Julia O'Connell Davidson: ‘Rechten zijn cruciaal, maar alleen als ze gelijk zijn voor iedereen’
Behandelt Europa mensen op de vlucht als slaven? ‘Wij verdienen het meeste geld aan gesloten grenzen’
'Moderne slavenhandel’: zo wordt de mensensmokkel vaak omschreven waar vluchtelingen, asielzoekers en irreguliere migranten een beroep op doen. Maar wie dat doet, begrijpt niets van slavernij of van vluchten, zegt onderzoekster Julia O’Connell van de universiteit van Bristol.
Mensen op de vlucht, voornamelijk uit West-Afrika, bevinden zich op het reddingsschip Bourbon Argos van Artsen zonder Grenzen terwijl het toekomt in Trapani, Sicilië, Italië, 9 augustus 2015.
Reuters
‘Moderne slavenhandel’: dat is de omschrijving die je vaak hoort van de mensensmokkel waar vluchtelingen, asielzoekers en irreguliere migranten een beroep op doen. Maar wie het fenomeen zo omschrijft, begrijpt niets van slavernij of van vluchten, zegt onderzoekster Julia O’Connell Davidson van de universiteit van Bristol. ‘Het is de realiteit op zijn kop.’
Wie is Julia O‘Connell Davidson?
doceert Sociaal Onderzoek aan de universiteit van Bristol
verdiept zich al enkele decennia in het “moderne slavernij”-discours
schreef onder andere Modern Slavery: the Margins of Freedom (in 2015)
is momenteel aan de slag bij het project Modern Marronage: the Pursuit and Practive of Freedom in the Contemporary World (met middelen van de European Research Council)
‘De omzet van deze moderne slavenhandel wordt op minstens vijf miljard euro per jaar geschat, alleen al in de EU (Europese Unie)’, schreef ondernemer en Open Vld-Kamerlid Christian Leysen op 31 mei op Knack.be. Hij citeerde daarvoor uit een recent rapport van het European Migrant Smuggling Centre van Europol.
Matteo Renzi, in 2015 nog Italiaans premier, zei dat jaar dat ‘mensenhandelaars de slavenhandelaars van de 21ste eeuw zijn en voor het gerecht moeten worden gebracht’.
Volgens O’Connell moeten we niet de slavenhandel als metafoor gebruiken, maar de slaven die op de vlucht gingen.
Julia O’Connell Davidson bestudeert hoe de metafoor van slavenhandel en slavernij wordt gebruikt in het kader van irreguliere migratie, al meer dan twintig jaar. ‘De beelden van sub-Saharaanse Afrikanen, bijeengepakt in gammele houten boten, hielpen het idee te versterken dat georganiseerde criminelen een barbaarse slavenhandel nieuw leven hadden ingeblazen’, zegt de sociologe.
En: ‘Daarmee bevestigt het ook de overtuiging dat, om te voorkomen dat meer mensen het slachtoffer zouden worden van die “slavenhandel”, de oplossing ligt in hardere maatregelen, tot en met het gebruik van militair geweld.’
O’Connell hield een lezing voor VUB-studenten en een groter Bozar-publiek, en daarin stelde ze dat het kijken naar migratie door de lens van de slavenhandel en de slavernij de geschiedenis op z’n kop zet.
Volgens haar moeten we een andere historische metafoor gebruiken: niet de slavenhandel, maar de slaven die op de vlucht gingen. Mensen die proberen te ontsnappen aan een leven zonder vrijheid en kansen, en die alles doen wat nodig is om zich te verplaatsen naar samenlevingen met meer rechten en vrijheid.
In Julia O’Connells lezing voor VUB-studenten en een groter Bozar-publiek, stelt ze dat het kijken naar migratie door de lens van de slavenhandel en van de slavernij de geschiedenis op zijn kop zet.
Migranten worden immers niet gedwongen weggevoerd naar een leven in slavernij. Ze worden met geweld belet om te ontsnappen aan een leven dat meer aan slavernij dan menselijkheid doet denken, stelt O’Connell. Ook wie zich bedient van de slavenhandelmetafoor, beseft dat meestal.
Want, schreef Christian Leysen bijvoorbeeld, ‘Europa blijft voor vele arme migranten uit conflictgebieden dan ook het beloofde continent.’ De vraag die niet gesteld en zeker niet beantwoord wordt, is dan uiteraard: Waarom willen we die verplaatsing met alle geweld beletten?
U zegt dat bijna alle instrumenten en strategieën die de Europese staten vandaag gebruiken om immigratie tegen te gaan, in de Verenigde Staten van de 19de eeuw al gebruikt werden om de vrije verplaatsing van vluchtende slaven onmogelijk te maken. Kunt u daar een paar concrete voorbeelden van geven?
Julia O’Connell: In de geschiedenis van de Atlantische slavernij – waarin Afrikaanse mannen en vrouwen gevangen en verscheept werden om op plantages in de Amerika’s als slaven te werken — ligt de nadruk vaak op momenten waarop slaven werden behandeld als handelswaar of dingen: mensen die geketend zijn op schepen of in kettingen worden geveild.
Ik vind het schokkend dat humanitaire hulp wordt gecriminaliseerd.
Maar als een slaaf eenmaal naar een plantage of een boerderij of een stad was gebracht, moesten de slaveneigenaren een bepaalde mate van vrijheid van beweging toestaan. Want een slaaf die permanent in een kerker vastgeketend ligt, zou geen productieve aanwinst zijn.
Het was in het belang van de slavenhouders dat tot slaaf gemaakte mensen zich een beetje konden verplaatsen. Maar niet te veel. Een slaaf die op pad gestuurd werd om goederen op de markt te verkopen, kon natuurlijk weglopen.
Daarom waren de slavenhouders afhankelijk van de controle en de macht van de staat om de mobiliteit van de mensen te beperken. Dat is waar al deze mechanismen zijn bedacht. Pasjes bijvoorbeeld, dat waren vroege paspoorten. Je schreef een pasje voor de slaaf die naar de markt gestuurd werd, dat de verplaatsing toestond. Patrouilles konden de papieren, waarin de meester je verplaatsing goedkeurde, altijd opvragen.
Er waren ook sancties tegen wie vluchtende slaven vervoerde. Slaveneigenaars maakten zich zorgen dat er scheepskapiteins waren die misschien een steekpenning zouden aannemen of die de afschaffing van slavernij zelfs genegen waren. Er werden wetten ingevoerd om ervoor te zorgen dat elke scheepskapitein bij wie een voortvluchtige werd gevonden, zou worden onderworpen aan zware straffen. Soms werd het schip in beslag genomen.
In dat soort maatregelen liggen de overeenkomsten met vandaag.
Voor voortvluchtige slaven in de 19de eeuw bestond er een “ondergrondse spoorweg”: mensen die ontsnapte slaven hielpen om naar het noorden te gaan en in veiligheid te komen. Heeft Europa ook zo’n ondergrondse spoorlijn nodig vandaag?
Julia O’Connell: In feite zeggen veel historici nu dat het niet echt een bijzonder goed georganiseerde of zelfs niet één enkele entiteit was. Het was meer een reeks losse netwerken. Ook vandaag ontwikkelen migranten en vluchtelingen hun eigen netwerken om te proberen mobiliteitscontroles te omzeilen. En vaak doen ze dat op zeer ingenieuze en creatieve wijze. Maar het loopt zelden zoals het in de media en binnen de politieke hype over mensenhandel en -smokkel wordt voorgesteld.
Het gaat niet om enorme, sinistere maffia’s. Het is meer een kwestie van een neef die je in contact brengt met een vriend van een vriend die toevallig iemand kent die je kan helpen. Ik denk dat de ondergrondse spoorweg in Amerika in de 19de eeuw daar op leek: een los netwerk van mensen die andere mensen konden helpen.
Ik heb grote bewondering voor de ngo’s die het humanitaire reddingswerk doen en hulp bieden aan mensen die gevaar lopen door het geweld van de grenscontroles. En ik vind het schokkend dat die humanitaire hulp wordt gecriminaliseerd.
Maar het is belangrijk om te weten dat organisaties zoals Sea-Watch niet het equivalent van een ondergrondse spoorlijn beheren. Ze regelen niet echt de verplaatsing van mensen. Ze proberen alleen maar te helpen en het leven te redden van degenen die die keuze wel maken.
Mensen kunnen niet zomaar een goedkope vlucht naar Europa nemen, voor hen zijn de grenzen gesloten. Daardoor worden ze niet alleen gedwongen om gevaarlijke, maar ook heel dure reizen te maken.
Julia O’Connell: Als we nadenken over wie er profiteert, dan is het niet alleen de illegale of criminele onderwereld. Voor mij zijn de mensen die het meeste geld verdienen aan dit soort verbod op verplaatsingen van andere mensen lidstaten van de Europese Unie, wij dus.
Kijk maar hoeveel het Verenigd Koninkrijk mensen aanrekent om een visum aan te vragen, om vervolgens gewoon de visumaanvragen af te wijzen. En er is ook een enorme industrie van legale instanties die aanbieden om visa te verwerken.
Dit is een van de redenen waarom zoveel migranten of arbeidsmigranten die zich via legale kanalen verplaatsen zo zwaar in de schulden zitten. Ze zijn ook kwetsbaar voor misbruik en uitbuiting wanneer ze op hun bestemming aankomen.
Als we nadenken over wie er profiteert, dan is het niet alleen de illegale of criminele onderwereld.
Veel van deze mensen zijn niet kwetsbaar geboren, zegt u. Ze zijn kwetsbaar gemaakt door expliciet beleid van de Europese staten.
Julia O’Connell: Precies. Ik denk dat onze regeringen verantwoordelijk of zwaar betrokken zijn. Op zijn minst historisch: ‘Wij zijn hier omdat jullie daar waren’. Dat is zeer relevant voor veel van de vormen van migratie die we vandaag de dag zien. Denk aan de Britse rol in het creëren van de instabiliteit die in Soedan voortduurt.
Daarnaast is er de rol van regeringen in landen die ontvlucht worden. Het is niet zo dat ik dictaturen zoals het Eritrese regime of Noord-Korea probeer te verschonen of dat ze gewoon irrelevant zijn. Maar het probleem is dat de regeringen van het Zuiden niet de politieke macht hebben op het wereldtoneel om het mondiale beleid over kwesties als migratie vorm te geven. Of over klimaatverandering. Ook dat lijkt me onze verantwoordelijkheid. Die is zo veel groter omdat we veel meer macht hebben op het mondiale toneel om dingen te veranderen.
In 2018 werd het mondiale pact inzake veilige, ordelijke en regelmatige migratie afgesloten. We zijn bijna twee jaar na de ondertekening van dat zogenaamde Marrakechpact. Heeft het enige invloed gehad op het leven van mensen die migreren?
Julia O’Connell: Ik weet het niet. Het pact werd verwelkomd door sommige ngo’s die dachten dat het wat meer bescherming zou bieden aan kwetsbare migranten. En natuurlijk was het net die gedachte die zoveel extreemrechtse nationalisten en anti-immigratie politici in een aantal EU-landen, niet alleen in België, zo overstuur maakte. Maar eigenlijk gaat het pact niet ver genoeg.
Ik ben het eens met het Forum des Alternatives Maroc, dat stelt dat het pact geïnspireerd is door en de belangen weerspiegelt van Europa en Amerika, en dat het eigenlijk geen rechten of bescherming garandeert. Omdat het pact er absoluut niet in slaagt het repressieve immigratiebeleid, dat leidt tot de veelvuldige en ernstige schendingen van de mensenrechten van migranten, aan te vechten. Het dringt niet aan op het onvervreemdbare recht op vrij verkeer. En, zoals u zegt, het dwingt niemand om iets te doen. Het legt geen daadwerkelijke beperkingen op aan de macht.
We hebben het over slavenhandel, zegt u, omdat veel van de slachtoffers in Libië en op de Middellandse Zee uit Sub-Sahara Afrika komen. Daarmee onderlijnen we nog eens het verschil tussen “ons” en “hen”.
Julia O’Connell: Ik weet niet of dat onderscheid ‘wij en zij’ hier een onderscheid is tussen wit en zwart. Het is complex, want wie wordt gezien als de raciaal andere is onderhevig aan verschuivingen en veranderingen. En xenofobie bestaat, uiteraard. In Groot-Brittannië kan iemand die wit is, maar met een niet-Brits accent spreekt, moeilijkheden krijgen met etno-nationalisten.
Kijk naar het verschil tussen paspoorten. Een paspoort uit de meeste Afrikaanse landen zal maar tot een handvol plaatsen in de wereld visumvrije toegang verlenen. Paspoorten uit de EU of elders waar men denkt dat het om een meerderheid van de witte bevolking gaat, hebben heel andere effecten.
Racisme zit in historische erfenissen, in de verschillen op het vlak van de vrijheid van mobiliteit. Want, hoewel het waar is dat Polen in Groot-Brittannië xenofobe anti-migrantenhaat en -discriminatie kunnen ervaren en dat ook doen, ze zijn ze niet zo beperkt in termen van hun wereldwijde mobiliteit als bijvoorbeeld iemand uit Nigeria…
U verwerpt ook het gebruik van slavenarbeid om de arbeidsomstandigheden van mensen zonder papieren te beschrijven. Zij willen bijvoorbeeld niet gered worden door een overheid die er op uit is hen te deporteren.
Julia O’Connell: EU-burgers worden beschermd tegen slechte en gewelddadige behandeling op de werkplek. En zij genieten, althans in theorie, een bepaald niveau van sociale bescherming, zoals sociale huisvesting en gezondheidszorg. Als ze voor een malafide werkgever werken, hebben ze de vrijheid om ontslag te nemen zonder zich zorgen te maken over het feit dat ontslag hen in totale armoede en dakloosheid kan storten.
Maar voor illegale migranten zonder recht op werk is er geen echte keuze als een werkgever hen een caravan ter beschikking stelt om in te slapen. Ook al is het een vreselijke, versleten caravan. Idem als ze hen iets betalen dat ver onder het minimumloon ligt. Zo iemand kan niet weggaan, zelfs niet als het slecht gaat. Want het betekent dat hij op straat moet slapen, honger lijden en mogelijk door de autoriteiten wordt opgepakt omdat hij voor hen zichtbaarder is en vervolgens wordt gedeporteerd.
Hun ervaring lijkt meer op die van veel vrije loonarbeiders in het 19e eeuwse Europa. Zij stonden ook voor de keuze om te blijven werken of te verhongeren. Het was trouwens niet de anti-slavernij beweging die dat veranderde. Het was de collectieve politieke strijd van de arbeiders. Het was de arbeidersbeweging die er uiteindelijk in slaagde de basisbescherming van de werknemers veilig te stellen en ervoor te zorgen dat zij een zekere mate van vrijheid hadden om van werkgever te veranderen en bepaalde rechten op de werkplek te behouden.
We moeten ons dus focussen op rechten voor iedereen?
Julia O’Connell: Precies. Rechten, maar rechten alleen zijn niet genoeg. Je kunt rechten hebben, maar het gaat om gelijkheid. Want onder sommige slavenregimes hadden mensen die tot slaaf waren gemaakt ook bepaalde rechten. Het was niet zo dat ze helemaal zonder rechten zaten. Maar ze zaten wel zonder gelijke rechten. En dat is ook zo in Europa. Het is niet zo dat illegale migranten volgens de wet en het internationale recht nul rechten hebben. Het is dat ze geen gelijke rechten hebben. En zonder gelijke rechten ben je kwetsbaar voor misbruik en uitbuiting.
U verwees naar de vakbonden in het begin van de 20e eeuw die het echte verschil maakten. Maar als het gaat over irreguliere migratie, vrezen vakbonden vaak dat ze een bedreiging vormt voor de rechten die ze hebben kunnen veiligstellen voor reguliere werknemers.
Julia O’Connell: Vakbonden zijn niet altijd progressieve krachten geweest. Denk aan de manier waarop ze omgegaan zijn met gendergelijkheid of ras en racisme. Het feit dat ze vechten voor de rechten van werknemers betekent niet dat ze vechten voor alle rechten van werknemers. Dat moeten we blijven bespreken en we moeten blijven aandringen op een inclusievere visie en op solidariteit.
De rechten die door de arbeidersbeweging zijn veiliggesteld, worden niet bedreigd door migranten, maar door het neoliberale economische beleid en de bezuinigingen, de manier ook waarop de bankencrisis is aangepakt. Dat zijn de dingen verworvenheden compromitteren en leiden tot het terugdringen van de verworvenheden voor de gewone werkende mensen.
U vergelijkt de huidige angsten over migratie in Europa met de angsten van blanke geprivilegieerde vrije burgers in de Verenigde Staten of in andere Europese kolonies in de 19e eeuw. Maar zijn er geen echte en oprechte zorgen over veranderende samenlevingen?
Julia O’Connell: Ik denk dat elke beweging om rechten uit te breiden naar groepen die voordien daarvan uitgesloten waren op een zekere mate van verzet stuit bij de mensen die de rechten en privileges al genieten. Niet iedereen wil zich daaraan vastklampen, en anderen uitsluiten, maar het lijkt er vaak op dat er mensen zijn die vinden dat het idee van gelijkheid een bedreiging voor hen is.
De vraag is of we ons kunnen inzetten voor universele mensenrechten en gelijkheid, maar ook rekening houden met argumenten die erop neerkomen dat bepaalde groepen niet zo gelijk behandeld moeten worden als anderen.
Moeten we dan ook werken met en luisteren naar de angsten van mensen die op dit moment de bewegingen in Polen steunen om rechten te ontnemen aan LGTBQ-mensen? Of moeten we werken met de angsten van mannen die vinden dat vrouwen te veel rechten en vrijheden hebben onder de EU-wetgeving?
Maar er moet wel veel meer gedaan worden om de mythes over migratie te ontkrachten en te laten zien hoe gepolitiseerd dit debat is en hoe het gebruikt wordt om de aandacht af te leiden van beleid dat het welzijn van de gewone, Europese burgers uit de werkende klasse daadwerkelijk bedreigt. Zoals bezuinigingspolitiek.
We willen allemaal onderweg zijn. Het maakt deel uit van wat menszijn is. En het levert voordelen op. Ik verwerp het idee dat migratie een bedreiging vormt, maar ik accepteer dat je mensen duidelijker moet laten zien wat de voordelen zijn van het feit dat iedereen mobiel is en gelijk is.
***
In het besluit van haar lezing zegt Julia O’Connell dat het waarschijnlijk moeilijk is om ons een wereld zonder grenzen voor te stellen, een wereld waar iedereen op hetzelfde grondgebied dezelfde rechten heeft. Maar we moeten niet vergeten, zegt ze, dat ook de afschaffing van de slavernij ooit als een te radicaal idee werd beschouwd om nog maar te overwegen.
Dit is een ingekorte en licht bewerkte weergave van het gesprek met Julia O’Connell Davidson dat plaatsvond op 26 september 2020_._