Maarten Vanden Eynde: ‘De mens doet aan nestbevuiling’

Interview

Gesprek met Maarten vanden Eynde

Maarten Vanden Eynde: ‘De mens doet aan nestbevuiling’

Maarten Vanden Eynde: ‘De mens doet aan nestbevuiling’
Maarten Vanden Eynde: ‘De mens doet aan nestbevuiling’

In het Oostendse Domein Raversijde is momenteel de expo “Manmade” te zien, hedendaagse kunst over de relatie tussen mens en aarde. Een van de elf kunstenaars die curator Tim Joye selecteerde, is de Belg Maarten Vanden Eynde (39), de uitvinder van de post-apocalyptische wetenschap, de moderne menhirs en het plastic rif. ‘Betrokkenheid en nieuwsgierigheid staan voor mij centraal in een verkenning tussen wetenschap en kunst’.

Je zou een verhaal over de Maarten Vanden Eynde evengoed kunnen laten beginnen op het Japanse platteland als in Congo of op Paaseiland. Maar altijd weer kom je bij uit bij het Antropoceen, het geologische tijdvak van de mens, of toch de periode waarin onze soort als geen ander haar stempel wist te drukken op de aarde en haar toekomst.

Over de vraag wanneer dit tijdperk aanving, lopen de meningen nog uiteen. Bepaalden de ontdekking van het vuur, de Industriële Revolutie of de atoomproeven en -bommen de begindatum? Vanden Eynde laat het in het midden, hij dacht al in antropocene termen toen er nog geen woord voor was. ‘Wetenschappen hebben me altijd al gefascineerd, ik was nieuwsgierig, wilde de dingen begrijpen. Gaandeweg is dat geëvolueerd naar een hedendaags engagement, wat er nu aan het gebeuren is, zal gigantische consequenties hebben voor de toekomst.’

‘Ik ben opgevoed met het besef dat de mens een zoogdier is dat zijn plaats in het geheel is vergeten.’

‘Waar die betrokkenheid uit voortkomt? Ik herinner me nog hoeveel indruk de kernramp van Chernobyl maakte, alsook de beelden van de olierampen en de Greenpeace-acties rond doodgeknuppelde zeehondjes. Tegelijk ben ik het kind van milieubewuste ouders, die me opvoedden met het besef dat de mens een zoogdier is dat zijn plaats in het geheel is vergeten.’

‘De mens verwerft almaar meer kennis maar tragisch genoeg leidt die niet naar een betere wereld. Wat onze soort typeert zijn haar oorlogszucht en haar hang naar rijkdom. Als we ons meer met onze identiteit als zoogdier zouden verzoenen, zouden we minder aan nestbevuiling doen. Op de parasieten na, zie ik geen enkele soort die zich daar in dezelfde mate aan te buiten gaat als wij. Fundamenteel getuigt dat van weinig menselijk intellect’.

© Maarten Vanden Eynde

© Maarten Vanden Eynde​

Maakt dat van u een pessimist?

Maarten Vanden Eynde: ‘Geenszins, al ben ik in het laatste jaar van mijn studies aan de Rietveld Academie in Amsterdam wel depressief geworden. Mijn eindwerk handelde immers over het einde van de wereld. Maandenlang heb ik alle mogelijke scenario’s onderzocht, van kernrampen over oorlogen tot de inslag van een meteoriet of een religieus geïnspireerde dag des Oordeels.’

Hoe zullen de archeologen van morgen naar ons tijdvak kijken, wat zal er overblijven?

‘Als antwoord daarop heb ik een eigen, post-apocalyptische wetenschap uitgevonden: de genetologie, De leer der eerste dingen, een onderzoek naar ons toekomstige verleden. Hoe zullen de archeologen van morgen naar ons tijdvak kijken, wat zal er overblijven? En hoe zal de nieuwe wereld er uitzien?’

In dat kader ging u ondermeer met een Ikea-kopje aan de slag. Uit de brokstukken vervaardigde de archeoloog van de toekomst in u daarmee een kruik. Hoe kwam u daarbij?

Maarten Vanden Eynde: ‘Het idee ontstond in Japan, waar ik na mijn Amsterdamse studie drie maanden woonde in het kader van een residentie in een pottenbakkersatelier in Tajimi, op het platteland. ‘Ik zou er leren hoe de kopjes voor de theeceremonie werden vervaardigd en ging er dermate in op, dat het na mijn terugkeer nog een maand duurde vooraleer ik ophield met buigen bij elke begroeting.’

‘Je kan je afvragen of je wel zover moet gaan, en die periode was ook een keerpunt. Op een bepaald moment heb ik de kopjes die ik er had vervaardigd, aan scherven gegooid. Van daaruit ben ik beginnen nadenken over genetologie. Wat zeggen die brokstukken, waarvan maakte ze oorspronkelijk deel uit?’

Vanaf 2008 bent u zich gaan verdiepen in plastic, wat tal van oceaanreizen later uitmondde in de sculpturen-collectie ‘Plastic Reef’.

Maarten Vanden Eynde: ‘Het is begonnen met de blog genetology.net. Ik vroeg me af welk materiaal ons voor de archeologen van de toekomst zou kunnen vertegenwoordigen en kwam uit bij plastic, dat sinds de jaren vijftig uitgegroeid is tot een gigantische industrie die ons leven op tal van manieren beïnvloedt. Tegelijk zag ik Charles J. Moore’s eerste monsters van de zogenaamde Great Pacific Garbage Patch, het drijvende plastic-eiland in de Stille Oceaan dat twee keer zo groot is als Texas.’

‘Moore deed zijn ontstellende ontdekking in 1997 en ik wilde die met mijn eigen ogen zien. Dat was een kwestie van geluk: het Nederlandse Fonds BKVB (het huidige Mondriaan Fonds) schreef een grote wedstrijd uit en honoreerde mijn voorstel, waardoor ik grote zeereizen kon ondernemen vergezeld van wetenschappers die allerlei proeven deden op dat afval. Ze onderzochten ook hoeveel tijd alternatieven nodig hebben om af te breken. En dat viel behoorlijk tegen: zelfs zogenaamd bioplastic vereist een bepaalde temperatuur en specifieke bacteriën, anders vergaat het gewoon niet.’

‘Tussen 2008 en 2012 heb ik van Mauritius over de Paaseilanden tot de Azoren de vijf belangrijkste gyres opgezocht, ringvormige zeestromingen waar het plastic afval in de zee zich verzamelt als een gigantische plastic soep. De opgeviste + 1.000 kg afval heb ik met mijn dakbrander bewerkt, door smelting werd het opnieuw een ‘natuurlijk’ iets, een reis na reis uitdijend rif’.

Hebben die reizen je veranderd?

Maarten Vanden Eynde: ‘Eigenlijk wel. Ik eet al jaren geen vis of schaaldieren meer. Fotodegradatie zorgt er immers voor dat plastic uiteenvalt in stukjes die zo klein zijn dat ze niet meer kunnen worden gefilterd. Aldus vergiftigen we onze eigen zeeën en voedselketen. Bovendien duurt het duizenden en mogelijk tienduizenden jaren vooraleer plastic helemaal is afgebroken, het zal ons dus overleven. ‘Nochtans is plastic een formidabel materiaal. Maak er heupprotheses en brilmonturen mee, dingen waarvan het zin heeft om in te zetten op duurzaamheid. Maar zoek in hemelsnaam een alternatief voor wegwerp plastic.’

Sinds begin vorig jaar bent u aan een nieuw project begonnen, over de driehoekshandel. Het ging van plastic naar katoen?

Maarten Vanden Eynde: ‘Op zich vertel ik graag het grote verhaal via het kleine, vandaar de keuze voor het materiaal als uitgangspunt. Katoen is het materiaal dat al het langst de grootste invloed heeft op alle continenten en op mens en economie. Het was fundamenteel de motor en vonk voor de Industriële Revolutie, zowel in Europa als in Amerika, en is uiteindelijk doorslaggevend geweest in de creatie van de wereldhegemonie van de Verenigde Staten.’

‘Het weinig bekende verhaal is dat van Samuel Slater (1768 – 1835). Hij werkte als leerjongen in de Britse textielindustrie en immigreerde op zijn 21ste naar de VS. De machines die hij in zijn geboorteland had leren bedienen, bouwde hij op basis van zijn herinneringen na.’

‘In de VS wordt hij “de vader van de Amerikaanse industriële revolutie” genoemd, de Britten hebben het over “Slater the traitor”. Of kijk naar Francis Cabot Lowell (1775-1817) die het eerste mechanische weefgetouw in America heeft geïntroduceerd in 1814, na ook de geheimen uit Engeland gehaald te hebben, en die tot lang daarna het voorbeeld was voor de ontwikkeling van industriële productieprocessen.’

De Cotton Gin bleek de “redding” van de slavernij.

‘Een ander belangrijk element was de uitvinding -door een Amerikaan, Eli Whitney- van de ‘cotton gin’, een gemechaniseerde kam om de zaden uit het katoen te verwijderen. Dit nieuwe apparaat bleek de “redding” van de slavernij. Een slaaf die een cotton gin ter beschikking had, kon het werk van vijftien mensen doen, waardoor slavernij van de ene op de andere dag weer rendabel was.’

‘Een van mijn fundamentele interesses betreft de manieren waarop de geschiedenis wordt geschreven en vervalst. Welk belang wordt aan plekken, materialen en ontwikkelingen toegekend. Kijk naar koper, rubber en uranium, ze zijn terug te brengen naar één globale hotspot, Congo. Dat land wordt nochtans niet als dusdanig erkend en heeft niet kunnen profiteren van zijn gigantische belang’.

In ‘triangular trade’ stelt u drie landen centraal: Congo, België en de VS. Waarom die keuze?

**Maarten Vanden Eynde: ‘**Omdat verschillende materialen die drie landen samenbrachten. Neem uranium. Edgar Segnier, een Belgische industrieel en directeur van Union Minière du Haut Katanga, hielp het Manhattan Project (1942-‘45) aan ongeveer driekwart van het uranium dat nodig was voor het onderzoek naar, en de ontwikkeling van de eerste atoomwapens.’

© Maarten Vanden Eynde

The Invisible Hand (2015)

© Maarten Vanden Eynde​

‘Koloniaal Congo had met de Shinkolobwe mijn de rijkste vindplaats van uranium in de wereld. Ertsen uit die mijn bevatten meer dan 60 procent uranium, een onwaarschijnlijk hoog gehalte in vergelijking met de andere bronnen ervan, waarbij het vaak slechts om tienden van procenten ging.’

‘België heeft dus een enorme verantwoordelijkheid in het aanmaken van de atoombommen waarmee Hiroshima en Nagasaki werden aangevallen, alsook in de de positionering van de VS als wereldmacht’.

Vorig jaar reisde u drie keer naar Congo om nieuw werk te maken. Hoe werd daar gereageerd?

Maarten Vanden Eynde: ‘Wat me het meest is bijgebleven, is het verblijf in het dorp Ngel Ikwok, nabij de vroegere rubberplantage van Compagnie du Kasai in de Oostelijke Kasai provincie. Ik wou daar ‘The Invisible Hand’ maken, een afgietsel in natuurlijk rubber op basis van een mal van de rechterhand van Leopold II, afkomstig van het standbeeld op het Troonplein in Brussel.’

‘Ik dacht dat iedereen deze gruwelijke episode uit onze koloniale geschiedenis zou kennen, maar dat was niet het geval.’

‘Na twee dagen achterop een motor kwamen we aan in een dorp, in een regio waar al 45 jaar geen blanke meer was gezien. De conservator van het museum van Lubumbashi was met me meegereisd als tolk en gids aangezien hij zelf uit die regio afkomstig is. Hij vertelde aan de dorpelingen het verhaal van Leopold II, van de afgehakte handen op de rubberplantages en van de ongeveer tien miljoen doden waarvoor hij verantwoordelijk was. Ik dacht dat iedereen deze gruwelijke episode uit onze koloniale geschiedenis zou kennen, maar dat was niet het geval. Van het Congolese schoolcurriculum maakt ze dus ook geen onderdeel uit.’

‘Na wijs beraad lieten de dorpsoudsten ons weten dat ze teleurgesteld waren dat ik louter voor een paar kg rubber naar hen was gekomen. Waar ze op wachtten, zeiden ze, was op een blanke die de rubberplantage nieuw leven zou inblazen.’

© Maarten Vanden Eynde

La Maison Des Blancs — Ngel Ikwok (2015)

© Maarten Vanden Eynde​

Welke impact had dat op u?

Maarten Vanden Eynde: ‘Het moeilijke is dat die dorpelingen en ik heel verschillende belangen hebben. Ik kom om een sculptuur te maken, waarmee ik hier, in onze wereld een verhaal wil vertellen vanuit een meta perspectief. Zij worden daar inderdaad niet beter van, hoewel tijdens die hele reis ontzettend veel geld werd rondgestrooid. Aan de barrières waar we voorbij moesten, als steekpenningen aan de chefs de villages, en aan tal van andere lokale machthebbers.’

‘Het feit dat volwassen Congolezen me eigenlijk in alle ernst vroegen om een nieuwe kolonisatie, dat vond ik het aller lastigste. En natuurlijk moet je je de vraag stellen of je iets kan doen, dat heb ik ook geprobeerd. Wat opviel, en dat zie ik als de erfenis van de kolonisatie, is hoe weinig geloof die mensen hadden in hun eigen kunnen en mogelijkheden.’

‘Nochtans zijn we er in korte tijd in geslaagd om door experimenten met materialen een nieuwe stof te ontwikkelen, uit kokosbast, ingesmeerd met rubber. Dan krijg je een waterdicht, flexibel materiaal, dat veel toepassingen kan hebben. Ook konden we met rubber een soort cementpasta maken, waarmee het huis en dak tegen insijpeling konden worden beschermd. We hebben dus wel iets veranderd, zij het minimaal.’

‘Op zich is het me daar ook niet om te doen. Ik ben geen ontwikkelingshelper en het heeft geen zin om er één afgelegen plek uit te pikken, dergelijke initiatieven moeten structureel en op veel grotere schaal gebeuren.’

‘Soms slaag ik er wel in om voor mijn werk nauwer samen te werken met de lokale bevolking. Zo heb ik een beroep gedaan op de sculpteurs van de markt van Ruashi, even buiten Lubumbashi, die normaliter beeldjes vervaardigen van krokodillen of olifanten voor toeristen. Hen heb ik ervan overtuigd om in malachiet kopieën te maken van de eerste Nokia-telefoons. Dat werk werd als ‘Technofossil’ tentoon gesteld op de 4de Biënnale van Lubumbashi afgelopen najaar. En dit hele project, ‘Triangular Trade’, mondt in 2017-‘18 hopelijk ook uit in een publicatie en een rondreizende expo, met Lubumbashi, New Orleans en België als ankerpunten.’

© Maarten Vanden Eynde

Technofosil (2015)

© Maarten Vanden Eynde

Begrijpt u dat de Congolese dorpelingen weinig kunnen met uw verhaal? En noopt dat u om het ook bij te stellen?

Maarten Vanden Eynde: ‘Ja. Bovendien heb ik met die inwoners van Ngel Ikwok wel blijvende banden gesmeed. Tijdens mijn verblijf werd een kind geboren, een meisje dat ze als aandenken Martine hebben genoemd. Noem het een soort van petekind, waar ik ook spullen naar opstuur. Maar het verhaal van de mens en dat van de kunstenaar zijn toch twee verschillende dingen, nietwaar?’

Info: www.raversyde.be/nl/manmade-1, tot 2 oktober.
Ander werk van Vanden Eynde is momenteel te zien in Meessen De Clercq Gallery in Brussel.
www.maartenvandeneynde.com