Zaterdaginterview
Gulshan Sachdeva: machtscoalities van de toekomst zijn vloeibaar
Hij is een van de vier opmerkelijke sprekers op de MO*lezing van 9 december, maar de directeur Jawaharlal Nehru Universiteit in Delhi is vooral een gezaghebbende expert over opkomende landen en wereldmachten. Gulschan Sachdeva: ‘Er zijn veel conflicten in de wereld, maar geen enkele kan door één wereldmacht aangepakt of opgelost worden. Er moet dus altijd overleg zijn tussen landen met tegengestelde belangen.’
We zaten in hetzelfde hotelletje in Kaboel, in december 2006. Daar aten we samen met een twintigtal andere gasten elke avond en ochtend, want Kaboel leent zich niet echt voor een stapje in de wereld. Maar dat ontdekken we pas acht jaar later, op het einde van een gesprek in Leuven, waar Gulshan Sachdeva dit najaar de chair Contemporary India bekleedde, die de KU Leuven samen met de Indian Council for Cultural Relations heeft opgericht.
Gulshan Sachdeva werkte drie jaar in Afghanistan in opdracht van de Indiase regering om de Afghaanse regering bij te staan in haar buitenlandse beleid. Op dit moment is hij voorzitter van het Centrum voor Europese Studies en directeur van het Energiestudies Programma, beide aan de Jawaharlal Nehru Universiteit in Delhi.
Op de lezing van 9 december in De Roma, Antwerpen, zal Sachdeva focussen op de manier waarop de opkomende machten vorm zullen geven aan een nieuwe toekomst. We beginnen het gesprek dan ook bij de rol die zijn vaderland India speelt.
***
Gulshan Sachdeva: De opmerkelijke economische groei verklaart waarom India de voorbije twee decennia zo belangrijk geworden is en waarom het zich ook steeds meer in de regionale en mondiale markt wil integreren. Wie wil groeien, heeft immers afzetmarkten, technologie en investeringen nodig. India is volop bezig met het afsluiten van vrijhandelsverdragen. Met Japan, ASEAN en nog een dozijn landen is dat al gebeurd, met evenveel partners lopen er onderhandelingen, onder andere met de EU.
China is de belangrijkste handelspartner van India, al zou de EU als geheel waarschijnlijk nog belangrijker zijn
Is de economische groei ook de motor achter de huidige assertiviteit van India op het regionale en mondiale toneel?
Gulshan Sachdeva: India is altijd al een groot en belangrijk land geweest in de regio. Tegelijk volstaat Zuid-Azië niet als markt voor Indiase producten en diensten -zelfs indien alle problemen met de buurlanden opgelost zouden zijn. Traditioneel was de Indiase economie op het Westen gericht, maar vandaag gaat zowat 60 procent van export naar Azië. China is de belangrijkste handelspartner van India, al zou de EU als geheel waarschijnlijk nog belangrijker zijn. De banden met Asean groeien en ook West- en Centraal-Azië nemen toe in belang.
De problemen met de buurlanden zijn bijlange niet allemaal opgelost. Moet India niet meer investeren in de politieke relaties met zijn buurlanden?
Gulshan Sachdeva: Dat klopt. De handel van India met Iran, Pakistan, Afghanistan, de landen van het Russische Gemenebest en Europa bedraagt vandaag ongeveer 180 miljard dollar per jaar. Over enkele jaren loopt dat op tot 400 tot 500 miljard dollar per jaar. Maar op dit moment verloopt 99 procent van die internationale handel over zee, omdat de grenzen met zowel Pakistan als China dicht zitten. Open grenzen zouden een enorme winstpost betekenen voor India, maar ook voor Pakistan en alle Centraal-Aziatische landen die daarachter liggen.
Het is eigenlijk alleen met Pakistan dat het niet wil vlotten. Daarom probeert India zijn buitenlandbeleid zo veel mogelijk te ontwikkelen zonder afhankelijk te zijn van goede relaties met Pakistan.
En dus is India opvallend sterk gaan investeren in de heropbouw van Afghanistan, waarvoor het nu al bijna 2 miljard dollar uitgaf. Is dat om Pakistan te isoleren of om een doorgang naar Centraal-Azië te garanderen?
Een stabiel Afghanistan is altijd belangrijk voor de toegang van India tot Centraal-Azië
Gulshan Sachdeva: Het is een combinatie van motieven, maar India houdt zich bezig met hetzelfde soort projecten als de rest van de zeventig landen die betrokken zijn bij de heropbouw: wegen en gebouwen, gezondheids- en vormingsprojecten, opleidingen, studiebeurzen. En dat soort zaken deden we ook al in de jaren zeventig in Afghanistan.
Een stabiel Afghanistan is altijd in het belang van India, want in bijna elk scenario is de toegang van India tot Centraal-Azië daarvan afhankelijk. Ook voor de Centraal-Aziatische landen is een nauwere relatie met India belangrijk, zeker nu ze losser komen van Moskou maar tegelijk de hete adem van Peking in de nek voelen.
Als die republieken hun twee grootmachten willen balanceren kunnen ze ook niet echt een beroep doen op de VS, die zijn te verafgelegen. Dus worden banden met India cruciaal. Die worden vergemakkelijkt door historische en culturele verwantschappen, en door het feit dat India bewijst dat ontwikkelen en democratie perfect kunnen samengaan.
Is het de strategische roeping van India om een tegenwicht te vormen voor de groeiende invloed van China?
Gulshan Sachdeva: Het Chinese overwicht in Zuidoost-Azië en Centraal-Azië is duidelijk, en het groeit zelfs in Zuid-Azië. Maar India wil zich zeker niet laten gebruiken in bijvoorbeeld een Amerikaanse strategie die gericht is op het beperken van de Chinese invloed. Al was het maar omdat China voor India niet alleen een strategische concurrent is, maar ook en vooral een enorme afzetmarkt én bron van investeringen.
Je ziet dan ook dat India, zoals andere opkomende spelers, heel actief werkt aan een netwerk van bijzondere relaties. Met de VS, ja, maar ook met China, Japan, Australië, Vietnam, Indonesië…
China lijkt meer moeite te krijgen met het balanceren van zijn expansie met zijn buitenlandse politiek
China lijkt ook meer moeite te krijgen met het balanceren van zijn expansie met zijn buitenlandse politiek. Tot voor een paar jaar deed Peking dat voortreffelijk: het werd overal invloedrijker zonder de lokale machthebbers of zelfs de andere grootmachten echt voor het hoofd te stoten. De voorbije jaren creëert die expansie echter steeds vaker conflicten: met de Zuidoost-Aziatische landen over de Zuid-Chinese Zee, met Japan over de Senkaku/Diaoyu eilanden, met India over de grensgeschillen in de Himalaya.
Ik zie dat niet snel tot een coalitie tegen China leiden -alle Aziatische economieën zijn fundamenteel verbonden met de Chinese- maar het leidt wel tot een ander gesprek en misschien ook tot meer samenwerking tussen landen die traditioneel ver van elkaar stonden. Uiteindelijk zou dat moeten leiden tot een stabiele en inclusieve veiligheidsinfrastructuur voor Azië. Europa heeft daarvoor de Navo en de EU.
Eer Europa daar aan toe was, ging het door decennia of zelfs eeuwen, van oorlog. In Azië lijkt de opkomst van nieuwe machtige landen voorlopig vreedzaam te verlopen.
Oorlog zou de komst van de Aziatische eeuw definitief onmogelijk maken
Gulshan Sachdeva: Als er één les is die we van Europa zouden moeten leren, dan is het dat we heel voorzichtig moeten zijn. Landen die economisch heel snel groeien hebben altijd de neiging hun militaire uitgaven nog sneller te laten stijgen. Dat zie je vandaag ook in Azië gebeuren. Dat is een reëel gevaar.
Daarom pleit ik ervoor om snel tot een veiligheidsstructuur te komen, binnen Azië of samen met andere mondiale spelers, zodat we de mogelijkheid tot oorlog voor zijn. Want oorlog zou de komst van de Aziatische eeuw definitief onmogelijk maken. We hebben al zo veel problemen tussen en binnen landen. Oorlog moeten we écht vermijden.
Bieden de nieuwe platformen zoals de BRICS en de G20 daarvoor goede vertrekpunten?
Gulshan Sachdeva: Er zijn tal van informele platformen: BRICS [Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika], IBSA [India, Brazilië, Zuid-Afrika], RIC [Rusland, India, China], …. Het zijn allemaal uitdrukkingen van het feit dat de opkomende machten zich niet of te weinig herkenden in de mondiale structuren die daarvoor bestonden. Het gaat hier niet over beslissingsorganen, maar overlegplatformen die gebaseerd zijn op gedeelde bezorgdheden en hoe langer hoe meer ook op gedeelde belangen.
Die belangen groeien namelijk sterk. In het Zuiden is twintig procent van de buitenlandse investeringen is nu Zuid-Zuid. Meer dan vijftig procent van de handel is vandaag Zuid-Zuid. De G20 zegt dat een economische groei van 2 procent nodig is, maar het zijn de opkomende landen die met hun veel hogere groeipercentages dat eventueel mogelijk maken.
De nieuwe BRICS-ontwikkelingsbank maakt niet alleen nieuw kapitaal beschikbaar voor de ontwikkelingsinvesteringen in het Zuiden, ze functioneert ook op basis van andere principes. De leden hebben bijvoorbeeld gelijk stemrecht, ongeacht hun financiële inbreng. Er is veel meer nadruk op lokaal eigenaarschap, op nationale soevereiniteit, afwezigheid van conditionaliteiten. Die nieuwe benadering verandert ook het speelveld.
Is de samenhang tussen de opkomende landen sterk genoeg om die omslag te realiseren?
Gulshan Sachdeva: Er zijn behoorlijk grote contradicties binnen groepen als BRICS, en zelfs binnen de opkomende landen zelf. Ze willen zich afzetten tegen de unipolaire macht van de VS, maar willen tegelijk goede relaties met de VS. Ze willen samen sterk staan, maar vinden heet toch gemakkelijker soms om in andere opstellingen met elkaar te praten en te handelen. De nieuwe wereldmacht is dan ook heel complex en gefragmenteerd.
De nieuwe wereldmacht is heel complex en gefragmenteerd.
Ziet u na de opkomende landen ook een opkomende nieuwe wereldorde ontstaan?
Gulshan Sachdeva: Het lijkt me te vroeg om daar affirmatief op te antwoorden. Maar de richting wordt wel duidelijk. We evolueerden van een heel duidelijke, maar vreselijke wereldorde onder de Koude Oorlog naar een eenvoudige maar onaanvaardbare, unipolaire wereld onder de heerschappij van de VS. Wat we nu zien gebeuren is veel complexer. Er zijn veel conflicten, maar geen enkele kan door één wereldmacht aangepakt of opgelost worden.
Er moet dus altijd overleg zijn tussen landen met tegengestelde belangen. Soms zal India moeten samenwerken met ontwikkelingslanden, soms zal het eerder aan tafel gaan zitten met de EU en de VS, … De machtscoalities zijn vloeibaarder en veranderlijker dan vroeger. En dat geeft de nieuwkomers extra manoeuvreerruimte. Als de BRICS echt resultaten afleveren, dan zie ik die club ook verder uitbreiden en echt belangrijk worden. Tegelijk blijven de armere landen evengoed uitgesloten van de macht.
Historicus Ramachandra Guha argumenteert dat opkomende landen als India zich niet moeten opwerpen als regionale machten zo lang ze de armoede en ongelijkheid in eigen land niet beter aanpakken.
Gulshan Sachdeva: Ik denk dat die armoede absoluut bestreden moet worden, maar India moet niet wachten tot die enorme opdracht geklaard is eer het zich regionaal manifesteert. India heeft een eigen ontwikkelingssamenwerking opgezet en die beloopt zo’n 10 miljard euro aan kredieten aan zestig tot zeventig landen, over de voorbije tien jaar. Elk jaar komen er ook zo’n tienduizend mensen voor een opleiding naar India.
Dat is goed, want met een sterk groeiende economie ontstaat ook de verwachting dat een land grotere verantwoordelijkheid opneemt in de internationale arena. Maar dat spreekt niet tegen dat er meer moet gebeuren aan de armoede en ongelijkheid binnen India.
Voor sommige waarnemers gaat het niet om een louter ethische kwestie, zij vrezen dat als de armoede niet aangepakt wordt, de stabiliteit en dus de economie zelf bedreigd worden.
Narendra Modi vaart voorlopig niet de uitgesproken neoliberale koers die van hem verwacht werd
Gulshan Sachdeva: Daar is zeker wat voor te zeggen. Kijk maar naar het extreemlinkse activisme in Centraal- en Oost-India. De gewapende strijd van de naxalieten heeft vandaag al een ernstige impact op de economische groei in deze regio’s. Maar gaan we naar een echte confrontatie over het groeimodel zelf? Dat denk ik niet. De BJP en premier Narendra Modi varen ook niet de uitgesproken neoliberale koers die van hen verwacht werd.
Modi pleit in de WTO voor het recht op voedsel en voor de mogelijkheid om daar nationaal een beleid voor te voeren. Hij lanceert de Make in India-campagne om de maakindustrie in India te stimuleren. Dat laatste is een absolute must om het surplus aan arbeid in de landbouwsector op te vangen. Vandaag werkt meer dan de helft van de Indiase bevolking in de landbouw, maar die sector draagt nauwelijks 15 procent bij tot het bnp.
***
Misschien is het beleid van de regering Modi er op de eerste plaats wel op gericht die rurale arbeidsoverschotten te creëren, werp ik nog op. NREGA, het grote tewerkstellingsschema voor de rurale armen, wordt afgebouwd en de landwet wordt hervormd, waardoor het makkelijker wordt grond te onteigenen voor infrastructuurwerken en industriële projecten.
De New York Times schrijft dit weekend dat de regering Modi met grote spoed allerlei ecologische en andere reguleringen schrapt, om ‘de poorten naar economische groei wijd open te gooien’. Dat betekent onder andere dat industriële projecten in wouden niet langer de goedkeuring van stammenraden nodig hebben. En vervuiling wordt niet langer gecontroleerd door overheidsinstanties maar er wordt gerekend op het goede vertrouwen van de ondernemers.
Gulshan Sachdeva bevestigt dat er echt een probleem ontstaat als NREGA effectief zou verdwijnen. Maar hij hoopt dat de regering het programma vooral op een zinvolle manier wil hervormen, zodat er minder corruptie en verspilling plaatsvindt. ‘In dat geval draagt het beleid bij tot sociale vooruitgang’, zegt hij. ‘Maar het is nog niet duidelijk in welke richting het beleid uiteindelijk zal gaan.’ Daaruit spreekt meer hoop dan wetenschap, maar dat is –ook voor wetenschappers- niet verboden.