Saartje Boutsen, adviseur duurzaam ondernemen bij Voka
‘Greenwashing wordt steeds makkelijker doorprikt’
‘In plaats van dat iedereen de goedkoopste wil zijn, wedijveren steeds meer bedrijven om de duurzaamste te worden.’ Dat zegt Saartje Boutsen, adviseur duurzaam ondernemen bij Voka.
Asian Development Bank (CC BY-NC-ND 2.0)
‘We zijn in de fase van het nieuwe maatschappelijk verantwoord ondernemen aanbeland.’ Dat zegt Saartje Boutsen, adviseur duurzaam ondernemen bij Voka. Als voormalig CSR-manager van JBC kan ze het weten. ‘In plaats van dat iedereen de goedkoopste wil zijn, wedijveren steeds meer bedrijven om de duurzaamste te worden.’
Als ik Saartje Boutsen ontmoet in Leuven, is ze vier maanden aan de slag als adviseur duurzaam ondernemen bij Voka Kamer van Koophandel Vlaams-Brabant. Dat lijkt erg vroeg voor een interview over ethische bedrijfsvoering, maar dat is het eigenlijk helemaal niet.
Saartje werkte tien jaar lang als beleidsmedewerker en als coördinator van het Noordprogramma bij Vredeseilanden (Rikolto). ‘Ik deed lobbywerk bij voedingsbedrijven en supermarkten en besefte dat ik goesting had om zelf veranderingen door te voeren.’ Van Vredeseilanden ging Saartje naar JBC, als CSR-manager. Na twee jaar ruilde ze reizen naar textielfabrieken in China en Bangladesh in voor Voka Vlaams-Brabant.
‘Ngo’s en bedrijven zien elkaar nog te vaak als boeman. Maar ik ken de twee werelden nu en eigenlijk verschillen ze niet zoveel van elkaar.’
‘Ngo’s en bedrijven zien elkaar nog te vaak als boeman. Maar ik ken de twee werelden nu en eigenlijk verschillen ze niet zoveel van elkaar. Ngo’s moeten bedrijven op scherp houden. Terwijl bedrijven een belangrijke verantwoordelijkheid hebben. In de praktijk kunnen ze meer realiseren.’
Hoe belangrijk is de rol die duurzame bedrijven spelen in de huidige samenleving?
Saartje Boutsen: Bedrijven zijn een zeer belangrijke hefboom voor duurzame ontwikkeling. Zij moeten hun verantwoordelijkheid opnemen, want ze hebben vaak veel macht. Neem nu de macht van supermarkten: hun aankoopbeleid heeft een enorme impact op voedingsketens wereldwijd.
Duurzaam ondernemen is daarom een noodzaak. Het is een investering in de toekomst. Meer en meer beseffen bedrijven dat dit loont. Multinationals moeten naar de lange termijn kijken. Als er een grondstoffenschaarste is, bijvoorbeeld van cacao, zullen ook de chocoladebedrijven daaronder lijden. Hetzelfde geldt voor textielbedrijven: de massaproductie van katoen is verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van het totale pesticiden- en chemicaliëngebruik. Daarom beginnen bedrijven meer en meer te kijken naar alternatieve grondstoffen.
MVO 2.0
Als multinationals hun keten verduurzamen, in hoeverre is dat een marketingstunt?
Saartje Boutsen: Marketing en imago spelen zeker nog een rol. iVox heeft onderzoek gedaan naar het bewustzijn van consumenten. Volgens hun cijfers is het belang van duurzaamheid als aankoopcriterium erg gestegen. Het staat nog niet op dezelfde hoogte als prijs en kwaliteit, maar het wordt steeds belangrijker, zeker bij millennials en jonge gezinnen.
Daarom geloof ik dat marketing zeker nog meespeelt in beslissingen van bedrijven. Maar je komt er vandaag niet meer mee weg als je jezelf al duurzaam vindt door gewoon zonnepanelen op je dak te plaatsen en verder je core business niet aan te passen.
Als bedrijven investeren in goede doelen maar zelf amper naar de arbeidsomstandigheden in hun supply chain omkijken, zoals vaak gebeurt, kun je dat duurzaam ondernemen noemen?
‘Duurzaam ondernemen evolueert ook. Vandaag komen bedrijven niet meer met alles weg. De fase van greenwashing is stilaan voorbij.’
Saartje Boutsen: Ik vind dat iedere stap een stap vooruit is. Maar zoiets kun je bezwaarlijk duurzaam ondernemen noemen.
Bedrijven moeten hun supply chain stap voor stap opschonen. Het zou sneller moeten kunnen, maar het is een immense opdracht. Zo’n keten is vaak heel complex, dat het niet makkelijk is. Bedrijven die investeren in duurzaam ondernemen, mogen dus gefeliciteerd worden voor wat ze wel al doen.
Duurzaam ondernemen evolueert ook. Vandaag komen bedrijven niet meer met alles weg. De fase van greenwashing is stilaan voorbij. Het komt nog voor, maar het wordt steeds makkelijker doorprikt. We zijn in de fase aangekomen van MVO 2.0: het nieuwe maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarin bedrijven het nodig vinden om veel steviger in hun schoenen te staan. Als ze in hun communicatie uitpakken met duurzaamheid, moet er ook echt een verhaal achter zitten.
In een interview met Leslie Johnston, executive director van C&A Foundation, beweerde zij dat de term MVO gedateerd was.
Saartje Boutsen: Die termendiscussie is niet echt relevant, vind ik zelf. Ik ben daar vrij pragmatisch in. Bij JBC was mijn jobtitel ook CSR-manager, maar ik beïnvloedde mee het aankoopbeleid. Dan denk ik: what’s in a name?
Johnston bedoelde dat het niet meer van deze tijd is dat er slechts een persoon of een departement in een bedrijf zich over de duurzaamheid buigt.
Saartje Boutsen: Daar ga ik dan weer wel mee akkoord. Het mag zeker niet bij een persoon blijven zitten.’
‘Bij JBC was CSR geen aparte afdeling. Daar had ik een overkoepelende functie, ik werkte met verschillende diensten samen rond duurzaamheid. CSR-managers kunnen pas iets bereiken als het topmanagement er volledig achter staan. Zij moeten van de meerwaarde overtuigd zijn.
Sleutel
JBC heeft onlangs een project gelanceerd rond transparantie, de I AM-collectie, waarbij je een kledingstuk kunt traceren via een Transparency Tool op de website. Wat is de meerwaarde van transparantie binnen duurzaam ondernemen?
Saartje Boutsen
© Saartje Boutsen
Saartje Boutsen: Transparantie is de sleutel tot duurzaam ondernemerschap. In alle sectoren, niet enkel in de textielindustrie. We leven in een geglobaliseerde wereld, grondstoffen kunnen van overal komen. Als onderneming is het belangrijk om te weten van waar. Door transparant te werk te gaan, kun je de bottlenecks in de keten detecteren. Pas als je die kan detecteren, kun je ze ook oplossen.
Bij de I AM-collectie reikt de transparantie voorlopig tot op het niveau van de fabriek waar de kledij gemaakt wordt. Die koopt stoffen in. Het gaat grotendeels om alternatieve materialen, zoals biokatoen, gerecycleerd polyester, bamboo, lyocell en binnenkort ook hennep. Om precies te weten waar ook die grondstoffen vandaan komen, is verder onderzoek nodig. De collectie zelf wordt wel enkel geproduceerd in fabrieken die de beste audits behalen bij Fair Wear Foundation.
Hoe streng is zo’n audit van Fair Wear Foundation, de multistakeholderorganisatie waarvan JBC lid is sinds april 2015?
Saartje Boutsen: FWF legt strenge normen op. Een lidmaatschap aangaan vergt engagement. Je moet bewijzen dat de arbeidsomstandigheden verbeteren en de resultaten zijn publiekelijk zichtbaar.
Veto
In de twee jaar dat ik er werkte, heeft JBC serieuze stappen vooruit gezet. Op vlak van leveranciers, bijvoorbeeld: daar besliste niet enkel de aankoopmanager. Als CSR-manager mocht ik mijn veto stellen. Ik gaf enkel een “go” als een leverancier voldeed aan de voorwaarden die FWF oplegt.
Die voorwaarden houden bijvoorbeeld in dat er een arbeidsreglement in de lokale taal moest opgehangen worden, met klachtenlijn als de arbeiders problemen ondervonden. Dat moeten leveranciers bewijzen met foto’s. JBC vraagt hen ook om een bestaand auditverslag voor teleggen, vaak van het Business Social Compliance Initiative (BSCI), waar veel bedrijven reeds mee samenwerken. Als dat een negatief verslag was, kwam de leverancier er al niet in.
FWF voert zelf ook onafhankelijke audits uit, die veel strenger zijn dan die van BSCI. De werkpunten die uit zo’n audit komen, en die zijn er altijd, worden dan rechtstreeks met de leverancier besproken. Die blijven ook niet zonder gevolg. Bij opeenvolgende slechte scores wordt de samenwerking stopgezet.
Kwam dat voor?
Saartje Boutsen: Dat is inderdaad een paar keer voorgevallen. Maar het is geen standaard. Met de werkpunten uit die audit gaat het merk een constructieve dialoog aan. Leveranciers krijgen bij JBC de ruimte om te verbeteren. Anders loopt het merk het risico dat leveranciers gegevens zouden vervalsen. Sommige bedrijven verwachten perfecte audits en dan krijgen ze vaak valse gegevens doorgestuurd.
Hoe kun je zeker zijn dat de rapporten voor JBC ook niet vervalst werden?
Saartje Boutsen: Fair Wear Foundation heeft een aantal methodes om te weten of het gaat om vervalste gegevens, bijvoorbeeld over de werktijden. Dat staat zwart op wit in hun auditverslag: dit is vervalst, dit niet. Aan onze leveranciers vroeg ik steeds uitdrukkelijk om niets te vervalsen. Als dat dan toch gebeurde, was het aan hen om een tweede audit zelf te financieren: op eigen kosten en met de echte gegevens.
Kostenplaatje
Die audits kosten nogal wat. Ook voor bedrijven zelf.
Saartje Boutsen: Dat klopt. En ook het lidmaatschap bij FWF kost heel wat. Maar in vergelijking met het marketingbudget van grote bedrijven is het relatief goedkoop.
Duurzaam ondernemen hoeft niet per se een grote investering te zijn. Aan verduurzaming hangt ook een terugverdieneffect vast. Onderzoek wijst uit dat je klanten loyaler worden. En als je een langetermijnrelatie aangaat met je leverancier, zal die ook willen investeren in innovatie en kwaliteit.
Prijs zou dus geen heikel punt mogen zijn.
Saartje Boutsen: Het is een kwestie van willen. Als je de wil hebt als bedrijf, als je een draagvlak hebt bij het management, dan is duurzaam ondernemen mogelijk. Maar prijzen en concurrentie blijven moeilijke kwesties.
‘Neem nu de supermarkten: die blijven zo laag mogelijke prijzen aanbieden, terwijl ze ook duurzaam willen zijn. Alle duurzaamheidscriteria rekenen ze door aan hun leveranciers.’
Neem nu de supermarkten: die blijven zo laag mogelijke prijzen aanbieden, terwijl ze ook duurzaam willen zijn. Alle duurzaamheidscriteria rekenen ze door aan hun leveranciers. Als een supermarkt duurzame groenten wil, bijvoorbeeld, dan stelt die een heel lastenboek op met allerlei criteria waaraan moet worden voldaan. Maar als de boer daarin moet investeren, en zijn product dus onder de kostprijs moet verkopen, is dit ook niet duurzaam. Zolang retailers blijven vasthouden aan hun bodemprijzen, is voor mij hun aankoopbeleid nog bijlange niet duurzaam.
Hetzelfde zien we in de kledingindustrie. Stappen ondernemen is moeilijk in zo’n competitief klimaat. De sector staat enorm onder druk. Door discounters als Primark en door de impact van e-commerce, bijvoorbeeld. Door het feit dat de seizoenen overhoop gegooid worden en klanten nu het hele jaar door solden verwachten. De prijsdruk is enorm.
Gelukkig zie ik de laatste jaren ook een positieve evolutie, een soort concurrentie die veel verder gaat dan prijsconcurrentie: in plaats van dat iedereen de goedkoopste wil zijn binnen hun prijssegment, willen steeds meer bedrijven ook de duurzaamste zijn. Dat doet de concurrentie goed, je stimuleert elkaar.
Minimumlonen
Saartje Boutsen: Want stel dat je als enige zou willen verduurzamen, dan word je gewoon weggeconcureerd. Daarom ligt niet enkel de verantwoordelijkheid bij bedrijven. Ook overheden moeten een rol spelen. Als de overheid in Bangladesh het minimumloon zou optrekken, zouden alle bedrijven verplicht zijn om de arbeiders meer te betalen. Helaas is het algemeen geweten dat daar veel corruptie heerst.
‘Stel dat je als enige zou willen verduurzamen, dan word je gewoon weggeconcureerd. Daarom ligt niet enkel de verantwoordelijkheid bij bedrijven. Ook overheden moeten een rol spelen.’
De Bengalese regering staat inderdaad bekend als corrupt. Maar een andere reden waarom ze niet geneigd zijn om de minimumlonen aan te passen, is de angst dat bedrijven zouden wegtrekken naar nog goedkopere landen om te produceren.
Saartje Boutsen: Ze hebben inderdaad schrik daarvoor. Dat is een moeilijke kwestie. Maar waarom maken ze dan geen afspraken binnen hun regio, zodat de minimumlonen overal opgetrokken worden?
Dan trekken bedrijven misschien helemaal uit de regio weg, naar Afrika, waar ook steeds meer textielfabrieken geopend worden.
Saartje Boutsen: Dat argument gaat niet volledig op. Neem nu China. Daar zijn de minimumlonen enorm opgetrokken, maar het is niet zo dat de hele sector er weggetrokken is. Misschien wel al een deel, maar niet iedereen.
Kunnen de merken niet zelf beslissen om meer te betalen?
Saartje Boutsen: De kledingmerken kunnen niet zomaar beslissen hoeveel de arbeiders verdienen. Zij zijn niet de directe werkgevers, zij krijgen vaak niet te zien welke lonen aan wie uitbetaald worden. Als ze meer betalen aan de leverancier, is er geen garantie dat dit bij de werknemers terechtkomt.
Het is ook een cultureel probleem: de fabrieksmanagers vinden het normaal dat zij goedkope arbeidskrachten leveren. Het is een complexe problematiek. Het wordt soms makkelijk gesteld dat veel problemen zouden opgelost zijn als merken meer zouden betalen. Maar zo simpel is het niet.
Hefboomakkoord
Zie je ook positieve veranderingen in Bangladesh sinds in april 2013 het fabriekscomplex Rana Plaza ingestort is?
Saartje Boutsen: Het Bangladesh Akkoord, dat na afloop ontstaan is, is een internationale samenwerking die als hefboom kan dienen. JBC heeft zich daarvoor ingespannen.
JBC mag dan groot zijn in België, maar internationaal is het merk heel klein. Als zo’n merk zich verenigt in een Akkoord, waar meer dan tweehonderd merken samenwerken om inspecties te financieren in de fabrieken waar ze produceren, worden er resultaten geboekt. Er is enorm geïnvesteerd onder impuls van dat Akkoord.
‘In Bangladesh zeggen ze: waarom moeten juist wij daaraan voldoen, en China, Cambodja of Myanmar niet?’
Als ik afgelopen jaar fabrieken in Bangladesh bezocht, dan zag ik hoe die voorzien waren van de nieuwste branddeuren. De gebouwen zijn verstevigd, elektriciteitsdraden beveiligd, brandalarmen en sprinklersystemen voorzien. Een enorm verschil met China, waar je veeleer verouderde brandblussers ziet en vaak helemaal geen branddeuren. Het is jammer dat Rana Plaza ervoor nodig geweest is, maar in Bangladesh heeft het veel impact gehad. Voor het nieuwe Akkoord, dat ingaat in mei 2018, hebben andere Belgische merken al getekend of geïnformeerd. Zo’n succesvol initiatief trekt dus ook andere bedrijven mee. Zo creëer je een belangrijke dynamiek in de sector.
Kan zo’n akkoord makkelijk gekopieerd worden naar een andere context? Naar andere landen, zoals China?
Saartje Boutsen: Waarom niet? In Bangladesh zeggen ze: waarom moeten juist wij daaraan voldoen, en China, Cambodja of Myanmar niet? Ik denk dat het zeker interessant kan zijn om het te kopiëren naar andere landen.
En wie weet ook naar andere sectoren. Ik kan mij niet inbeelden dat pakweg een speelgoedfabriek in China veel beter zal scoren dan een textielfabriek.
Dezelfde uitdagingen
‘Eigenlijk kampen alle sectoren met dezelfde uitdagingen. Dat heb ik al gemerkt sinds ik bij Voka werk, in een job als adviseur die verder reikt dan enkel de textielsector. De principes van duurzaam aankopen zie je in alle sectoren terugkomen.’
‘Zo moest ik bijvoorbeeld onlangs advies geven aan een isolatiebedrijf - een sector die ik nog helemaal niet kende - en dacht dus dat ik minder goed voorbereid zou zijn. Maar ook daar blijkt transparantie een sleuteluitdaging.’
‘Eigenlijk heeft zo’n bedrijf geen zicht op waar het isolatiemateriaal vandaan komt, laat staan of dat wel gemaakt wordt in gezonde en correcte werkomstandigheden. Isolatiemateriaal zoals glaswol en rotswol worden het asbest van morgen genoemd, maar daar zit geen enkele ngo op. Het bedrijf in kwestie is zelf bezig met zoeken naar duurzame alternatieven en kijkt onder andere in de richting van textielvezels om interessant isolatiemateriaal te maken. Dan blijken er toch raakpunten te zijn (lacht).’