De pandemie was verwacht en de gevolgen waren te voorkomen
Gorik Ooms: ‘Hoe we met de gezondheid van de arme landen omgaan, is asociaal en dom’
De gezondheidszorg in de armste landen moét beter en algemener, anders zijn mondiale gezondheidscrisissen niet te vermijden. En dus moeten rijke landen die gezondheidssystemen mee financieren. Die stelling heeft Gorik Ooms het voorbije decennium wereldwijd uitgedragen. Wat denkt hij daarover in volle coronacrisis?
In een van de vluchtelingenkampen voor Rohingya bij Cox Bazar, Bangladesh
CC Russell Watkins/Department for International Development (CC BY 2.0)
De gezondheidszorg in de armste landen moét beter en algemener, anders zijn mondiale gezondheidscrisissen niet te vermijden. En dus moeten rijke landen die gezondheidssystemen mee financieren. Die stelling heeft mensenrechtenjurist en mondiale gezondheidsexpert Gorik Ooms het voorbije decennium wereldwijd uitgedragen. Wat denkt hij daarover in volle coronacrisis?
‘Als de ebola-uitbraak in Congo zoveel aandacht krijgt in de Belgische media, dan is dat niet omwille van de slachtoffers’, schreef Gorik Ooms in september vorig jaar. ‘De echte reden voor al die aandacht is angst: angst voor een ziekte die naar hier zou kunnen komen.’ Die mogelijkheid behoort nu tot de dagelijkse realiteit. Het was weliswaar niet ebola dat de oversteek maakte vanuit een Afrikaans binnenland naar het koninkrijk aan de Noordzee, maar een nieuw coronavirus dat begon in een Chinese megastad en vandaag de hele wereld treft.
‘De echte reden is angst voor een ziekte die naar hier zou kunnen komen’
Gorik Ooms was directeur van Artsen zonder Grenzen België (2004-2008). Hij behaalde een doctoraat aan de UGent met een thesis Het recht op gezondheid en de duurzaamheid van gezondheidszorg: waarom we een nieuw mondiaal gezondheidshulp-paradigma nodig hebben. Daarna was hij onder andere verbonden aan het Instituut voor Tropische Gezondheid in Antwerpen, was hij Professor of Global Health Law and Governance bij de London School of Hygiene and Tropical Medicine, en was hij lid van enkele commissies van The Lancet. Vandaag is hij verantwoordelijk voor Sociaal Beleid bij HERWIN (sociale circulaire ondernemers)In de bijdrage op MO* waaruit het ebolacitaat komt, wijst Ooms ook op een van de belangrijkste redenen waarom de dreiging van ebola bij ons altijd kleiner is dan in Congo: ‘Dat … hebben we te danken aan een zeer performant gezondheidssysteem. Het is ook een duur systeem. Alle Belgische overheden samen geven zowat €3360 per inwoner per jaar uit aan gezondheidszorg; dat is 8% van het bruto binnenlands product.’
In zijn doctoraatsonderzoek (2008) stelde Ooms vast dat Mozambique 6 US dollar per inwoner per jaar besteedde aan gezondheidszorg. Daarvan was 38% afkomstig van internationale hulp. Om tot een minimaal aanvaardbare gezondheidszorg te komen, moest dat budget per inwoner verzesvoudigen tot $38 per persoon per jaar, maar dat bleek met onmogelijk en de internationale ontwikkelingssamenwerking heeft geen denkkader om dat mee te financieren over een langere periode. Met alle gevolgen vandien.
Gezondheidszorg in de armste landen moét beter en algemener
Toch moét de gezondheidszorg in de armste landen beter en algemener. Dat is een ethisch imperatief, maar ook: anders zijn mondiale gezondheidscrisissen niet te vermijden. En dus moeten rijke landen die gezondheidssystemen structureel mee financieren. Die stelling heeft Gorik Ooms het voorbije decennium wereldwijd uitgedragen. Wat denkt hij daarover in volle coronacrisis?
Gorik Ooms: Ik heb altijd gezegd dat de manier waarop de wereld met gezondheidszorg in de armste landen omgaat asociaal én dom is, want zelfs tegen ons eigen belang. Het is moeilijk om niet bitter te worden. Want de crisis geeft mij dus gelijk op een punt waarop ik liever geen gelijk gekregen had.
We weten natuurlijk nog niet echt goed wat er in Afrikaanse landen gebeurt, maar de hoop dat het virus slecht zou gedijen in warme temperaturen lijkt alvast ijdel te zijn. Ik vrees dus dat dit een ramp wordt waarvan we de omvang nooit zullen kennen, want in de armste landen zullen de coronadoden verdwijnen in de statistieken van malaria of andere aandoeningen.
Er ontstaat een reservoir van het nieuwe coronavirus en dus er een permanent risico van herbesmetting
Als het virus zich massaal kan verspreiden in landen die het echt niet kunnen bestrijden, dan ontstaat er een reservoir van het nieuwe coronavirus en dus er een permanent risico van herbesmetting. Zo nu en dan zal iemand met die besmetting een nieuwe haard creëren in andere landen, op andere plaatsen.
‘Niemand had deze crisis voorzien of kunnen voorbereiden’, is de verontschuldiging die ook onze overheden inroepen.
Gorik Ooms: Wie nu zegt ‘wir haben es nicht gewusst’ is een leugenaar. Laurie Garrett schreef in 1995 al The Coming Plague: Newly Emerging Diseases in a World Out of Balance. SARS was een belangrijke waarschuwing, MERS ook. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) had het in projecties over Ziekte X. Maar we hebben er niets mee gedaan. De rijke landen hebben zichzelf in de voet geschoten en ze hebben de arme landen aan hun lot overgelaten. Tegen alle afspraken in, trouwens.
Na SARS kwam er een update van de International Health Regulations, met in artikel 44 een plicht tot internationale samenwerking. En ook al is dat in principe bindend internationaal recht, toch heeft iedereen er zijn voeten aan geveegd. Met de huidige nachtmerrie als gevolg.
Vorig jaar organiseerde Bill Gates een strategische oefening rond Ziekte 201, een pandemie met een coronavirus waarbij miljoenen doden zouden vallen. Alleen: de kernvraag was niet: ‘Hoe kunnen we dat voorkomen?’, maar: ‘Op welke punten zullen overheden moeten samenwerken met privébedrijven om de ziekte aan te pakken?’
Goris Ooms: Dat is het effect van het feit dat iemand zo veel macht krijgt omdat hij zo veel geld heeft. Ik vind iet dat we Gates moeten verwijten dat hij in de privésector gelooft, want de verantwoordelijkheid ligt bij al die overheden die een individu, zonder bewezen competentie op vlak van gezondheidszorg en zonder verantwoordingsplicht, de mondiale gezondheidsagenda laten bepalen. Hij vult het vacuüm op dat onverschillige staten creëren.
Had de wereld deze pandemie wel kunnen opvangen indien die regels van de WHO wél waren nagevolgd?
De markt in plaats van internationale afspraken. Dat is toch om te huilen.
Gorik Ooms: De afspraken waren vaag, dat is waar. En de rijke landen hadden veel minder duidelijke verplichtingen dan de armere landen. Toch is artikel 44 heel helder, inclusief de rol die de WHO zou moeten spelen. Omdat die afspraken zelfs geen begin van realisatie kenden, begon de WHO zelf vorig jaar met een website waarop rijkere landen konden aangeven waarin zij eventueel wilden investeren en armere landen daar dan konden op intekenen voor financiering. De markt in plaats van internationale afspraken. Dat is toch om te huilen.
En het gaat van kwaad naar erger. Want net nu we merken hoezeer we internationale afspraken, regels en samenwerking nodig hebben, gebeurt exact het tegenovergestelde. Nationalisme neemt toe, in Europa staat solidariteit onder druk. België is trots dat het de export van tests tegenhoudt, maar niemand vraagt zich af wat wij zouden zeggen als Duitsland zou weigeren om ons tests te leveren. “Ieder voor zich” is misschien een begrijpelijke reactie, maar ze is toch verschrikkelijk.
David Fidler, een Amerikaanse jurist, schreef SARS, Governance and the Globalization of Disease in 2004. Hij argumenteerde dat we na SARS in een mondiaal gezondheidsregime beland waren dat los kwam van de natiestaten, omdat die begrenzingen contraproductief bleken. Hij heeft zich duidelijk vergist.
Er is niet alleen het probleem van de mondiale afspraken, er is altijd vooral het probleem van de kosten. Wie gaat dat betalen?
Gorik Ooms: Dat is waar. Toch is het mogelijk. Voor aids werd destijds een mondiaal fonds opgericht, dat uitgebreid werd naar twee andere ziektes om het legitimiteit te geven: het Global Fund voor aids, tbc en malaria. Ik heb altijd gepleit om dat te verbreden tot een Global Fund for Health, waarmee gezondheidssystemen op een structurele manier ondersteund kunnen worden. Daarmee zou je wel salarissen voor artsen en verpleegkundigen kunnen financieren die de hele breedte van ziekten en zorg beslaan. Dan pas zullen samenlevingen en mensen de aanpak gaan vertrouwen.
We weten dat het geen onoverkomelijke bedragen zijn. Maar we hebben weggekeken.
Levert dat in de armste landen voldoende bedden op intensieve zorg op en beademingstoestellen? Wellicht niet, maar het zou meer vertrouwen creëren, zodat mensen die zich ziek voelen ook naar de ziekenhuizen of gezondheidsposten zouden gaan, in plaats van thuis te blijven uit schrik voor de factuur of de ondermaatse zorg. Dan wéét men minstens wat er gaande is, nu niet.
We weten hoe zo’n structuren opgezet moeten worden, we kunnen berekenen hoeveel dat zou kosten, we weten dat het eigenlijk geen onoverkomelijke bedragen zijn. Maar we hebben weggekeken.
Of erger. Een aantal rechtse politici maakt een karikatuur van Europese steunmaatregelen om te beweren dat Marokko een veelvoud krijgt van de EU tegenover Vlaanderen of Nederland.
Gorik Ooms: Om daar niet zot van te worden, heb ik besloten daar gewoon niet langer naar te luisteren of te kijken. Ik maak mij meer zorgen over mensen die zich niet in dat extreme universum bevinden, maar die meegenomen worden in de normalisering van het collectieve egoïsme dat je overal ziet ontstaan. We mogen echt niet terugplooien op onszelf nu.
De Nederlandse socioloog Abram de Swaan zegt dat je voor de uitbreiding van sociale zekerheid zowel objectieve als subjectieve onderlinge afhankelijkheid hebt. Objectief: ik ervaar op een of andere manier nadeel van het feit dat de andere in de miserie zit. Subjectief: de overtuiging dat die andere en ikzelf tot eenzelfde gemeenschap behoren. Wat we vandaag meemaken is een onweerlegbare objectie interdependentie, terwijl de subjectieve volledig weggevaagd wordt.
De crisis heeft van ons allemaal zorgende buren gemaakt
Anderzijds klopt de vaststelling die George Monbiot deze week in The Guardian maakt: de crisis heeft van ons allemaal zorgende buren gemaakt! Hij geeft een litanie aan voorbeelden van over heel de wereld die aantonen dat er lokaal ongeziene en hele mooie vormen van solidariteit ontstaan. En dat terwijl al die afslankende en besparende overheden plots vaststellen dat de markt hen of de bevolking niet kan redden. De vraag is: hoe tillen we die hartverwarmende solidariteit uit boven de buurt, het gewest, de natie?
Uw pleidooi is altijd geweest: verbreed de mechanismen van onze sociale zekerheid zodat ook mensen in het globale Zuiden er deel van gaan uitmaken.
Gorik Ooms: Ik stel niet voor om ons systeem te mondialiseren, wel om er een mondiale laag aan toe te voegen. Zoals we nu een lokale laag hebben, met de OCMW’s, maar ook gewestelijke, nationale en Europese lagen. Ontwikkelingssamenwerking is niet het goede antwoord, bouw een laag die zorgt voor mondiale herverdeling en sociale zekerheid. De sociale transferts die in zo’n systeem gebeuren, vragen uiteraard ook bepaalde voorwaarden. Bijvoorbeeld: dat deelnemende landen de basisprincipes van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zouden onderschrijven en implementeren.
Sociale bescherming is niet vol te houden in concurrentie met landen die géén sociale of ecologische normen hanteren
Op die manier legt zo’n systeem een sociale vloer in de economie, want in een mondiale economie is sociale bescherming niet vol te houden in concurrentie met landen die géén sociale of ecologische normen hanteren. Tegenover de financiering van een minimale sociale zekerheid in het Zuiden staat dan dat kinderarbeid onmogelijk moet worden, dat minimumlonen vastgelegd en opgetrokken moeten worden… In feite is dat niet anders dan de reden waarom een eeuw geleden de sociale solidariteit van coöperaties en gemeenten opgetild en uitgebouwd werd tot een nationale sociale zekerheid.
Er was een tijd waarin zo’n pleidooi tenminste principiële bijval kreeg.
Gorik Ooms: Dat was de tijd dat mensen leefden met een combinatie van toenemende welvaart en zekerheid. In zo’n omgeving is de bereidheid om meer mensen deel te laten hebben aan groei en zekerheid misschien niet vanzelfsprekend, maar makkelijker. Vandaag leven we met toenemende onzekerheid en het besef dat de planetaire grenzen gerespecteerd moeten worden. Dat kan niet rechtgetrokken worden met de bestaande economische logica.
Daarom heb ik me geëngageerd binnen een project voor sociale en circulaire economie: om alvast voor de meest kwetsbare mensen een alternatief te bieden dat hen de mentale ruimte geeft om ook solidair te kunnen worden. Want als we die mensen overlaten aan de woeste krachten van de onderlinge concurrentie of de eisen van productiviteit, dan is voor henzelf geen enkele zekerheid meer weggelegd. Hoe zou je dan kunnen verwachten dat ze willen delen met lotgenoten 7000 km van huis?