Tunesië 6 jaar na de Jasmijnrevolutie: ‘Ik denk dat we echt op weg zijn naar een democratie’

Interview

Tunesië 6 jaar na de Jasmijnrevolutie: ‘Ik denk dat we echt op weg zijn naar een democratie’

 Tunesië 6 jaar na de Jasmijnrevolutie: ‘Ik denk dat we echt op weg zijn naar een democratie’
 Tunesië 6 jaar na de Jasmijnrevolutie: ‘Ik denk dat we echt op weg zijn naar een democratie’

Katrijn Geeraert

16 december 2016

Tunesië staat bekend als het enige land in de regio waar de revolutie “gelukt” is. Maar wat betekent dat nu juist? Hoe staat het land er vandaag, zes jaar nadat Mohammed Bouazizi zichzelf in brand stak, voor? En waar staat het in zijn transitie van dictatuur naar democratie? We vroegen het aan Antonio Manganella, missiehoofd voor de ngo Advocaten Zonder Grenzen in Tunis.

Op 17 december 2010 stak groenteverkoper Mohammed Bouazizi in Tunesië zichzelf in brand nadat corrupte politie en een ongelijk systeem hem jarenlang het leven moeilijk maakten. Zonder het te weten gaf hij hiermee de aanzet tot een golf van protesten in het Midden-Oosten, de Arabische lente. Tunesië staat bekend als het enige land in de regio waar de revolutie ‘gelukt’ is. Maar wat betekent dat nu juist? En waar staan ze dan nu in hun transitie van dictatuur naar democratie?

Tunesië was immers niet enkel het eerste dat revolteerde. Het was ook het enige waar een proces van overgangsjustitie en een onderzoek naar de massale mensenrechtenschendingen ingezet werd. Hoe staat het land er vandaag, zes jaar nadat Mohammed Bouazizi zichzelf in brand stak, voor? We vroegen het aan Antonio Manganella, missiehoofd voor Advocaten Zonder Grenzen (ASF) in Tunis.

U woont zelf in Tunesië, hoe is het om daar nu te wonen?

Antonio Manganella: Ik woon nu drie jaar in Tunis en ik vind het er heel fijn. Ik hoop er nog enkele jaren te blijven. Het is en blijft natuurlijk een mediterraan land dat, los van de problemen, ook een andere cultuur heeft, een beetje chaotisch, niet zo goed georganiseerd, maar los daarvan voel ik me er goed. Het is een rustig land. De mensen zouden in feite moeten terugkomen naar Tunesië. Er komen vandaag bijna geen toeristen meer. De hotels zijn leeg en dat is betreurenswaardig want ook economisch gezien moet Tunesië zich kunnen herpakken.

En dat lijkt een moeilijke zaak in post-revolutionair Tunesië?

Antonio Manganella: Ik denk niet dat de economie in Tunesië er beter aan toe was voor de revolutie. Anders was er geen revolutie geweest. Volgens mij kon de dictatuur van Ben Ali de miserie van de gewone Tunesiër vrij goed verbergen en waren de macro-economische cijfers ook een beetje opgeblazen. Het Westen zag Tunesië graag als een goed functionerende Arabische democratie met een bloeiende economie maar sloot de ogen voor de mensenrechtenschendingen. Daarmee bedoel ik niet enkel dingen zoals de vrijheid van meningsuiting of advocaten die gecriminaliseerd werden. Er was ook een grote sociaal-economische ongelijkheid in de samenleving waarover gezwegen werd. Er zijn regio’s in het binnenland die volledig aan hun lot overgelaten werden tijdens de dictatuur. De economische politiek van Ben Ali was enkel gericht op de kustregio’s.

‘Ik denk niet dat de economie in Tunesië er beter aan toe was voor de revolutie. Anders was er geen revolutie geweest’

Omwille van het toerisme?

Antonio Manganella: Omwille van het toerisme maar ook omwille van de economische netwerken die aan het toerisme verbonden waren. Je mag niet vergeten dat er in Tunesië geen politieke dictatuur heerste. De dictatuur van Ben Ali was gelinkt aan de nood van een economische elite om de rijkdom van een heel land naar zich toe te trekken en dat ten nadele van de meerderheid van de bevolking. De beperking van burger- en politieke rechten zoals vrijheid van meningsuiting of de criminalisering van sociale bewegingen diende dus om het status quo te bewaren maar aan de basis van de dictatuur lag wat voor mij ook de basis van de revolutie was: de socio-economische ongelijkheden. De extreme armoede van de bevolking die revolteerde tegen een elite die alle rijkdom naar zich toetrok en daarbovenop de vrijheden beperkte. Daarom mag men niet denken dat de economische situatie beter of slechter was voor de revolutie.

Citizen59 (CC BY-SA 2.0)

Citizen59 (CC BY-SA 2.0)​

Maar misschien had men toch gehoopt dat de economische situatie van de mensen zou verbeteren na een geslaagde revolutie?

Antonio Manganella: Ja, men had graag gehad dat de revolutie “gewerkt” zou hebben. Ik bedoel, “gewerkt” voor de oorzaken die haar teweeggebracht hebben.

Ik denk dat de Tunesische revolutie plaatsgevonden heeft door de alliantie van twee groepen die niet dezelfde redenen hadden om in opstand te komen. Er waren enerzijds “de armen” die slachtoffer waren van een grote economische ongelijkheid en anderzijds een soort “verwesterde bourgeoisie” die de onderdrukking en schendingen van de vrijheid van meningsuiting weigerde. Maar die twee groepen streden dus een andere strijd. Naar het einde van de opstand toe was er een soort vereniging van die volksklassen met de Tunesische bourgeoisie die voor de vrijheid van meningsuiting vocht. Vandaag is er in Tunesië een echte vrijheid van meningsuiting, dat kunnen we niet ontkennen. Ik kan zeggen wat ik wil, binnen de grenzen van mijn mandaat en wat beleefd is natuurlijk. De mensen in de straat ook, ze zijn niet bang meer.

Waarover wordt er dan gepraat?

Antonio Manganella: Alles. Alles. Ze klagen heel veel over de politiek. Vandaag wordt er in Tunesië over politiek gepraat wat daarvoor niet het geval was. In de periode voor de revolutie was het onmogelijk om de familie van Ben Ali nog maar te vernoemen in een taxi. Vandaag praat iedereen erover. Iedereen praat over de politiek, over de wetten die in het parlement gestemd zijn, … Er wordt niet altijd positief over gepraat want er is effectief nog genoeg om over te klagen maar er wordt wel gepraat. De vrijheid van meningsuiting is er.

En zijn de zogenaamde “armen” geïnteresseerd in de politiek? Hebben ze geen andere, directere zorgen?

Antonio Manganella: Het is waar dat zij zich niet meer zo verbonden voelen. Er is wel degelijk een impact van het feit dat de vrijheid van meningsuiting nu normaal is maar de socio-economiche redenen die aan de oorsprong van de revolutie liggen, zijn nog niet in orde. Dat zorgt er voor dat bij de arme bevolking verhalen circuleren in de trant van “Uiteindelijk is er niets veranderd” en “Misschien waren we vroeger beter af”. Zij leden niet zo onder de schendingen van de vrijheid van mening tijdens de dictatuur en in hun dagelijks leven is er nog niet veel veranderd. Ze hebben nog steeds geen toegang tot jobs. Er zijn enorm veel gediplomeerde werklozen in Tunesië. Tunesië is een land met een algemene toegang tot onderwijs die er erg belangrijk is in vergelijking tot andere landen. Maar die mensen krijgen op het einde van hun universitaire studie geen kans om er hun brood mee te verdienen. Nog altijd niet.

‘Vandaag wordt er in Tunesië over politiek gepraat wat daarvoor niet het geval was’

Hoe komt dat?

Antonio Manganella: Die problemen zijn ook niet zo gemakkelijk op te lossen. Die zijn er al decennia lang. Het is moeilijk om op zes jaar de rijkdom te herverdelen, sociale rechtvaardigheid te installeren enzovoort. Maar het is ook een feit dat na de verkiezingen van 2013 nog altijd dezelfde mensen de administratie bevolken. Dat is een van de grote problemen die wij signaleren.

Hoe komt dat? Ik fris even op wat er politiek gebeurde in Tunesië na de revolutie.

Eerst was er een overgangsregering, waarna de eerste vrije verkiezingen gehouden werden en die hebben de islamitische partij Ennahda aan de macht gebracht samen met, laat ons zeggen, de “linkse” partij. Die coalitie, die in realiteit uit meerderheid van islamisten bestond, heeft in die eerste drie jaar contradictorische boodschappen gegeven, zowel naar het Westen toe als in eigen land, waardoor de mensen hen ervan gingen beschuldigen dat ze het land hebben proberen islamiseren. Ik denk dat persoonlijk niet. Ik denk daarentegen dat die lange periode na de revolutie in beslag is genomen door een debat, namelijk over de keuze tussen laïcisme of religie, waardoor de echte problemen van voor de revolutie overschaduwd werden, namelijk de socio-economische. Zo zijn we drie jaar verloren. Dat is echt jammer.

Vervolgens heeft de islamitische partij omwille van die beschuldigingen de macht losgelaten en dat is in mijn ogen een primeur in een Arabisch land. Een partij die zegt: “Ah jullie willen me niet meer, ok, ik trek me terug en we houden opnieuw verkiezingen.” Dat is voor mij een fundamentele etappe in de constructie van de Tunesische democratie. Je mag ervan zeggen wat je wil, ik denk niet dat een andere partij in de Arabische wereld dat gedaan zou hebben. Het is vooral heel symbolisch om dat te doen als vervolg op een revolutie die tegen een dictatuur streed.

Toen zijn er dus nieuwe verkiezingen geweest. Jammer genoeg hebben die verkiezingen velen van het oude regime weer op post gebracht. Vandaag de dag hebben we met Beji Caid Essebsi een echte ancien als president. Letterlijk, hij is vandaag 90 jaar en was nog minister onder Bourguiba (de eerste president van de republiek Tunesië, voor Ben Ali). Hij is zelfs nog voorzitter geweest van de nationale vergadering tijdens de eerste presidentstermijn van Ben Ali. Dat is dus niet iemand die nog geen macht gekend heeft.

En wat vinden de mensen daarvan?

Antonio Manganella: Essebsi is verkozen met Nidaa Tounes, een partij die in zes maanden gecreëerd is om naar de verkiezingen te kunnen trekken. Ze heeft geen sociale, noch territoriale basis. Het is een partij die ontstaan is rond de charismatische figuur van de president maar zo’n partij die niet meteen een ideologische of sociale basis heeft, is gedoemd uit elkaar te vallen. Wat dus heel snel gebeurd is: bijna de helft ervan is weggegaan waardoor Nidaa Tounes vandaag de dag eigenlijk geen meerderheid meer heeft in de vergadering. Het is Ennahda, de islamitische partij, die vandaag de absolute meerderheid heeft.

En nu klagen de mensen natuurlijk dat ze zich voor de gek gehouden voelen. De verkiezingen van 2013 – 2014 kwamen er immers omdat het volk wilde kiezen tussen een islamitisch en een seculier regime. En nu regeren Ennahda en Nidaa Tounes samen. Bovendien draaide de verkiezingscampagne van de huidige president helemaal rond het feit dat hij zou vechten tegen de islamisering van het land. Als je je dan twee jaar later in een regering bevindt samen met de islamitische partij tegen wie je in je verkiezingscampagne van leer trok, begrijp je dat de mensen zich afvragen wat voor een marionet hij is. Dan klinkt het inderdaad: “Als dat is wat ons nu overkomt, was het misschien voordien beter”.

‘Ik denk dat Tunesië echt op weg is naar een democratie’

En is er dan nu nog wel een beweging naar democratisering?

Antonio Manganella: Dat heb ik nooit in vraag gesteld. Ik denk dat Tunesië echt op weg is naar een democratie. Ik denk echter dat er op dit moment in de hele wereld geen enkel land is dat kan zeggen “Wij zijn een democratisch land”. Volgens mij is democratie een voortdurende spanning die een beroep doet op de aanwezigheid van burgers in alle instanties en op alle momenten. We kunnen niet op een bepaald moment onze ogen sluiten en gaan slapen met de gedachte: “Het is zover, we hebben een democratie, nu kunnen we rusten.” Ik denk dat die vraag ook ons in Europa op dit moment enorm bezighoudt. Dus om nu te zeggen dat de revolutie volledig mislukt is, nee, volgens mij heeft de revolutie zeker dingen voortgebracht. Het is vandaag heel belangrijk en essentieel dat het Tunesische en ook het internationale middenveld, Tunesië bekijkt als een democratisch laboratorium en dat we proberen weerstand te bieden aan alle pogingen om terug achteruit te gaan want die zijn er. Die zijn er heel de tijd. Maar die zijn er ook hier.

Als ik de Franse antiterrorismewet bekijk, maakt die me even bang als de Tunesische antiterrorismewet. Als ik TTIP bekijk, maakt me dat even bang als de vrijhandelsverdragen die Tunesië met Europa wil sluiten. We bevinden ons toch wereldwijd in een tijd waarin we dezelfde problemen een beetje overal terugvinden.

Niawag (CC BY-NC 2.0)

Niawag (CC BY-NC 2.0)​

Ik denk dat Tunesië daarin symbolisch is want het is een revolutie die plaatsgevonden heeft zonder veel bloedvergieten en oorlog. Dat is belangrijk want zo ken ik er geen andere. De afgelopen tien of twintig jaar kan ik me geen revolutie herinneren die een dictatuur op relatief vreedzame wijze heeft doen vallen. Natuurlijk zijn er confrontaties geweest en doden gevallen, en het is niet mooi om het zo te zeggen, maar de aantallen liggen relatief laag. Als je kijkt naar wat er vandaag in Syrië of Libië gebeurt… Zelfs als je naar andere regio’s kijkt. In Afrika was er Burkina Faso ja, één Afrikaans voorbeeld. Maar over het algemeen gebeurt zoiets heel zelden, zeker in de afgelopen decennia. Ik denk dat deze revolutie een mondiaal publiek goed is dat we moeten bewaren.

Alleen al de redenen waarom ze plaatsvond zijn fundamenteel. Ze richten ons oog op de plaats van sociale en economische rechten in onze samenlevingen. Waarom werken we? En wat is waardigheid? Het sleutelwoord van de Jasmijnrevolutie was waardigheid. Ik vind dat ook heel symbolisch voor het tijdperk waarin wij wereldwijd leven. Ik zie het misschien wat romantisch maar voor mij is het dat in ieder geval. En daarom zou ik graag hebben dat de wereld zich afvraagt en kijkt naar wat er vandaag in Tunesië gebeurt.

Het is waar dat we ons vandaag in Europa ook al die vragen stellen maar in Tunesië was er toch een soort doel na de revolutie, namelijk democratisering. Is dat nog steeds de richting die men uit wil en zo ja, wat moet er dan nog allemaal gebeuren om in die richting te evolueren?

Antonio Manganella: Wel, er moet veel gebeuren. Om verkiezingen te houden, is er nood aan politieke vorming in Tunesië. De mensen moeten hun leider goed kunnen kiezen. Ze moeten begrijpen dat de grondwet de orde van de macht veranderd heeft, dat het presidentschap niet meer zo belangrijk is als vroeger, dat er een parlement is en een semi-presidentieel systeem met een vergadering van volksvertegenwoordigers. En een nationale vergadering die in feite essentieel is. Het is het belangrijkste politieke machtsorgaan in Tunesië op dit moment. Er is dus een mentaliteitsverandering nodig wat betreft de politiek.

Vervolgens moet er gestreden worden tegen dezelfde dingen die tot de revolutie geleid hebben. De corruptie, die is endemisch in Tunesië. We kunnen niet vooruit gaan in de richting van sociale gelijkheid en de herverdeling van de rijkdom als we niet tegen de corruptie vechten. De corruptie zit op alle niveaus, zelfs in de gerechtskwesties die wij behandelen. Het gerechtssysteem wordt bijna dagelijks aangetast door corruptie. Vertrekkende daarvan kan er geen rechtstaat opgericht worden. Als je elke drie minuten een rechter kan omkopen, lijkt het me logisch dat de bevolking geen vertrouwen meer heeft in het gerecht.

En dan de vriendjespolitiek, alles wat draait rond het “ik ken jou dus ik geef je dit”. De verdeling van de economische rijkdom ten tijde van Ben Ali was minuscuul. Dat was gewoon één familie die alle business bezat en daarna doorgaf aan andere families die in hun cirkel opgenomen werden. Dat is moeilijk te ontmantelen, heel moeilijk. Dat zijn reflexen, ook in de publieke administratie. Als ik bijvoorbeeld denk aan de bouw, Tunis is één grote werf, er wordt overal gebouwd. Publieke oproepen voor die projecten die niet eerlijk verlopen, maar via vriendjespolitiek, daar moet echt aan gewerkt worden.

Zijn dat dan zaken die de overgangsjustitie aanpakt?

Antonio Manganella: ‘a, zeer zeker. Het proces van de overgangsrechtspraak is het hart van het democratiseringsproces want dat gaat over de vraag: wat was Tunesië voor de revolutie en hoe moet het niet? Dat is voor mij fundamenteel. De overgangsjustitie onthult het verleden, verklaart het heden en bereidt de toekomst voor. Als we dat dus niet goed doen, riskeert Tunesië om terug in de onderdrukking te vervallen.

‘De overgangsjustitie onthult het verleden, verklaart het heden en bereidt de toekomst voor’

In 2014 heeft men in dat kader de IVD, de Instantie Waarheid en Waardigheid, opgericht om het verleden te behandelen, met als doel de waarheid erover te onthullen. Dat is fundamenteel. Dat wordt nooit gezegd maar ik denk dat het voor iedereen belangrijk is te weten wat er tijdens de dictatuur gebeurd is om te vermijden dat die dingen zich herhalen. De slachtoffers moeten in ere hersteld worden en een statuut van slachtoffer krijgen. Al die mensen die geleden hebben en gefolterd zijn.

We moeten vechten tegen de straffeloosheid en daarvoor hebben we de namen van de daders nodig. Niet de kleine daders want de politiemannen die folterden, dat waren er honderden of misschien zelfs duizenden. Wat ons interesseert, is wie het bevel gaf tot foltering en onderdrukking. Ook onderdrukking van sociale bewegingen want de vakbonden en de linkse partijen werden eveneens gecriminaliseerd. De ongetwijfeld belangrijkste reden waarom wij hierop werken, is het installeren van garanties dat dit niet herhaald zal worden. Garanties die toelaten om de instituties te zuiveren, niet alleen de structuur maar ook het personeel. De mensen die er zitten. Zodat de mensen terug vertrouwen in het gerecht kunnen krijgen.

Daarnaast stellen we dus institutionele hervormingen voor wat betreft justitie, veiligheid, en zelfs herverdeling van de rijkdom. De Tunesische grondwet die aangepast is in 2013, gaat immers heel erg over de positieve discriminatie van de regio’s. Dat gebeurt eigenlijk zelden in een grondwet. Maar in Tunesië is dat belangrijk omdat we beseft hebben dat de regionale ongelijkheden misschien wel de nummer één problemen waren die tot de opstand geleid hebben. Door het overmatig gecentraliseerde gezag raakten sommige regio’s volledig gemarginaliseerd en bleven van elk ontwikkelingsproces uitgesloten. Dus net zoals voor de individuele menselijke slachtoffers, moeten we ook bekijken hoe we gehele regio’s die door de dictatuur achtergesteld werden in ere kunnen herstellen. Ook dat is voer voor de overgangsjustitie.

Wij hebben met ASF een dossier rond zo’n eerste “slachtofferregio” ingediend bij de IVD, namelijk voor de regio Kasserine. Deze regio heeft een van laagste indexen van menselijke ontwikkeling in het land. De IVD wordt nu verzocht dit te onderzoeken alsook maatregelen aan te bevelen, in het bijzonder gericht aan de overheidsinstanties. Die aanbevelingen moeten ervoor zorgen dat dergelijke situaties niet meer voorkomen in de toekomst. Herstellen betekent hier dus niet: een envelop geven die de mensen dan mogen verdelen. Herstellen betekent ook de socio-economische mogelijkheden van die regio bekijken en ze herwaarderen.

thierry ehrmann (CC BY 2.0)

Ben Ali

thierry ehrmann (CC BY 2.0)​

Waar staan jullie nu met die overgangsjustitie?

Antonio Manganella: Als we nu aan de overgangsrechtspraak werken, stellen wij de onmiddellijke installatie van gespecialiseerde rechtbanken voor die de rechter de kans geven om zich rechtstreeks op de grote vissen te richten, de mensen die de volmacht tot onderdrukking gegeven hebben. Wij hebben advocaten opgeleid die klaar zijn om slachtoffers te verdedigen in die gespecialiseerde rechtbanken. Het probleem is dat die laatste nog niet geïnstalleerd zijn.

‘Wat belangrijk is, is dat het slachtoffer de vrijheid heeft om te kiezen’

Waarom zijn die gespecialiseerde rechtbanken nog niet opgericht?

Antonio Manganella: Omdat we politieke wil missen. De gespecialiseerde rechtbanken hangen voor een groot deel af van de minister van justitie. Niet van de inspanningen van de IVD. De IVD doet een vooronderzoek van de dossiers. Ze beslist op basis van duidelijk gedefinieerde criteria, of een dossier al dan niet naar de gespecialiseerde rechtbank moet en dus een gerechtelijke afloop moet krijgen. Er zijn veel dossiers die niet via het gerecht opgelost moeten worden. Als de misdaad niet al te erg is bijvoorbeeld, of als het slachtoffer geen zin heeft in een proces en de voorkeur geeft aan bemiddeling of een financiële compensatie. Dat is een keuze die ieder voor zich maakt. Wat belangrijk is, is dat het slachtoffer de vrijheid heeft om te kiezen.

Zullen die processen er dan ooit komen?

Antonio Manganella: Wees gerust, er zullen processen plaatsvinden. Wij van ASF willen in ieder geval dat er processen komen en we zijn niet alleen. Ook de slachtoffers willen dat. Er zijn al 63 000 dossiers ingediend, het merendeel gevallen van foltering, mentale en fysieke intimidatie, verbod om te werken, … zulke dingen. Die zijn publiek, die kan je bekijken op de site van de IVD.

Maar dat is voor de toekomst. Momenteel moeten we te veel dossiers verdedigen in verband met wetsvoorstellen die nu gebeuren. Ik geef je drie voorbeelden. Ten eerste is er een poging geweest om een wet te laten goedkeuren die de volledige immuniteit zou geven aan alle politieagenten, ordetroepen enzovoorts. Enfin, een absurde wet die herinneringen aan Benalistische wetten oproept. Samen met het middenveld hebben wij die wet kunnen stoppen.

De tweede was de antiterrorismewet. Die hebben we niet kunnen tegenhouden. Dat kon niemand. Er zijn drie aanslagen geweest het afgelopen jaar, de publieke opinie was volledig akkoord met die wet. De derde wet die ze drie keer hebben proberen doorvoeren en die we ook drie keer hebben kunnen tegenhouden, is een wet die het proces van de overgangsrechtspraak probeert uit te hollen. Dat is in feite een wet die volledige amnestie geeft aan alle personen die vervolgd zouden moeten worden voor corruptiezaken, niet alleen de zakenmensen maar ook de ambtenaren die hen in hun corruptie geholpen hebben. Dat is een wetsvoorstel van de president van de republiek.’

Als ik dat hoor, krijg ik toch weer het gevoel dat de revolutie in Tunesië niet helemaal aan het lukken is?

Antonio Manganella: Tja, het gaat hier over zijn familie. En hij geeft niet af. Drie keer heeft hij al geprobeerd om die wet erdoor te krijgen. Maar we hebben hem wel drie keer kunnen tegenhouden.

Het verleden aanpakken terwijl het verleden teruggekomen is, dat is heel hard. Maar het is ook fundamenteel om de verworvenheden van de revolutie te behouden. Deze wet heeft een dubbel gevaar. Enerzijds installeert ze opnieuw de straffeloosheid en anderzijds ontneemt ze de macht aan de IVD die dit soort dossiers moet behandelen. Ik denk dat iedereen er daarom ook zo alert voor is. Het middenveld, zowel lokaal als internationaal, is daar voldoende door gealarmeerd.

‘Het middenveld heeft het moeilijk om een relatie op te bouwen met de macht’

Werkt het middenveld goed mee aan het transitieproces?

Antonio Manganella: Ja, zeer zeker. Het middenveld heeft natuurlijk wat beschadiging opgelopen en moeilijkheden gekend. Het heeft het moeilijk om een relatie op te bouwen met de macht. Het was immers gewend aan een relatie van confrontatie, van totale oppositie. En nu is er een partij uit het middenveld aan de macht gekomen. Er zijn mensen die vroeger deel uitmaakten van het middenveld die nu afgevaardigden zijn. Er is dus een beetje een schizofrene verhouding ten opzichte van de macht, ten opzichte van bepaalde oud-leden van het middenveld.

Maar er is daarentegen ook een mooi nieuw Tunesisch middenveld, echt fantastisch. Nieuwe organisaties zoals I Watch, geleid door jongeren van 25 jaar oud die uit een totaal andere militante traditie komen, met andere werkmiddelen en ook een andere relatie met de macht. Ze zijn volledig onafhankelijk, ook intellectueel en dat vind je zelden bij de oude militanten. Dat geeft me heel veel hoop. Dat nieuwe middenveld van jongeren die heel geëngageerd zijn en lucide ten opzichte van de macht. Zij willen de macht niet zìjn. Dat stemt me hoopvol.