Innovatiestrateeg Stefaan Vandist over zijn nieuwe boek “Pretopia”
‘Geef mensen een toekomstbeeld en je krijgt een heel interessant debat’
Toekomstverkenner en publiek spreker Stefaan Vandist is ervan overtuigd dat heel wat creatieve oplossingen voor een duurzame toekomst vandaag al bestaan. Alleen missen ze wat bekendheid. In zijn nieuwe boek “Pretopia” gidst hij je aan de hand van tientallen projecten doorheen de mogelijkheden.
Stefaan Vandist: ‘Door mogelijkheden te tonen en een spectrum aan perspectieven te openen zijn mensen geneigd om er iets mee te doen.’
© Isabelle Vanhoutte
Toekomstverkenner en publiek spreker Stefaan Vandist is ervan overtuigd dat heel wat creatieve oplossingen voor een duurzame toekomst vandaag al bestaan. Alleen missen ze wat bekendheid. In zijn nieuwe boek Pretopia gidst hij je aan de hand van tientallen projecten doorheen toekomstbestendige voedselsystemen, mobiliteit, energie, materiaalgebruik en stadsontwikkeling. ‘Hier en nu moet het allemaal gebeuren, het zijn net deze jaren ’20 die cruciaal zijn om het tij te keren.’
Van een Nederlandse gemeente die tiny forests aanbiedt in kartonnen dozen, over het sociaal-culinair project van Seppe Nobels aan de Schelde tot een verticale mosselboerderij voor de kust van New York. In het meer dan 300 pagina’s tellende boek Pretopia biedt Stefaan Vandist de lezer duurzame inspiratie en handvaten voor een niet zo verre toekomst.
‘Boeken zijn brandstof voor mij. Ik verniel ze met fluostiften en post-its. Het is misschien niet de meest ecologische gedachte, maar ik hoop dat mensen ook op die manier met mijn boek zullen omgaan’, lacht Stefaan als we elkaar spreken in Mechelen. Hij bezet er met zijn innovatiecollectief switchrs een ruimte in de Impact Factory, een toekomstig laboratorium voor circulaire economie in een voormalige wasserij en een leegstaand kantoorgebouw.
In Pretopia schetst Vandist 33 innovatiepaden die geplaveid zijn met concrete voorbeelden. ‘Door mogelijkheden te tonen en een spectrum aan perspectieven te openen zijn mensen geneigd om er iets mee te doen’, legt hij zijn motivatie voor het boek uit. ‘Dat mensen zeggen, “verdorie, dat wil ik doen”, daar dient dit voor.’
‘Stel je televisie en kranten voor die niet vol staan met opinies, maar met de verbeelding van mensen. Dan krijg je toch een heel andere samenleving?’
Hij noemt het een optelsom van initiatieven die in grote mate de toekomst kunnen maken. ‘Telkens kom ik tot de vaststelling dat er veel oplossingen bestaan. Ze zijn alleen nog te weinig gekend, verdeeld, zichtbaar of tastbaar. Wat me motiveert is in één lezing dat hele spectrum aan mogelijkheden te openen.’
Want tot 2020 stond Vandist geregeld op een podium of gaf hij workshops voor bedrijven. ‘Als dan 1 of 2 mensen in een zaal van 50 man me nadien vertellen dat ze wat ik vertelde met hun team gaan afspeuren, voel ik me alsof ik als eenmansleger een verschil heb gemaakt.’
Maar dan was zijn agenda plots leeg door de pandemie. ‘Ik vond mijn drive opnieuw door te schrijven. Het boek is niet bedoeld als een zoveelste analyse van alles wat los en vast zit over klimaat. Ik wil exact het tegenovergestelde doen: een bundeling maken waarbij je pagina na pagina blij wordt van al wat er mogelijk is. Ik gebruik ook buitenlandse voorbeelden, want iets dat werkt in Sao Paolo kan ook werken in Antwerpen of Rotterdam, mits het vertaald wordt naar de lokale context.’
Publieke verbeelding, geen opinie
U wil mensen inspireren?
Stefaan Vandist: Als je leest over grote maatschappelijke veranderingen worden de jaren 2020 wel eens aangeduid als de ‘transformative twenties’. Hier en nu moet het allemaal gebeuren. Je zou kunnen zeggen dat we tijd hebben tot 2050, maar dan zijn het net deze jaren ‘20 die cruciaal zijn om het tij te keren.
‘Hier en nu moet het allemaal gebeuren, het net deze jaren ‘20 die cruciaal zijn om het tij te keren.’
De manier waarop over klimaat wordt gecommuniceerd is als het meest rampzalige verhaal ooit. Het heeft bijna apocalyptische proporties. Het probleem is zo gigantisch groot en complex dat het alles overstijgt. En jij, beste consument, bent nietig, je kan er niets aan doen, maar je bent wel schuldig.
Als je wil dat er iets gebeurt – en dat wil ik – zijn er twee mogelijkheden. Of je geeft een betweterige preek, een moreel discours, waarvan we weten dat het eigenlijk niet werkt. Je loopt er zelfs het risico mee dat het verlammend werkt.
Stefaan Vandist: ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt gereduceerd tot checklists van duurzaamheid.’
© Isabelle Vanhoutte
Dat kan ik niet. Al Gore won in 2006 een Oscar voor een powerpointpresentatie, maar het bracht niet de grote omwenteling die hij bepleitte.
Of je kan werken met een aantrekkelijk vergezicht. Je betreedt de publieke arena met toekomstbeelden.
In het boek staan 33 toekomstscenario’s. Werkt dat dan beter?
Stefaan Vandist: Geef mensen cijfers en statistieken en ze beginnen te discussiëren, want iedereen wil gelijk hebben. Geef mensen een toekomstbeeld en je krijgt een interessant debat. En misschien wel het juiste debat, met een groep mensen die de juiste vragen stellen.
Zo creëer je publieke verbeelding in de plaats van publieke opinie. Stel je televisie en kranten voor die niet vol staan met opinies, maar met de verbeelding van mensen. Dan krijg je toch een heel andere samenleving?
Wat betekent Pretopia?
Stefaan Vandist: Een utopie is een perfecte wereld, maar zoals we weten, liggen utopieën vaak aan de basis van de donkerste bladzijden in de geschiedenis. Een pretopie is een begrip dat ik zelf lanceerde. Het is een mentale vrijruimte waarin je kan experimenteren met updates en upgrades van de samenleving.
‘2 à 3% van ons aardoppervlak is stad. Maar 80% van de economie wordt in een stad gerealiseerd, net als 50% van alle consumptie.’
Een pretopie heeft een verbindende kracht. Het benoemt een moment in de tijd als een wereld van mogelijkheden en opportuniteiten. Het is ook een mindset die toelaat om iets nieuw groot te maken van heel veel kleine dingen. We omarmen daarmee geen “ex machina” die ons als de ene oplossing zal bevrijden.
De meeste voorbeelden in uw boek spelen zich af in steden.
Stefaan Vandist: Klopt. 2 à 3% van ons aardoppervlak is stad. Mensen schrikken ervan hoe weinig dat is. Maar 80% van de economie wordt in een stad gerealiseerd, net als 50% van alle consumptie. Ook afvalproductie en uitstoot is substantieel groter in een stad.
Je ziet dus in steden de eerste oplossingen tastbaar worden. Aanvankelijk heette mijn boek daarom Citify. Maar naarmate ik met het boek vorderde, ging ik steeds vaker voorbij de stadsgrenzen, zoals met innovaties in natuurherstel en natuurontwikkeling, of buitenstedelijke mobiliteit.
De Lage Landen, randstad van Europa
Qua regio focust uw boek op de havens van Rotterdam en Antwerpen. En u spreekt op verschillende momenten over de Lage Landen. Vanwaar die Groot-Nederlandse insteek?
Stefaan Vandist: Ik ben een halve Nederlander. Tussen mijn 0 en 9 jaar zat ik vaak in Nederland op school. Ik merkte daardoor op wat het verschil was tussen Nederland en Vlaanderen. In de Nederlandse kleuterschool word je gemotiveerd en gestimuleerd om een eigen mening te hebben. In Vlaanderen moet je stil zijn, zwijgen en luisteren.
Ik maak er misschien een karikatuur van, maar toch.
Tussen Vlamingen en Nederlanders is er een verschillende manier van aanpak, bedoelt u?
Stefaan Vandist: Klopt. Vlamingen zijn onderzoekers. Als we een idee hebben onderzoeken we eerst de haalbaarheid ervan. Dat duurt dan één of twee jaar. Pas als we weten of het haalbaar is, onderzoeken we of het relevant is en of iemand erop zit te wachten.
Mijn perceptie is dat een Nederlander exact het tegenovergestelde doet. Iemand heeft een idee, ontwikkelt daar een verhaal rond en gaat dat verhaal dan roepen tot de potentie bij anderen groeit. Dan pas vraagt hij zich af hoe hij het gaat waarmaken.
Ik weet het, het is een boutade, maar het duidt wel op een verschil én een enorme complementariteit.
In uw boek gebruikt u de Lage Landenaanpak ook voor de circulaire economie.
Stefaan Vandist: Een mooie metafoor is: economie als een lichaam bekijken, met energiebanen en materiaalstromen die er doorheen lopen. Langs de oevers organiseer je dan de circulaire economie.
Door op die manier naar de economie te kijken, kom je tot de vaststelling dat de Lage Landen zich er in hun geheel relatief goed toe lenen. Zo zegt Jan Rotmans (hoogleraar klimaatmodellen en duurzame veranderingen aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, red.) dat een circulaire economie best georganiseerd wordt als een lappendeken, met allemaal lappen van 50 op 50 kilometer.
Op West-Europees niveau zou je hetzelfde over Nederland en België kunnen zeggen. Er komt relatief veel binnen, er is een hoge bevolkingsdichtheid, een hoge dichtheid aan kennisinstellingen en de regio is verbonden met treinen. Dat is een potentieel dat we kunnen zien als een randstad. Het hoeft niet, maar het kan. Het is een idee dat uitdaagt.
‘In een niet-circulaire economie raken grondstoffen sneller uitgeput en blijven afval en toxische stoffen in het leefmilieu terecht komen.’
En een circulaire economie, hoe zat dat?
Stefaan Vandist: Het is één van de oplossingen om de samenleving toekomstbestendig te maken. Alles wat waarde heeft, zoals materiaal, energie en water, blijf je op een zo hoogwaardig mogelijke manier gebruiken. Je probeert de levensduur zo lang mogelijk te verlengen.
Het is geen recyclage-economie, die hebben we al. In een niet-circulaire economie raken grondstoffen sneller uitgeput en blijven afval en toxische stoffen in het leefmilieu terecht komen. Bovendien leidt de ongelijke verdeling van grondstoffen tot meer ongelijkheid, naarmate er meer schaarste is.
Impacteconomie
U spreekt in uw boek over een “impacteconomie” waar die circulaire economie deel van moet uitmaken. Wat bedoelt u daarmee?
Stefaan Vandist: De circulaire economie is een middel om een impacteconomie waar te maken. De circulaire economie gaat over materiaalstromen, maar daarin ontbreekt een breder waardebegrip. Een impacteconomie leidt dan niet alleen tot een verhoogd financieel kapitaal, je kan er ook maatschappelijke, sociologische en culturele waarden mee verhogen.
Onze banken zijn goed in het monitoren van financiële parameters in Excelsheets. Die worden naar waarde geschat voor aandeelhouders. Stel dat we met dezelfde ijver en controledrang maatschappelijke impact meten? En de ecologische, culturele en noem maar op impact? Wat als we die informatie meenemen in jaarverslagen?
Door alle impact te meten en naast elkaar te zetten wordt alle impact ook zichtbaar. Dan tolereren we niet meer dat hoge financiële waarde ten koste gaat van culturele of ecologische waarde.
In uw boek zet u dat af tegen het begrip “purpose”, een begrip uit de marketingwereld dat refereert naar producten die een doel of betekenis zouden hebben.
Stefaan Vandist: Het staat voor een hoger doel of ideaal, maar was in marketing- en managementsmiddens een gouden kalf. Het grootste frisdrankbedrijf ter wereld kan als “purpose” de Olympische Spelen en de Paralympics sponsoren en een bekroonde CSR-strategie hebben (CSR staat voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, red.), maar tegelijk een product over de wereld verdelen dat geen enkele waarde heeft.
‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt gereduceerd tot checklists van duurzaamheid.’
Het heeft dan nog geen nutritionele of maatschappelijke waarde en zorgt ervoor dat miljoenen mensen aan obesitas lijden. Daarbovenop is het bedrijf de grootste producent van verpakkingsafval. Maar dat bedrijf is dan wel met een “purpose” en met maatschappelijk verantwoord ondernemen bezig? Als je dat vanuit de impacteconomie bekijkt en je becijfert de financiële waarde op economisch, sociaal én maatschappelijk vlak krijg je een ander verhaal.
Ik probeer in mijn boek dat denken in “purpose marketing” te ontmaskeren. Ik ben altijd een koele minnaar geweest van het concept van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het wordt gereduceerd tot checklists van duurzaamheid. Het is iets voor managers die elk jaar kunnen rapporteren dat het een paar procent beter gaat met de uitstoot of het watergebruik.
Stefaan Vandist: ‘Hier en nu moet het allemaal gebeuren, het net deze jaren ‘20 die cruciaal zijn om het tij te keren.’
© Isabelle Vanhoutte
Toekomstbestendige economie gaat verder dan die checklists?
Stefaan Vandist: Ja. In mijn boek schrijf ik over The Urban Village Project. Dat is een broedplaats in Kopenhagen waar Ikea experimenteert met het wonen van de toekomst. Het project charmeert me omdat niet alleen geëxperimenteerd wordt met technologische, maar ook met psychologische en sociale oplossingen voor wonen in een betaalbare stedelijke omgeving, ook voor jonge mensen.
Een leger aan sociologen en psychologen is ingezet met de vraag ‘hoe kunnen we meer comfort creëren voor meer mensen op minder plaats?’ Die integrale blik waardeer ik, want Ikea zou ook alleen kunnen zeggen: ‘We zetten in op ecologisch en klimaatneutraal bouwen’. Maar ze leggen de ambitie veel verder.
Pioniers
In het boek staan heel wat inspirerende pioniersprojecten en startups die vaak nog in een experimentele fase zitten. Velen sneuvelen nog bij het opschalen. De economie wordt vooral gedragen door grote bedrijven en merken die wel eens bij die pioniers inspiratie opdoen. Dat betekent nog niet dat het pionierswerk het haalt op grote schaal. Hoe ziet u dat?
Stefaan Vandist: Er waait inderdaad een soort van darwinistische wind. Het zou mooi zijn dat nieuwkomers aansluiting kunnen vinden bij een soort van coalition of the willing, bestaande uit grote en kleine organisaties die geinspireerd worden door dezelfde mondiale uitdagingen. Dat zorgt voor veerkracht.
Omgekeerd kan het natuurlijk ook: er zijn grote bedrijven die het verleden met zich meesleuren. Dat is anders bij startups die vanaf dag één het juiste businessmodel en de juiste materiaalkeuze kunnen maken. Een groot traditioneel bedrijf kan zijn als een zware olietanker waarvan je de koers moeilijk kunt wijzigen. Dat maakt het voor bestaande bedrijven vaak moeilijk om met de duurzaamste materialen en een ander businessmodel aan de slag te gaan.
Sommige gaan dan aan “corporate cannibalism” doen.
Pardon, corporate cannibalism?
Stefaan Vandist: Een groot bedrijf brengt dan krachten van verandering in kaart en kijkt welke de grootste bedreigingen voor zichzelf zijn. Stiekem, misschien zelfs ver weg van het hoofdkantoor gaat dat bedrijf dan zelf die bedreiging creëren. Zo kan een bedrijf toch een eigen toekomst creëren. Het is een strategie om als grote organisatie toch te vervellen en in te zetten op toekomstbestendigheid.
‘Ook de autoindustrie weet dat een ander model nodig is. In dat model wordt automobiliteit een dienst en hebben we allemaal een abonnement op rijden met auto’s.’
De hele autosector doet zo aan corporate cannibalism. Het huidige regime is er nog één volgens een fossiel-kapitalistische logica. Als je wil genieten van individueel transport moet je eigenaar zijn van een auto. Je moet die zelf financieren en belastingen betalen. Een auto is ook een statussymbool en definieert wie je bent.
Maar dat is een model uit de 20ste eeuw, waarvan de autosector zelf begrijpt dat het niet langer houdbaar is. Dus zetten ze zelf in op een ander model. De stip aan de horizon voor de industrie heet ACES, wat staat voor autonomous, connected, electrified en shared. In dat model wordt automobiliteit een dienst en hebben we allemaal een abonnement op rijden met auto’s. Elders in de wereld kijken autobouwers nu al naar andere modellen om te kijken wat werkt.
Een ander voorbeeld in uw boek behandelt algenkerosine van ExxonMobil. Maar bij grote bedrijven is er altijd het risico op greenwashing. Bij sommige bedrijven gaat maar een fractie van een procent van de omzet naar groene projecten, maar die dienen wel het imago. Ben je daar beducht voor?
Stefaan Vandist: Sommige grote bedrijven zetten slechts 0,02% van hun winst in op research rond cleantech (technologie die bijdraagt aan een schoner milieu, red.), maar adverteren daarmee wel groots in luchthavens. Dit voorbeeld had er misschien niet moeten instaan door de onwaarachtigheid ervan. Maar het klopt wel dat algenteelt en industrie op het water enorm potentieel heeft voor brandstoffen naar de toekomst toe.