‘Excelleren in onderwijs: geen kwestie van schoolresultaten, maar van attitude van leerlingen én school’

Interview

Angel Gudiña, Don Bosco International

‘Excelleren in onderwijs: geen kwestie van schoolresultaten, maar van attitude van leerlingen én school’

‘Excelleren in onderwijs: geen kwestie van schoolresultaten, maar van attitude van leerlingen én school’
‘Excelleren in onderwijs: geen kwestie van schoolresultaten, maar van attitude van leerlingen én school’

‘Onderwijs werkt wel degelijk als een manier om armoede te bestrijden, stellen wij vast in al die landen in het Zuiden waar we werken’, zegt Angel Gudiña van Don Bosco International. ‘Maar het hangt wel af van de manier waarop je onderwijs definieert. Voor ons horen daar een boel affectieve en informele doelstellingen bij.’

Een klas in Quito, Ecuador

© Reuters / Guillermo Granja

Angel Gudiña was actief in de internationale ontwikkelingsngo VIA Don Bosco en is op dit moment directeur van Don Bosco International, het netwerk van scholen en vormingsinitiatieven voor achtergestelde jongeren.

‘Onderwijs werkt wel degelijk als een manier om armoede te bestrijden, stellen wij vast in al die landen in het Zuiden waar we werken’, zegt Angel Gudiña. ‘Maar het hangt wel af van de manier waarop je onderwijs definieert. Voor ons horen daar een boel affectieve en informele doelstellingen bij. Ook belangrijk: heel duidelijk zijn over de doelstelling van je onderwijs. Zeker in arme wijken of landen is het belangrijk om de focus op een beroepsvaardigheid te houden. En vanuit dat standpunt is het ook heel belangrijk om bedrijven mee aan boord te krijgen.’

U bent er zeker van dat onderwijs de spiraal van de armoede kan doorbreken?

Angel Gudiña: Wij zijn er inderdaad van overtuigd dat onderwijs dé sleutel is voor sociale inclusie en een cruciaal instrument om de strijd tegen armoede te winnen. Wij zien onderwijs wel niet enkel als een academische onderneming, maar als een combinatie van leerstof, zachte vaardigheden, technische capaciteiten en ethische waarden. Don Bosco zette daar in de negentiende eeuw al op in en wij blijven werken met wat we een ‘preventief system’ noemen: onderwijs als een gezonde overgang van kind naar volwassene waarin zowel formeel onderwijs, niet-formele vorming en informeel leren een rol spelen. Een aanbod ook dat de dagen vult van de jongeren, zodat ze minder risico lopen om in aanraking te komen met onwettige activiteiten.

‘Scholen moeten vooral bezig zijn met wat de lokale maatschappij nodig heeft.’

Goed onderwijs is tegelijk gericht op de noden van het individu en de behoeften van zijn of haar gemeenschap. Scholen moeten niet enkel met hun eigen positionering bezig zijn, maar vooral met wat de lokale maatschappij nodig heeft. In de noordwestelijke regio van Spanje, waar ik vandaan kom, zijn drie grote scholen die elk een opleiding tot scheikundige aanbieden. Maar de regio heeft niet elk jaar 600 scheikundigen nodig. Op die manier riskeer je vooral frustraties te produceren.

De Millenniumdoelen waren eerder bevoogdend, omdat ze alleen van toepassing waren op ontwikkelingslanden, alsof er geen behoefte was om zaken te verbeteren in Europa of het Westen. De duurzame ontwikkelingsdoelen hebben die logica gelukkig doorbroken, maar er is nog veel werk om dat breed te verspreiden en uit te leggen.

In het Westen zie je ongelijkheid toenemen en de vierde vereld in de steden groeit, omdat het economisch systeem onrechtvaardig in elkaar zit. Bovendien stellen we vast dat EU-lidstaten de mensenrechten niet langer respecteren. Kinderen van arme gezinnen worden uitgesloten, wat nog erger wordt naarmate ze ouder worden. Dat resulteert in negatieve gevoelens tegenover de maatschappij waarin ze leven en maakt van hen vaak tot makkelijke doelwitten voor radicale verhalen.

Onderwijs als sociale lift

Doet onderwijs genoeg tegen de verschillende vormen van ongelijkheid in de samenleving en binnen het onderwijs zelf?

Angel Gudiña: In Europese landen is er meestal een beleid dat gericht is op het tegengaan van sociaal-economische ongelijkheid. Of die effectief zijn, is nog de vraag, natuurlijk. Schoolresultaten in armere wijken blijven vaak minder goed dan in rijkere wijken, en hoogopgeleide ouders kunnen hun kinderen doorgaans betere leerbegeleiding geven dan laaggeschoolde ouders. We hebben heel veel scholen in heel verschillende omgevingen, maar altijd stellen we vast dat je deze dynamieken niet kan ombuigen, tenzij er voldoende begeleiding is voor leerlingen en voor hun families. Om ongelijkheid te bestrijden in scholen, is er behoefte aan een gezonde leeromgeving met veel en verscheidene buitenschoolse activiteiten, net als aan goede leerkrachten die voor de jongeren referentiepunten kunnen worden in hun ontwikkeling.

Onderwijs zou niet gepolitiseerd mogen worden. In Spanje is het de gewoonte dat elke nieuwe regering, elke nieuwe minister van Onderwijs uitpakt met nieuwe wetten en regels – met alle negatieve gevolgen voor het onderwijssysteem vandien. Zelfs als er pogingen gedaan worden om de verschillende belanghebbenden, zoals leerkrachten, ouders, leerlingen, directies, … te betrekken, dan nog worden de echte problemen van het system al te vaak niet aangepakt.

In landen met een of andere federale structuur valt de beleidsverantwoordelijkheid voor onderwijs meestal onder het regionale niveau. Dat is een goede zaak omdat je zo het specifieke karakter van elke regio maximaal kan respecteren. Maar het riskeert tegelijk ongelijkheid te introduceren binnen één land, als de kwaliteit van die verschillende regionale systemen ongelijk is. We stellen ook vast dat onderwijs beter functioneerde als een sociale lift in de jaren 1970, toen het systeem in Spanje nog volop gecentraliseerd was, terwijl het vandaag onder regionaal bestuur blijkbaar minder goed werkt.

Kan onderwijs tegelijk inclusief en van hoge kwaliteit zijn?

Angel Gudiña: Wij werken aan inclusie en hoge kwaliteit in onze T-VET-centra (centra voor technische beroepsopleiding en vorming) in meer dan honderd landen. De resultaten van die aanpak zijn goed, zeker als ook de privé betrokken wordt – niet vanuit een marktlogica, maar als een investering in het talent van hun toekomstige werknemers. In sommige delen van Italië heft honderd procent van de afgestudeerden werk binnen het jaar na hun studies, en sommigen krijgen al een contract voor het eindexamen. In Colombia slaagden we er zo in om jongeren die uit de guerrilla kwamen en geen familie of ondersteunend netwerk hadden, toch te integreren in de samenleving.

Excelleren in onderwijs is geen kwestie van schoolresultaten, maar van attitude – niet alleen van de leerlingen, maar ook van de school: de wil moet aanwezig zijn om jongeren in het algemeen en leerlingen in het bijzonder kennis en vaardigheden bij te brengen, maar ook de waarden en attitudes die ze nodig zullen hebben om de uitdagingen van het leven aan te gaan. Excelleren in onderwijs betekent voor ons dat elke leerling de nodige ondersteuning en begeleiding krijgt. Dat betekent dat sterke leerlingen niet afgeremd mogen worden, maar ook dat degenen die het moeilijk hebben niet achtergelaten worden. Om zowel het ene als het andere te realiseren, moet extra geïnvesteerd worden, en soms doen we dat op basis van onze eigen middelen. Zeker als we kinderen met een migratie-achtergrond alle onderwijskansen willen geven, is dat noodzakelijk – en niet alleen in Europa.

Scholen moeten ook ruimte maken voor de cultuur van kinderen thuis. Een leerling is immers altijd ook een zoon of een dochter, een broer of een zus, … Als er voortdurend de ervaring is van een kloof of zelfs een tegenstelling tussen school en thuis, dan zijn de slaagkansen een stuk kleiner. Die kloof kan je alleen overbruggen als je de thuisculturen kent. Dat betekent niet dat je met alles akkoord moet gaan. We hebben jarenlang gewerkt met Roma-families om ervoor te zorgen dat ook meisjes hun middelbare school zouden afmaken, in plaats van vroegtijdig te trouwen.

‘Er is een grote overlap tussen zogenaamd identitaire ongelijkheid en sociaal-economische ongelijkheid.’

Het probleem van het Westen zijn niet de migranten, maar de angst voor de migranten, en met name de angst van de arme migranten. Er is, met andere woorden, een grote overlap tussen zogenaamd identitaire ongelijkheid en sociaal-economische ongelijkheid.

Investeringen vs. uitgaven

Wordt er genoeg geïnvesteerd in onderwijs om kansen voor iedereen te creëren?

Angel Gudiña: De meeste overheden zien de budgetten voor onderwijs nog steeds niet als “investeringen” maar als “uitgaven”. Stilaan begint de privésector wel oog te hebben voor het belang van die investering, al was het maar om iets te doen aan de competentiekloof tussen vraag en aanbod in de huidige Europese “economie 4.0”. Dé uitdaging met de privésector is hen te laten omschakelen van een louter marktdenken naar een maatschappelijk denken. Om dat te bereiken moeten zowel de overheid als de onderwijsinstellingen die met de privé samenwerken heel duidelijke regels opstellen zodat de opvoedingsexperts de controle over het onderwijsgebeuren behouden en die niet uit handen geven aan de markt of, erger nog, aan economische speculatie.

Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen of beperkte scholing kunnen hun onderwijsdromen waarmaken, op voorwaarde dat er genoeg ondersteuning is. Het is zelfs van groot belang dat kinderen met beperkte kansen gestimuleerd worden om groot te dromen. Al te vaak gaan ouders, volwassenen en leerkrachten uit van de beperkingen, in plaats van dromen en verwachtingen. Nochtans vormen zij de beste motor om jongeren hard te laten werken.

‘Al te vaak gaan ouders, volwassenen en leerkrachten uit van de beperkingen, in plaats van dromen en verwachtingen.’

Is honderd procent gratis onderwijs altijd het beste antwoord op ongelijkheid? Ik weet het niet zo zeker. Wie voor iets betaalt, waardeert het vaak ook meer. Anderzijds vinden we het onaanvaardbaar als iemand een vorming of een activiteit zou moeten missen omwille van de financiële drempel. In de praktijk garanderen we dus universele toegang tot onderwijs, en betalen families naargelang hun mogelijkheden.

Voor hoger onderwijs in het Zuiden is het inschrijvingsgeld vaak redelijk en zijn er studiebeurzen voor wie onvoldoende eigen middelen heeft. Wat wel zorgen baart, is de trend die overwaait vanuit de Angelsaksische landen, waar inschrijvingsgelden zo hoog oplopen dat ze onbereikbaar worden of dat studenten zulke grote studieleningen moeten aangaan, dat ze er achteraf nooit meer vanaf geraken. Dat resulteert in de uitsluiting van hele groepen in de samenleving.

Een heel andere bedenking hierbij: uitsluiting is niet alleen een zaak van financiële middelen. Al onze scholen in India hanteren bijvoorbeeld Engels als onderwijstaal. Dat kan aan de ene kant hogere drempels opwerpen voor kinderen die van thuis uit niet vertrouwd zijn met Engels, maar anderzijds wordt de opleiding daardoor veel effectiever als een sociale lift.

Het is een pedagogische keuze die de maatschappelijke slaagkansen van afgestudeerden verhoogt, maar die misschien de kans op een succesvolle opleiding voor een aantal jongeren verkleint?

Angel Gudiña: De sleutelvraag is: hoe worden die jongeren begeleid? Het is niet alleen een keuze van de onderwijsinstelling, het moet ook een proces zijn waarin de jongeren begeleid en ondersteund worden, om te voorkomen dat alleen kinderen van hoogopgeleide ouders ervan kunnen profiteren.

Welk advies heb je voor onderwijsbeleid?

Angel Gudiña: Publiek-private samenwerking rond onderwijs is essentieel om zowel de formele als de niet-formele vorming realistisch te maken en afgestemd op de noden van de maatschappij. Prioriteit moet altijd zijn en blijven: het onderwijs vormt de burgers van de toekomst. Dat betekent dat wij onze jongeren aanmoedigen om competente professionals te zijn, maar ook mensen die zorg dragen voor hun broeders en zusters, en toegewijde burgers die zich op verschillende manieren engageren in de samenleving: via de politiek, via het middenveld, of via andere acties.