Frank Vandenbroucke pleit voor een Europese Unie van welvaartsstaten
‘De EU moet zorgen dat iedere Europeaan een goede sociale bescherming geniet’
Denktank Minerva stelde deze week haar nieuwe boek “Fundamenten. Sociale zekerheid in onzekere tijden” voor, waarin experts de belangrijkste uitdagingen voor de sociale zekerheid in België en Europa uittekenen. Ex-politicus Frank Vandenbroucke werkte mee en ging met ons in gesprek over de toekomst van de sociale zekerheid binnen een Europese context. Over Europese solidariteit, het tweeverdienersmodel, het basisinkomen en progressieve denktanks.
Jelle Goossens (CC BY-NC-SA 2.0)
Donderdag stelde Denktank Minerva haar nieuwe boek Fundamenten. Sociale zekerheid in onzekere tijden voor waarin een aantal experten de belangrijkste uitdagingen voor de sociale zekerheid in België en Europa uittekenen. Ex-politicus Frank Vandenbroucke werkte mee en ging met ons in gesprek over de toekomst van de sociale zekerheid binnen een Europese context. Over Europese solidariteit, het tweeverdienersmodel, het basisinkomen en progressieve denktanks.
Frank Vandenbroucke heeft een wel zeer brede ervaring met sociaal beleid. Hij was zelf een socialistisch minister die onder meer sociale zaken en onderwijs onder zich had. In die hoedanigheid kwam hij ook in contact met Europese stapjes richting sociaal beleid. Nadien specialiseerde hij zich als academicus in het onderwerp zowel aan de Universiteit van Amsterdam als aan de Universiteit van Antwerpen. Tussendoor schreef hij aan de Universiteit van Oxford nog een doctoraat over rechtvaardigheid.
‘Ik heb op een bepaald moment gekozen voor een academische loopbaan en ik zal dat spoor blijven volgen’
Vandenbrouckes brede expertise en ervaring maakten hem tot de geknipte persoon om de Commissie voor de Pensioenhervorming te leiden. Die deed interessante voorstellen maar de Zweedse coalitie deed er, naar zijn gevoel, zeer weinig mee. ‘Alles werd spijtig genoeg verengd tot de pensioenleeftijd en de daaraan gekoppelde discussie over de zware beroepen.’ Bekruipt hem soms de zin niet om het opnieuw zelf te gaan doen? ‘Als politicus kan je in principe meer realiseren dan als academicus. Maar het is een ander bestaan. Ik heb op een bepaald moment gekozen voor een academische loopbaan en ik zal dat spoor blijven volgen. Je kan je niet constant bedenken.’Maar Vandenbroucke is vooral een Europese autoriteit in een debat dat almaar actueler wordt: de vraag in welke mate de EU een sociale rol moet opnemen, en zo ja, hoe ze dat dan moet doen. Hij publiceerde daarover onlangs bij Cambridge University Press de Engelstalige turf ‘The European Social Union after the crisis’, waarin hij pleit voor een unie van welvaartstaten. Dat is geen Europees supersysteem van sociale zekerheid maar een unie die zeer diverse sociale zekerheidssystemen helpt om bepaalde doelen bereiken. Vandenbroucke is ervan overtuigd dat de naoorlogse deal om het sociale aan de lidstaten over te laten, en het economisch-monetaire op Europees niveau te reguleren of dereguleren, niet langer houdbaar is (net zoals professor Ferdi De Ville een tijd geleden betoogde). Dat is het punt waarop we ons gesprek beginnen.
Waarom kunnen we het sociaal beleid in Europa niet meer alleen aan de lidstaten overlaten?
‘Sommigen beschouwden sociale samenwerking bij de oprichting van de Europese gemeenschap als een soort luxe, een extraatje’
Vandenbroucke: Eigenlijk wordt er al zestig jaar gediscussieerd over de vraag of er op het Europese niveau een of ander sociaal beleid moet worden georganiseerd. Sommigen beschouwden sociale samenwerking bij de oprichting van de Europese gemeenschap als een soort luxe, een extraatje dat we zouden kunnen voorzien in de Europese samenwerking, maar ook evengoed konden overlaten aan de lidstaten. Dat is nu fundamenteel veranderd: een sterke sociale dimensie is een noodzaak geworden. Eén reden is dat de Europese Unie uitgebreid is naar 28 landen die sociaal zeer verschillend zijn. De tweede en nog veel belangrijker reden is het feit dat we een muntunie hebben gecreëerd. Wanneer je de stap zet naar een muntunie moet je een aantal afspraken maken over het soort van sociaal model waarop die muntunie zal gegrondvest zijn.
Tijdens de voorbereiding van de muntunie in de jaren negentig werd steevast gezegd dat wie lid wordt van de muntunie een voldoende flexibele arbeidsmarkt moet hebben. Als je in een muntunie stapt, verlies je immers belangrijke aanpassingsmechanismen: je kan je wisselkoers of je rente niet meer zelf bepalen. Schokken of competitiviteitsproblemen moet je in een muntunie opvangen door middel van een flexibele arbeidsmarkt.
Wat betekent dat concreet, een ‘flexibele arbeidsmarkt’?
Vandenbroucke: Vanuit een bepaalde opvatting over wat ‘flexibiliteit’ betekent, zegt men dat je niet moet proberen loonafspraken te maken voor een land, of zelfs voor een regio. Loonafspraken moet je doen per bedrijf zodat bedrijven gemakkelijker hun eigen gang kunnen gaan. Ook het ontslaan van mensen wordt gemakkelijker gemaakt, er komt meer tijdelijk werk. Op die manier kan je sneller reageren als er bijvoorbeeld een crisis ontstaat.
Maar dat volstaat niet langer meer volgens u?
‘Onze muntunie is eigenlijk niet af, er is geen dak gebouwd dat ons tegen regen beschermt’
Vandenbroucke: Ik denk dat we daar inderdaad aan voorbij zijn en dat de Europese Commissie dat ook begint in te zien. In een muntunie heb je sociale maatregelen nodig van een heel ander type dan dit soort flexibilisering. Onze muntunie is eigenlijk niet af, er is geen dak gebouwd dat ons tegen regen beschermt. De EU mist een aantal solidariteitsmechanismen die je echt nodig hebt in zo’n muntunie. De vergelijking met de VS lijkt misschien vreemd en we moeten hun model zeker niet gaan ‘copy-pasten’ maar zij hebben ondertussen wel al 200 jaar een muntunie. Als een bank in de staat Texas in moeilijkheden komt, is het niet de gouverneur van Texas die dat moet oplossen. Zoiets wordt opgelost op het niveau van Washington en New York, op een niveau waar je dat aankunt. Wij, Europeanen, dachten dat dit niet nodig was, waardoor lidstaten dreigden kopje onder te gaan wanneer banken die te veel risico’s hebben genomen, in problemen kwamen. Je krijgt zoiets niet opgelost op het niveau van de nationale staat omdat die eurobanken soms Europese proporties hebben aangenomen. Daarnaast is het zo dat wanneer een staat in de VS te maken heeft met een werkloosheidscrisis er solidariteit ontstaat, waarbij alle deelstaten van de VS bijspringen. Bij een ernstige crisis worden immers extra werkloosheidsuitkeringen voorzien vanuit het federale niveau. Wij Europeanen hebben over het algemeen betere sociale stelsels, maar die blijven zeer parochiaal, we houden die graag bij ons, op landelijk vlak.
Verminderen zo’n mechanismen van solidariteit de noodzaak van dergelijke flexibilisering van de arbeidsmarkt?
Vandenbroucke: Ja. Omdat je de last om een ernstige crisis in een lidstaat snel op te lossen niet alleen bij dat land legt en zal klaarstaan met steun: zo wordt ook de urgentie om hele pijnlijke maatregelen te nemen minder groot. Maatregelen als het snel inleveren op de lonen of op de sociale bescherming zijn dan niet meer het eerste waar men noodgedwongen naar zal grijpen.
Maatregelen zoals mensen makkelijker kunnen afdanken of meer vrijheid voor ondernemingen om af te wijken van loonafspraken zijn niet de juiste antwoorden wanneer je door een conjunctuurcrisis getroffen wordt omdat je je economie dan misschien meer kwaad doet dan goed – mensen verliezen koopkracht, waardoor de economie minder goed draait. Een reden waarom wij lang geleden een werkloosheidssysteem hebben ingevoerd is naast de evidente sociale reden, tevens dat het de economie stabiliseert. Een crisis doet de economie minder stokken: een werkloze valt niet terug op inkomen nul.
Wat moet er dan concreet in de EU gebeuren om de muntunie af te werken?
‘In heel Europa zou het principe moeten gelden dat elke vorm van arbeid, in eender welke sector en voor het eender wie verplicht leidt tot adequate inschakeling in de sociale zekerheid’
Vandenbroucke: Ik denk dat je er om te beginnen moet voor zorgen dat in elk land van de eurozone, en bij uitbreiding de EU, deze sociale stabilisatoren goed werken. Je hebt landen zoals Italië waar traditioneel maar de helft van de arbeiders is verzekerd tegen werkloosheid, dat zie je ook als ze getroffen worden door een crisis. Maar je moet zelfs niet alleen naar Italië kijken. In Nederland heb je een groeiende groep die werkt als ZZP’er (Zelfstandigen Zonder Personeel, red.), die mensen zijn niet verzekerd tegen werkloosheid. Een aantal onder hen doet dat waarschijnlijk met plezier omdat de zaken goed draaien, maar voor veel andere Nederlanders is dat toch meer een noodzaak. Stel dat je een ernstige economische crisis krijgt, dan zijn die personen niet verzekerd en gaat hun loon terug naar nul. In heel Europa zou het principe moeten gelden dat elke vorm van arbeid, in eender welke sector en voor het eender wie verplicht leidt tot adequate inschakeling in de sociale zekerheid. De volgende stap is voor mij dan dat er in tijden van crisis een soort Europese solidaire ondersteuning moet beschikbaar zijn voor de werkloosheidssystemen van individuele lidstaten.
Heeft u het gevoel dat dergelijke ideeën meer aanvaardbaar worden in Europa?
‘Het is vooral de politiek die met een enorme pleinvrees zit voor Europese solidariteit’
Vandenbroucke: Het principe dat iedereen toegang moet hebben tot sociale bescherming zat in de plechtige verklaring die de Europese Commissie gelanceerd heeft en werd onderdeel van de Europese Pijler van Sociale Rechten. De Commissie had initieel gezegd dat ze dit principe – iedereen heeft toegang tot sociale bescherming – met een wettelijk kader hard zou maken. Ze is uiteindelijk teruggekrabbeld, met juridische argumenten, maar ook omwille van politieke weerstand. De Commissie heeft dan een zachtere aanbeveling laten goedkeuren en die moeten we nu heel streng opvolgen. Het is vooral de politiek die met een enorme pleinvrees zit voor Europese solidariteit. We organiseerden een groot opinieonderzoek waarin we in dertien Europese landen telkens 1500 mensen hebben ondervraagd en je vindt bij de mensen echt meerderheden voor een ‘herverzekering’ van nationale werkloosheidsstelsels. Als je dat goed uitlegt.
Kan het verder uitrollen van sociale maatregelen op nationaal of Europees niveau een dam vormen tegen populisme?
Vandenbroucke: Ik geloof niet dat het zo simpel is. Je bouwt de sociale bescherming beter uit in Europa en hop, het populisme smelt als sneeuw voor de zon. Er spelen veel andere factoren mee.
Maar in uw boek over de Europese Sociale Unie staat een hoofdstuk over de Brexit dat wel ergens een verband blootlegt.
‘Inderdaad, als Europa alleen maar een verhaal van besparingen kan brengen, is het kwetsbaar’
Vandenbroucke: Toen de Britse regering-Blair besliste om na de toetreding van de Oost- en Centraal-Europese landen in 2004, eerder dan alle andere lidstaten, de grenzen open te stellen voor migratie uit die tien nieuwe lidstaten, en er vervolgens immigranten kwamen werken, zette dat druk op toegang tot huisvesting, scholen, zorg, … Als de Britse regering vervolgens nalaat om het aanbod van publieke voorzieningen uit te breiden, dan vraag je om problemen. Dus, inderdaad, als Europa dan alleen maar een verhaal van besparingen kan brengen, is het kwetsbaar.
De Britten krijgen dan de indruk dat het de schuld is van Europa dat in hun dorp steeds meer Polen komen werken – terwijl het eigenlijk de Britse regering was die dat besliste en daar niet de nodige consequenties aan verbond – en de EU niet in staat is te tonen dat ze ook concreet druk zet op de Britse regering om meer sociaal beleid te voeren. Op dat moment heeft de EU ook geen verhaal. Dus daarom geloof ik wel dat als je een duurzaam antwoord wil geven op anti-Europees populisme, Europa ook een kracht moet zijn van sociale vooruitgang en een plek die beschermt. Ik denk dat dit bij een aantal Europese fracties nu wel duidelijk is.
Jelle Goossens (CC BY-NC-SA 2.0)
Recent pleitten N-VA en Open-VLD voor het decentraliseren van het sociaal overleg in de sectoren (de cao’s) tot op het niveau van de bedrijven. Wat vindt u van dat idee?
‘Centraal sociaal overleg en muntunie gaan juist heel goed samen. De Europese Commissie beseft dat nu’
Vandenbroucke: Dit is wat de Europese Commissie zei in de jaren negentig als onderdeel van de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Intussen zijn de Commissie en de OESO daarvan afgestapt (nadruk, red). Die laatste bracht twee weken geleden een rapport uit over de Europese middenklasse, waarvan veel mensen wel eens de kleine lettertjes durven vergeten te lezen. Het rapport zegt dat sociaal overleg eigenlijk belangrijk is voor de samenhang van de middenklasse. In landen waar sociaal overleg op een hoog niveau wordt gecoördineerd, vermijdt men dat de loonspanning te groot wordt. Als de loonspanning in een land te hoog wordt moet de overheid via belastingen steeds meer corrigeren. Daar hebben we in België minder last van, maar hier hebben we dan ook sociaal overleg op hoog niveau. Dat soort looncoördinatie is ook erg belangrijk in een muntunie: het laat je als land toe om gecoördineerd je lonen aan te passen aan wat nodig is om competitief te blijven in een muntunie. Centraal sociaal overleg en muntunie gaan juist heel goed samen. De Europese Commissie beseft dat nu.
België beschikt over zo’n systeem en moet dat proberen in stand te houden. In die zin vond ik het spijtig dat het ABVV afstand nam van het recente akkoord. Let wel, ik begrijp het: de toegestane loonstijging was erg beperkt, maar in een situatie waarin Open VLD en N-VA sociaal overleg in vraag stellen, is het sluiten van akkoord belangrijk voor het voortbestaan van het sociaal overleg.
Wat is voor u het belang van een progressieve denktank als Minerva?
‘Je hebt om verder te geraken debat nodig, en dat is wat er concreet gebeurt in dit boek’
Vandenbroucke: Ik denk dat Minerva met de publicatie over het boek over sociale zekerheid iets zeer belangrijks doet, en het ook op de goeie manier doet. Ik vind dat je niet alleen een progressieve denktank nodig hebt, maar dat die ook moet zorgen voor debat. We gaan met de linkerzijde de toekomst niet vorm kunnen geven door alleen maar oude geloofsbelijdenissen te herhalen. Je hebt om verder te geraken debat nodig, en dat is wat er concreet gebeurt in dit boek. Sommige auteurs spreken elkaar een beetje tegen. Er zit spanning in. Dat is goed.
U schrijft in uw bijdrage dat de sociale zekerheid zich te weinig heeft ingesteld op het feit dat het tweeverdienersmodel in België nu de norm is.
Vandenbroucke: De essentiële vraag is: wat is armoede die we niet aanvaarden? Armoede die we niet aanvaarden is een situatie waarbij mensen uitgesloten worden van het doorsnee leven. Dat is wat we niet willen, dat mensen niet in staat zijn om te participeren in de samenleving. Armoede op lange termijn is een verhaal van ongelijkheid aan de onderkant. Je kan zeggen dat armoede gewoon gaat over basisbehoeftes, maar op lange termijn gaat het over het niet meekunnen met de middenmoot. Vandaag is doorsnee in België of Nederland het gezin met twee inkomens, dertig jaar geleden was dat nog een gezin met één inkomen. De eerste opdracht is dan ervoor te zorgen dat er geen gezinnen zijn met twee inkomens die niet meekunnen met de doorsnee. Maar de opdracht is ook om ervoor te zorgen dat gezinnen met slechts één inkomen ook meekunnen met de doorsnee, en dat is moeilijker.
Hoe doe je dat?
‘We hebben een veel forser beleid van huurpremies nodig en er zijn gewoon veel te weinig sociale woningen’
Vandenbroucke: Sommige van onze traditionele geloofsbelijdenissen geven daar geen antwoord op. Bijvoorbeeld het voorstel om de minimumlonen hoog genoeg te brengen. Ik ben daar natuurlijk voor, maar dat is geen echte oplossing voor dit probleem. Als je alleen bent met twee of drie kinderen en je leeft van een minimumloon, dan kom je er niet. We zijn niet in staat het minimumloon hoog genoeg te maken om dat probleem op te lossen. Je hebt een batterij aan instrumenten nodig zoals de herwaardering van de kinderbijslag of huisvestingkosten betaalbaar maken voor iedereen. We hebben een veel forser beleid van huurpremies nodig en er zijn gewoon veel te weinig sociale woningen.
U signaleert een grote kloof in ons land tussen gezinnen die rijk aan werk zijn, en gezinnen waar niemand werk heeft. Wat vind je van het idee van de N-VA om de werkloosheidsuitkering te laten verminderen in de tijd om iets te doen tegen de werkloosheid?
Vandenbroucke: Ik zou willen verwijzen naar wat Johannes Spinnewijn daarover heeft gepubliceerd in een fameus, strikt economisch onderzoek. Laat ons aannemen dat het ons doel is om zoveel mogelijk mensen uit de werkloosheid te halen. Uit zijn onderzoek in Zweden blijkt dat financiële prikkels om mensen uit werkloosheid te halen vooral in het begin van de werkloosheid werken. Naarmate mensen langer werkloos zijn, werkt dat mechanisme niet meer. Ze raken ‘gedeconnecteerd’, worden scheef bekeken, ze verliezen een aantal skills en raken structuur kwijt in hun leven. Waardoor het probleem dat ze moeilijk werk vinden niet zozeer meer een gebrek aan financiële prikkels is, maar veel dieper zit. Dus het algemeen verspreide idee dat je die financiële prikkels sterker en sterker moet maken naarmate de werkloosheid langer duurt, wordt nu toch wel in vraag gesteld.
Nog kort over het basisinkomen. U schrijft in het Minervaboek dat u liever niet ‘het blik van de grote nieuwe ideeën opentrekt’. Wat is er mis met het basisinkomen?
‘Cash is pas de basis van vrijheid als je al het andere eerst hebt’
Vandenbroucke: Er zijn twee discussies die de pleitbezorgers van het basisinkomen blijven ontlopen en dat begint mij een beetje te ergeren. De eerste discussie is heel praktisch: ik heb nog nooit een ernstige (nadruk, red.) simulatie gezien waarbij je het bestaande systeem vervangt door het basisinkomen en beter doet inzake armoedebestrijding zonder dat je daarvoor heel veel extra geld nodig hebt. Elke nieuwe simulatie die gemaakt wordt, bewijst dat. Ik hoor nooit iemand die pleit voor het basisinkomen ernstig ingaan op die simulaties. En ten tweede, stel dat we inderdaad het geld hebben om zoiets te doen. Waarom is het eerste idee dan om dat geld gewoon aan iedereen cash te geven? Is het allereerste wat je dan moet doen niet om te zorgen voor gratis onderwijs van hoge kwaliteit voor iedereen tot achttien jaar, en zeer goedkoop onderwijs voor mensen boven achttien jaar? Zou de eerste idee niet moeten zijn dat je gratis of zeer goedkope toegang biedt tot gezondheidszorg? Of dat je gaat zorgen voor goedkope en zeer kwaliteitsvolle kinderopvang voor iedereen? Dergelijke universele dienstverlening is de basis voor de vrijheid en de ontwikkeling van mensen. Kunnen leren, gezond zijn, goede oplossingen vinden voor je kinderen: dat is basis van vrijheid, emancipatie en autonomie. Cash is pas de basis van vrijheid als je al het andere eerst hebt. Daarom begrijp ik niet waarom men prioriteit geeft aan het universeel uitdelen van cash.
Download hier gratis het Minerva-boek Fundamenten. Sociale zekerheid in onzekere tijden.