de vraag naar palmolie. En dat is niet zonder gevolgen, zien de activisten van milieuorganisatie Walhi. In hun thuisland Indonesië ondervinden ze de schadelijke effecten van de palmolie-industrie aan den lijve: ‘We hebben met een catastrofe te maken.’
Zo’n 60% van alle palmolie komt uit Indonesië. De Indonesische productie zou tot 2036 nog met bijna de helft moeten groeien om aan de stijgende vraag tegemoet te komen. Toch vindt er nu al een ‘catastrofe’ plaats, zegt milieuorganisatie Walhi.
© Belga
Door de oorlog in Oekraïne explodeerde de vraag naar palmolie. En dat is niet zonder gevolgen, zien de activisten van milieuorganisatie Walhi. In hun thuisland Indonesië ondervinden ze de schadelijke effecten van de palmolie-industrie aan den lijve: ‘We hebben met een catastrofe te maken.’
Het was een opvallende beslissing van de Indonesische president Joko Widodo vorig jaar, een maand na de Russische invasie in Oekraïne. De vraag naar palmolie piekte wereldwijd, aangejaagd door een (verwacht) tekort aan Oekraïense zonnebloemolie. Indonesië vreesde voor binnenlandse schaarste en prijsstijgingen, en dus besloot Widodo tot een exportverbod van palmolie.
Achteraf leek het meer een stunt dan een daadwerkelijke beleidswijziging, want al na drie weken werd het verbod weer ingetrokken. Widodo had de wereld willen tonen: jullie zijn van ons afhankelijk voor dit waardevolle product. Niet gelogen overigens, want zo’n 60% van alle palmolie komt uit Indonesië.
De Indonesische productie zou tot 2036 nog met bijna de helft moeten groeien om aan de stijgende vraag tegemoet te komen. Toch vindt er nu al een ‘catastrofe’ plaats, zegt milieuorganisatie Walhi, onderdeel van het wereldwijde netwerk Friends of the Earth.
Begin september bezocht een delegatie van Walhi Den Haag voor de jaarlijkse Tong Tong Fair, een beurs gewijd aan Indonesië en voormalig Nederlands-Indië. Maar het is niet alleen om die oud-koloniale band dat Den Haag een logische plek is om te bezoeken: Nederland (net zoals België) prijkt in de top 5 van importeurs van palmolie in Europa.
Onlangs raakte bekend dat Nederland van alle EU-landen vorig jaar de meeste goederen met risico op ontbossing importeerde. Veel daarvan gebruikt Nederland niet zelf, maar voert het opnieuw uit naar andere landen.
En dat moet anders, meent Walhi. De organisatie – een coöperatie met honderden leden en werkzaamheden in 28 provincies in Indonesië – streeft naar een nieuwe Indonesische economie (zie kader) en heeft een heldere boodschap voor Europa: stop met investeren in de palmolie-industrie.
Ernstige milieuproblemen
Op zoek naar een nieuw economisch systeem
Walhi werkt met boeren en gemeenschappen aan bosherstel en verantwoorde landbouw op meer dan 1 miljoen hectare land in Indonesië. De inkomsten van de noten, vruchten en kruiden die de gemeenschappen verbouwen, dragen op hun beurt weer bij aan bosherstel en bosbehoud.
De gemeenschappen produceren 33 bosproducten voor export, waaronder koffie, nootmuskaat, peper, betelnoten en kaneel. Walhi promoot een nieuw economisch systeem: de ‘ekonomi nusantara’ (‘nusantara’ betekent archipel in het Indonesisch).
Agus Dwi Hastutik werkt als internationaal coördinator op het hoofdkantoor van Walhi in Jakarta. Zij is in Europa om de ekonomi nusantara-visie aan beleidsmakers, wetenschappers en bedrijven uit te leggen.
Faizal Ratuela is hoofd van Walhi Noord-Molukken en werkt met boeren aan de productie van kruidnagel, nootmuskaat en kaneel en met de Kalaodi-gemeenschap aan het beheer van honderden hectare bos.
Walhi heeft niets tegen palmolie als gewas op zich, benadrukt internationaal coördinator Agus Dwi Hastutik. Wel heeft de milieuactiviste een probleem met de expansieve teelt van palmolie. ‘Het zit ‘m in de milieuproblemen die de teelt veroorzaakt, de ontbossing, overstromingen en noem maar op. Grote bedrijven hebben nu al een paar decennia toestemming om land te ontginnen voor de aanplant van de oliepalm. Daardoor is Indonesië heel veel oerbos kwijtgeraakt.’
Haar collega Faizal Ratuela, hoofd van de Noord-Molukse afdeling van Walhi, vertelt over de impact van de palmolieteelt in zijn regio: ‘De Noord-Molukken bestaan uit tal van kleine eilanden met beperkte waterbronnen. Door de palmolieplantages raakt het water vervuild, waardoor de hele biodiversiteit verslechtert en de gezondheid van mensen bedreigd wordt. De waterstand verslechtert, mangrovegebieden verdwijnen, met als gevolg dat sommige kleine eilanden nu al aan het zinken zijn.’
‘Indonesië is nu de grootste producent van palmolie ter wereld, en het moet almaar meer worden als het aan onze regering ligt.’
Van oudsher groeiden in het gebied vooral kokospalmen, weet Ratuela. Indonesië was ooit een grote producent van kokosolie. Het grote verschil: anders dan de oliepalm houdt de kokospalm het lokale ecosysteem intact.
Als voorbeeld verwijst Ratuela naar de megaplantage op het Molukse eiland Halmahera. Daar kreeg de Koreaanse palmoliegigant Korindo in 2012 een concessie om een plantage uit te bouwen. ‘De plantage heeft het milieu ernstig aangetast. De watervoorraden, de gezondheid van de mensen en de landonteigening waarmee de aanleg gepaard ging: het ging er allemaal op achteruit.’
‘De problemen voor de Noord-Molukken gelden in principe voor heel Indonesië’, vult Dwi Hastitik aan. ‘In Bengkulu, waar de eerste grootschalige palmolieplantage van Indonesië kwam, is ontzettend veel bosgebied en land van lokale (soms inheemse) gemeenschappen onteigend voor de bouw van de plantage. En de productie breidt zich uit naar het oosten, de Noord-Molukken en Papoea. Indonesië is nu de grootste producent van palmolie ter wereld, en het moet almaar meer worden als het aan onze regering ligt.’
Een delegatie van milieurechtenorganisatie Walhi was onlangs op bezoek op de Tong Tong Fair in Den Haag.
© Walhi
Gemeenschapsgericht landbeheer
‘Natuurlijk, er schuilt een zekere trots in de grootste ter wereld te zijn’, ziet Dwi Hastutik. ‘De regering van president Widodo weet dat sentiment overigens slim uit te spelen.’ Toch liep het land nog niet zo lang geleden vooral te koop met zijn verscheidenheid aan gewassen, zoals koffie en specerijen als kruidnagel of nootmuskaat. ‘Al in de vijftiende en zestiende eeuw bloeide de handel in specerijen. Die rijkdom is er nog steeds, alleen wordt die vandaag overschaduwd door de palmolie.’
Hoe het dan beter kan? Een oplossing voor de transitie naar een duurzame voedselmarkt ziet Walhi in ‘gemeenschapsgericht landbeheer’. Dat komt grofweg neer op één systeem voor het beheer van grondstoffen, natuurlijke hulpbronnen en grond, beheerd door lokale en inheemse gemeenschappen.
Walhi promoot dit concept al sinds de jaren ’90, vooral vanwege de ongelijke toegang tot natuurlijke hulpbronnen voor enerzijds lokale gemeenschappen en anderzijds grote bedrijven (met opbrengsten die ten goede komen aan een klein aantal mensen en die vaak mensenrechten en ecosystemen schaden).
Waarvoor wordt palmolie gebruikt?
Loop een willekeurige supermarkt binnen en de realiteit lijkt niet verder af te kunnen liggen dan het ontbossingsvrije toekomstbeeld dat Walhi schetst. Palmolie zit naar schatting in 60% van onze voedingsmiddelen. Het is momenteel de goedkoopste plantaardige olie, ze is makkelijk te mengen en maakt producten smeuïger en smeerbaarder. Naast chips, koekjes, chocopasta, pindakaas en sauzen zit de olie ook in zeep, shampoo, deodorant, lippenbalsem, zonnebrandcrème, scheerschuim en wasmiddelen.
Ook buiten de supermarkt is palmolie te vinden: tot voor kort werd maar liefst 53% van alle palmolie die de EU importeert, verwerkt in biodiesel. Daar is recentelijk verandering in gekomen: in Nederland is sinds begin 2022 en in België sinds begin dit jaar palmolie in biobrandstoffen verboden.
Hoe herken je palmolie in supermarktproducten?
Palmolie vind je terug op het etiket van heel wat producten. Maar het kan ook zijn dat een van de talloze andere benamingen gebruikt wordt. Producenten zijn verplicht om te vermelden of een product palmolie bevat, maar ze kunnen dat ook doen onder Palmate, Palmitate, Palmolein, GlycerylStearate, Stearic Acid, Palm Stearine, Palmitoyloxostearamide, SodiumKernelate, Sodium Palm Kernelate, Hyrated Palm Glycerides, of een van de circa dertig andere namen.
Keurmerk RSPO: zegen of vloek?
Zo’n 90% van de palmolie in Nederlandse voedingsmiddelen heeft een keurmerk dat duurzame productie moet garanderen: RSPO. Wereldwijd zou zo’n 19% van de palmolie gecertificeerd zijn. Bedrijven die het keurmerk voeren, moeten aan strenge sociale en milieu-eisen voldoen, mogen geen bos kappen voor de plantages en moeten de landrechten van de lokale bevolking respecteren.
Dat klinkt mooi, en er zijn dan ook veel betrokkenen die menen dat dit, zeker gezien de enorme vraag naar palmolie, het enige realistische toekomstscenario is. Toch heeft Walhi bedenkingen bij de certificering, en de organisatie is lang niet de enige. Over de hele wereld stellen milieu- en mensenrechtenorganisaties vraagtekens bij het RSPO-keurmerk.
Boeren zouden vaak zwaar onder druk worden gezet om het keurmerk aan te vragen. Bovendien is het toezicht op de naleving van de regels ondermaats; ontbossing, milieuvervuiling en mensenrechtenschendingen vinden nog steeds plaats op de plantages.
‘We willen machthebbers die economische ontwikkeling laten primeren op het milieu en op sociale aspecten ervan overtuigen dat het ook anders kan.’
Dit jaar heeft de Europese Unie de regels voor de import van producten die ontbossing veroorzaken aangescherpt. Op 29 juni trad de Verordening ontbossingsvrije producten (EUDR) in werking.
Samen met koffie, cacao, soja, rundvlees, rubber en hout wordt palmolie als risicoproduct gezien. Volgens de verordening moet elke partij die deze grondstoffen op de EU-markt brengt, kunnen bewijzen dat de producten niet afkomstig zijn van recentelijk ontbost land of niet hebben bijgedragen aan de aantasting van de bossen.
De Indonesische regering maakt zich grote zorgen over de verordening. President Widodo noemde ze ‘discriminerend’ voor Indonesische producten. Ook worden volgens hem kleine boeren benadeeld, omdat zij moeite zouden hebben om aan de eisen van de verordening te voldoen.
Hij sloeg de handen ineen met de premier van Maleisië (samen zijn de landen goed voor zo’n 85% van de mondiale palmolie-export). In augustus dit jaar werd een taskforce met afgevaardigden van Indonesië, Maleisië en de EU opgericht om de meningsverschillen aan te pakken. De producerende landen willen dat de EU de regels afzwakt.
Hoe kijken jullie naar deze ontwikkelingen?
Agus Dwi Hastutik: De Europese regels moedigen wij aan. We hopen dat ze terdege geïmplementeerd zullen worden. De Indonesische regering richtte zich de voorbije decennia alleen maar op economische groei en de winningsindustrie, in bijzonder het winnen van palmolie en nikkel. En nu wil de regering ook nog de zee exploiteren en maritieme concessies verlenen.
We kunnen onze economie niet op deze exploitatie blijven baseren. We hebben nu al met een catastrofe te maken. Kijk, Indonesië heeft nog altijd geen klimaatwet. Wel hebben we een sociaal bosbouw- en een landhervormingsprogramma. Maar het gaat allemaal te langzaam. Op dit moment is minder dan 50% van de sociale boshersteldoelstellingen behaald.
Faizal Ratuela: We willen machthebbers die economische ontwikkeling laten primeren op het milieu en op sociale aspecten ervan overtuigen dat het ook anders kan. Dat er ook economische ontwikkeling mogelijk is waarbij je de natuur, de lokale kennis en de leefwereld van lokale gemeenschappen intact laat. Wij zien dat het kan: bij sociale bosbouw, waarbij je samenwerkt met de gemeenschappen, lukt het.
© Walhi
Iets meer dan de helft van de palmolie in Indonesië komt van grote bedrijven. Zo’n 42% komt volgens binnenlandse cijfers van kleine boeren. Dat zijn miljoenen boeren, met evenzoveel familieleden. Kan de Indonesische economie en agricultuur wel zonder palmolie?
Faizal Ratuela: Ik betwijfel of deze cijfers kloppen, het aandeel palmolie van grote bedrijven is volgens mij groter. Daarnaast kun je het de boeren bezwaarlijk kwalijk nemen dat ze voor palmolie kiezen. Zij worden in hun keuze sterk beïnvloed door grote bedrijven en de overheid. Vaak hebben ze geen andere keuze.
Ik geef je een voorbeeld: nadat bedrijven concessies hadden gekregen voor bepaalde plantages, zoals Korindo op de Molukken, werd de lokale gemeenschap zwaar onder druk gezet om over te stappen op palmolie. Tegen Korindo kwam de lokale bevolking in opstand, en dat kwam ze uiteindelijk duur te staan. De politie arresteerde de bewoners, en dat maakte onteigening mogelijk.
Helaas blijft de teelt op dit moment lucratief. Er zijn zeker alternatieven, maar veel gemeenschappen hebben daarbij hulp en begeleiding nodig.
‘Europese solidariteit is heel belangrijk als je de leefomstandigheden van boeren wil verbeteren en ons ecosysteem wil behouden.’
Agus Dwi Hastutik: Meestal verbouwden de boeren aanvankelijk andere gewassen. Van een bedrijf dat een concessie voor een plantage verkrijgt, krijgen ze te horen: als je 20% van je areaal beplant met oliepalm, nemen wij de opbrengsten gegarandeerd af. Het mag dan niet verbazen dat veel boeren de overstap maken. Alleen: die belofte wordt vaak niet nagekomen.
Daarnaast hebben boeren vaak niet alle kennis over het product: dat de oliepalm bijvoorbeeld maar een beperkte levensduur heeft en de productie gestaag afneemt. Dat de grond degradeert. Enzovoort. Dus als je wil blijven produceren of de productie wil verhogen, moet je steeds meer land gebruiken en dus steeds meer bos kappen.
Dat is anders met andere gewassen. Neem de nootmuskaatboom. Die kan wel honderd jaar of ouder worden en nog altijd productief zijn. Vaak wordt de kwaliteit zelfs beter. En belangrijker: het is een boom die je samen met andere gewassen teelt_._ Boeren kunnen dus één keer per jaar nootmuskaat oogsten en in de andere maanden andere gewassen.
Hoe kunnen de producenten die van de palmolie af willen dat aanpakken?
Agus Dwi Hastutik: Er zijn voldoende alternatieven, daar zijn we optimistisch over. Sommige van de gemeenschappen die bij ons aangesloten zijn, hebben een heel geavanceerd beheer en een stabiele productie, soms ook gesteund met federale vergunningen voor sociaal bosbeheer.
Hun opbrengsten bieden wij dan te koop aan, zoals op deze beurs in Den Haag. En waar het nodig is, bieden we andere vormen van hulp aan, zoals juridische bijstand of het goed in kaart brengen van het gebied.
Ik geloof, al kan dat nog jaren duren, in een palmolievrije toekomst. Alleen al omdat dit een doodlopende weg is: om de productie hoog te kunnen houden, moet je continu meer land gebruiken. Op een gegeven moment is er geen grond meer over.
Europese solidariteit
Wat is jullie advies voor Europese consumenten die graag “het juiste” willen doen met betrekking tot palmolie, maar niet altijd weten wat dat precies inhoudt?
Agus Dwi Hastutik: Europese solidariteit is heel belangrijk als je de leefomstandigheden van boeren wil verbeteren en ons ecosysteem wil behouden. En minder palmolie consumeren, dat spreekt vanzelf. Aandacht in de media is een goed begin om de boodschap te verspreiden. Om die reden staan we ook op deze beurs, om de specerijen, de koffie en andere producten die de gemeenschappen produceren te promoten.
‘Het belangrijkste is dat de hele wereld de Indonesische regering aanmoedigt om eindelijk een klimaatwet op te stellen.’
Ik geloof dat veel consumenten in Nederland en België zich bewust zijn van de klimaatproblemen. Ze moeten proberen om bewust te blijven van wat ze aankopen. Niet alleen voor onze boeren maar ook voor hun eigen bestwil.
Want vergis je niet: zolang jullie koffie, kaneel enzovoort, willen blijven consumeren, is verduurzaming van de natuur in Indonesië de enige optie. Onder meer door kleine boeren en initiatieven te ondersteunen die het land op een duurzame manier beheren en het milieu niet verwoesten.
Boeren ontvangen op dit moment maar een klein aandeel van de opbrengsten van hun producten. De prijzen liggen in Europa, of in de Verenigde Staten, vaak tien keer hoger dan wat zij ervoor krijgen. Als we de vele tussenschakels kunnen verminderen, zou dat de opbrengsten voor boeren verhogen (en uiteindelijk ook de prijzen in Europa omlaag halen). Een win-winsituatie. Maar dat is nog toekomstmuziek.
Faizal Ratuela: Het belangrijkste is dat de hele wereld de Indonesische regering aanmoedigt om eindelijk een klimaatwet op te stellen. Indonesië heeft de Overeenkomst van Parijs ondertekend. Dat zou een universele paraplu moeten zijn voor alle handel en landbouw. Dat is het vooralsnog niet. Want dan zou een monocultuurgewas als de oliepalm in een land dat bestaat uit talloze kleine en zeer kwetsbare eilanden, nooit worden toegestaan.
Jazeker, er is een wereldwijde behoefte aan palmolie, maar daar kan een land als Indonesië niet in voorzien. Dat is simpelweg onmogelijk.