‘Iemand moet de Europese kiezers de waarheid over Afrika vertellen’

Interview

Britse econoom en bestsellerauteur Paul Collier over de bocht in zijn overtuiging en investeringen in achtergebleven regio's

‘Iemand moet de Europese kiezers de waarheid over Afrika vertellen’

Paul Collier op een IMF-bijeenkomst (2018)
Paul Collier op een IMF-bijeenkomst (2018)

Hij maakte een bocht in zijn economische overtuigingen, van absoluut geloof in de marktwerking naar recepten op maat van de gemeenschap. MO* sprak met de Britse econoom en bestsellerauteur Sir Paul Collier over zijn nieuwe boek Left Behind. ‘We moeten proberen om vijf Afrikaanse "sterren", vijf toplanden die tien of twintig jaar groeien, tot stand te brengen.'

De Britse econoom en bestsellerauteur Paul Collier heeft een nieuw boek uit: Left Behind, 'achtergelaten', met als ondertitel “'nieuwe economie voor verwaarloosde regio’s'. Collier verkocht eerder miljoenen exemplaren van The Bottom Billion (2007) over het miljard mensen dat achterblijft.

Zijn nieuwe boek bevat in zekere zin een hoopvolle boodschap. Collier kwam in zijn lange loopbaan in heel veel achtergebleven regio’s of landen – zijn geboortestreek South Yorkshire is er één van - en sprak er met leiders die voor een ommekeer zorgden, of juist niet.

Wie is Paul Collier?

  • Brits econoom

  • geboren in 1949

  • auteur van onder andere The Bottom Billion. Why the Poorest Countries Are Failing and What Can Be Done about It (2007) en Left Behind.

    A New Economics for Neglected Places (2024)

  • doceert Economie en Overheidsbeleid aan de Blavatnik School of Government, een departement van de universiteit van Oxford

  • was hoofd van de onderzoeksafdeling van de Wereldbank (1998-2003)

  • werd in 2014 geridderd voor zijn bijdrage aan de bevordering van onderzoek en beleidsverandering in Afrika

Die unieke ervaringen vermengt hij met bevindingen uit de sociale en de evolutionaire psychologie om een radicaal andere kijk te formuleren dan het eenheidsdenken dat in het Westen vele jaren de dienst uitmaakte. Dat denken werd verbeeld door wijlen Milton Friedman. De Amerikaanse econoom vergeleek regio’s die hun dragende industrieën verloren met een harp: ‘Een schok als het verlies van de staalindustrie of de koolmijnen is als aan een snaar trekken: de snaar trilt een tijdje, maar keert dan terug naar haar oorspronkelijke toestand.'

Hetzelfde geldt voor een crisisregio, stelt Collier in zijn boek: de lonen en vastgoedprijzen dalen, en juist dat prikkelt de hebzuchtige markt om er te investeren en de tewerkstelling en de lonen weer te doen stijgen. Samengevat: overheden en samenlevingen moeten niks doen, de markt lost het spontaan op.

Collier erkent dat die ideeën tegen de jaren '80 verhard waren tot heuse axioma’s die deel uitmaakten van de economische orthodoxie. ‘Ik doceerde die ook aan de faculteit economie in Oxford. Die ideeën werden een lakmoesproef voor gezond economisch denken’, schrijft hij.

'De visie dat de markt het beter weet of dat de experten in het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank het beter weten, is zeer paternalistisch tegenover de samenlevingen van arme landen.'
Sir Paul Collier

In zijn nieuwe boek neemt Collier daar afstand van. Achtergebleven steden, regio’s, staten of continenten kunnen zich herpakken, maar wachten op de markt is níét de oplossing. Dat verergert net meestal de situatie. Colliers oplossing is: agency ofte handelingsvermogen én financiële ruimte geven aan de betrokken regio, de kracht van de gemeenschap respecteren en benutten, de rol van de overheid herstellen en het aanvaarden van radicale onzekerheid – er bestaan geen vaste recepten.

Kapitaalstromen en zondebokken

We beginnen ons gesprek bij de vraag of het feit dat hij dit een nieuwe economie noemt, niet véél zegt over wat eraan voorafging.

Paul Collier: ‘Het zegt dat het soort economie dat gebruikt werd om arme landen te helpen, nogal conservatief was. De visie dat de markt het beter weet of dat de experten in het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Wereldbank het beter weten, is zeer paternalistisch tegenover de samenlevingen van arme landen.

Een eerste origineel punt in mijn boek is dat ik zeg dat marktkrachten, en dus kapitaalstromen, een crisis juist versterken. Ze mijden liever de spanningen en onzekerheden die zo’n crisisregio meestal doormaakt.’

Dat is een grote verschuiving in uw denken.

Paul Collier: ‘Juist, maar de bewijzen zijn er dat dit niet klopt.

Het tweede nieuwe element neemt ons mee voorbij economie. Ik zou er niet geraakt zijn zonder een netwerk van heel slimme niet-economen, vooral sociaal psychologen. Wat ik van hen leerde, is dat als een regio in een negatieve spiraal belandt, mensen elkaar de schuld beginnen te geven. Ze zoeken zondebokken, vaak in de vorm van minderheden. En dan wordt het een vicieuze cirkel: terwijl mensen elkaar bekritiseren, zoeken ze niet naar een toekomststrategie rond een gemeenschappelijk doel om het probleem aan te pakken.’

En dat is net wat je moet nastreven?

Paul Collier: ‘Inderdaad. Mensen moeten samenkomen en uitzoeken wat ze kunnen doen.

Terugkeren naar de industrie van het verleden is dikwijls de eerste neiging. Dat is heel verleidelijk: mensen hangen vast aan het verleden, want dat was beter. Maar mensen zover brengen dat ze de moed hebben om te zeggen: “Dat zal niet werken, we moeten iets nieuws doen”, dat is lastig. Eerst komt de spiraal naar beneden, dan de spiraal naar boven. Ik geef in het boek voorbeeld na voorbeeld van regio’s die herstelden.’

Het boek is in zekere zin bevrijdend: het brengt de magie terug van maatschappij en van samenwerking, maar ook de mogelijkheid om fouten te maken. Tegelijk blijft het verbazend dat zoveel mensen zo lang in zo’n simplistisch idee (waar verwijs je naar?) bleven geloven. Geloofde jij er ooit in?

Paul Collier: ‘Zoals zoveel economen. Ik werd econoom aan de universiteit van Oxford, dan in Harvard en Sciences Po. Je wordt niet gepromoveerd in een beroep door té wild te zijn. Mijn focus lag niet zozeer op achtergebleven streken in rijke landen. Al kwam ik zelf uit zo’n streek, South Yorkshire, waar ’s werelds eerste staalfabrieken stonden. Dat werd de armste streek van Engeland. Mijn familie leefde daar en ik zag het gebeuren. Voor mij is dit onderwerp ook beladen met passie en woede.

Maar mijn levenslange agenda was vooral Afrika, en uitbreidend van daaruit, gemeenschappen buiten Afrika die achtergebleven zijn. Dat verschijnsel zag je ook in de VS, regio’s die zo verwaarloosd zijn dat ze makkelijk prooi worden voor charlatans.”

'Het is zeer erg in Europa’s belang om een succesvol Afrika te hebben.'

Waarom houdt die simplistische marktvisie van ‘Je moet niks doen, want de markt lost het wel op’ zo lang stand?

Paul Collier: ‘Die ideologie zou meteen gestorven zijn als ze economen niet had toegelaten om er wiskunde van te maken en modellen rond te bouwen. Het vertrok van een model van hoe mensen zich gedragen: hebzuchtig, egoïstisch en niets anders. Maar we zijn heel anders. Economie entte zich op de wreedste visie op menselijk gedrag, terwijl we een erg sociaal zoogdier zijn, om evidente evolutionaire redenen.

We moeten alleen maar in onszelf kijken. In mijn vorige boek beschrijf ik waar mensen spijt van hebben in hun leven. Dat gaat nooit om verkeerde beleggingen, maar altijd over relaties.’

Is die oude visie nu echt begraven?

Paul Collier: ‘Ze leeft nog steeds voort. Het recente rapport van Mario Draghi (econoom en oud-voorzitter van de Europese Centrale Bank, red.) over de Europese Unie roept in zekere zin ook op om er afstand van te nemen. Hij zegt: het is tijd dat Europese bedrijven niet alleen wedijveren, maar ook samenwerken. Terwijl tot nu toe alles gericht was op maximale efficiëntie en de laagste prijs voor verbruikers. Dat is een erg beperkte visie.

Draghi zegt: als we zo voortdoen en nooit investeren in het scheppen van sterke bedrijven die samenwerken over Europese grenzen heen, zullen we steeds meer terrein verliezen tegenover China en de VS.'

Is dat een gebrek aan industrieel beleid en visie?

Paul Collier: ‘Ja, dat is wat hij zegt. En ik zeg in mijn boek: word wakker voor de crisis in ons buurcontinent, Afrika, dat steeds verder achteroploopt.’

Andere maatstaven

U schrijft dat de Wereldbank die groeiende inkomenskloof tussen Afrika en de rest wil verbergen door met andere maatstaven te werken. Dat verbaasde mij. Zoiets lukt toch nooitAnde?

Paul Collier: ‘Toen ik dit boek schreef, verkeerde de Wereldbank in een staat van ontreddering. De dingen waren zo slecht dat de vorige voorzitter (David Malpass, jvd) ontslag moest nemen. De Bank moest de gênante realiteit over de groeiende kloof tussen Afrika en de rest erkennen.

De eerste neiging was om dat te verbergen door de maatstaven te veranderen. Nu begrijpen ze dat dit niet kan. Ik was directeur van de onderzoeksafdeling van de Wereldbank en ik ken daar dus veel mensen in leidende posities die me op de hoogte houden.'

Het laatste hoofdstuk van uw boek gaat expliciet over Afrika. Kan een diepgaande samenwerking tussen Afrika en Europa niet steunen op wederzijds belang? Stroken de vitale belangen van de Europese Unie niet met die van Afrika? Elk jaar komen 30 miljoen jonge Afrikanen op de arbeidsmarkt op zoek naar werk en inkomen. Is het echte migratiebeleid en het echte ontwikkelingsbeleid voor de EU niet om te investeren in Afrika en zo banen te creëren? Is een groene industrialisering van Afrika geen goed klimaatbeleid? Kan strategische autonomie van de EU als ze geen sterke stem heeft in Afrika?

Collier: ‘Absoluut. Het is zeer erg in Europa’s belang om een succesvol Afrika te hebben, om allerlei redenen. Het ligt ook heel erg in onze mogelijkheden.

Ten eerste zijn we de dominante groep landen in het IMF en de Wereldbank. We zijn er erg invloedrijk en een groot deel van het personeel zijn Europeanen.

En bijna elk Europees land heeft een financiële ontwikkelingsinstelling ofte Development Finance Institution, DFI’s (dit zijn zijn instellingen die investeren in private ondernemingen in het Zuiden; in België is dat de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden, kortweg BIO, jvd) Als die nu eens zouden samenwerken, zoals Draghi ook vraagt aan de bedrijven, zouden we echt voor verandering kunnen zorgen. Ik ben de gastheer van een jaarlijkse bijeenkomst van alle DFI’s in Oxford en dat is de enige keer dat ze elkaar echt ontmoeten, omdat hun hele benadering is om met elkaar te wedijveren.

Wat nodig is, is samenwerken. Vervolgens kunnen we specifiëren: hoe werk je samen voor wat? En dan is het niet zo ingewikkeld. Er zijn twee complementaire benaderingen die ze kunnen volgen. De ene is zaaigeld voor lokale kleine en middelgrote ondernemingen. Een kleine minderheid van die kmo’s is in staat om echt door te groeien. Die piste kan veel jongeren helpen. Jongeren zijn de beste arbeidskrachten om te innoveren.

Het drama van Afrika is dat de structuur van zijn economie amper veranderd is: ten gronde gaat het nog steeds om kleinschalige landbouw. Gezien zijn leeftijdspiramide zou Afrika aan de spits van de innovatie moeten staan. Dus jongeren enthousiasmeren om een onderneming te starten en te laten bloeien, is heel doenbaar. Het andere spoor is om Europese bedrijven aan te trekken.’

'Niemand zegt: "Mali is de toekomst." Maar Mali heeft ook een toekomst nodig, anders zakt het verder weg.'

Denkt u dat die financiële ontwikkelingsinstellingen, de DFI's, daarbij nodig zijn omdat de situatie te onzeker is?

Paul Collier: ‘Zeker. Dat brengt ons terug bij marktkrachten die niet volstaan. Aan zichzelf overgelaten zijn de meeste Afrikaanse landen zinkende schepen waar kapitaal niet op afkomt.’

Wat zou de rol van DFI’s tegenover Europese bedrijven zijn? Een soort van verzekering van het risico?

Paul Collier: ‘Nee, ik denk dat ze een coördinerende rol kunnen opnemen. Stel dat je een cluster van vijf ondernemingen nodig hebt om een sector van de grond te krijgen. Als de DFI’s samenwerken, kunnen ze die bedrijven vinden. Dat is hoe veel Europese bedrijven China in gingen. Als een Zweeds bedrijf er een filiaal opstartte, kon het zijn toeleveraars vragen om mee te gaan. En die zeggen: "Ja, waarom niet? China is de toekomst."

Niemand zegt: "Mali is de toekomst." Maar Mali heeft ook een toekomst nodig, anders zal Mali verder wegzakken in een ramp, wat we de voorbije tien jaar zagen. De DFI’s kunnen dat in Afrika mogelijk maken. De Britse DFI kan een Britse onderneming ondersteunen voor de kost van het pionieren, het opleiden van personeel, van alles in het land brengen… BIO kan hetzelfde doen voor een Belgisch bedrijf.’

Maar heb je daar geen politiek akkoord voor nodig?

Paul Collier: ‘Natuurlijk, de DFI’s moeten een partnerschap vormen met de lokale regering. Ze moeten dus collectief gaan praten met Afrikaanse regeringen. Als de regering geen industrie wil, vergeet het dan.

Ik zie nu al hoe andere Afrikaanse landen luisteren als de Rwandese "chief economist" spreekt. Ze willen van hem leren.

We moeten proberen om vijf Afrikaanse "sterren" tot stand te brengen. Als vijf toplanden tien of twintig jaar groeien, zullen andere Afrikaanse landen hen kopiëren. Ik zie nu al hoe andere Afrikaanse landen luisteren als de Rwandese chief economist spreekt. Ze willen van hem leren.

We werken beter eerder op nationale schaal dan op continentale schaal. Je hebt 54 landen in Afrika. Als je moet wachten tot die allemaal akkoord gaan met elkaar, krijg je theater. Dat hebben we al genoeg gehad.

Deze aanpak helpt ons op weg. Als we een model van succes vinden, kan je het opschalen. Dan kunnen de Afrikaanse Unie en de EU zeggen: dit model gaan we nemen.’

Arme samenlevingen met regels belasten

U schrijft ook: als je eist dat al die investeringen meteen groen zijn, alle mensenrechten respecteren én winstgevend zijn, zal het niet gebeuren.

Paul Collier: ‘Dat is inderdaad dodelijk. Draghi zegt hetzelfde over Europa. We kunnen niet zo kieskeurig zijn. Als we Europese reuzenbedrijven willen, zullen we bijvoorbeeld de competitieregels moeten versoepelen.

De reden waarom ik over de DFI’s schrijf in het boek is niet de DFI’s zelf, zij wéten dit allemaal. Het probleem zijn de politici die niks zullen toelaten, ook in relatie tot het middenveld. Ik probeer een huwelijk tot stand te brengen tussen de DFI’s die geld hebben, en de ngo’s die het vertrouwen van de bevolking genieten. Het is een natuurlijk partnerschap. Zijn de ngo’s bereid te aanvaarden dat Afrika alleen kan groeien met massaal veel jobs in de private sector? Als dat zo is, moet er een beleid komen dat stimulerend is voor snelgroeiende bedrijven. Zo wordt Rwanda gerund.’

Zegt u dan: 'Vergeet het milieu'?

Paul Collier: ‘Zeker niet. Maar als je al die nastrevenswaardige dingen meteen oplegt - die we zelf vaak niet doen, want wie graaft er dezer dagen bruinkool op? -, dan wordt het moeilijk. Ik herinner me een debat in Noorwegen waar ik samen met een oude vakbondsman tegenover de ngo’s stond.  De vakbondsman vertelde dat Noorwegen toen hij jong was al die regels niet had. “Als we ze toen gehad hadden, zouden we nog arm zijn,” vond hij. “Het is goed dat die er zijn nu we rijk zijn. Maar belast zeer arme samenlevingen niet met regels die we zelf niet hadden toen we ons uit de armoede vochten.”

De prioriteit van de mensen in de armste landen is een job hebben, zodat je je kinderen kan voeden. Samenwerking tussen de DFI's kan een opwindende agenda zijn. Ik denk dat de betere ngo’s beseffen dat de situatie in Afrika nogal catastrofaal is en dat we er iets moeten aan doen.'

U haalt in uw boek Soedan aan, waar nu ’s werelds meest vernietigende oorlog woedt. U beschrijft hoe de EU Abdalla Hamdok, een verzoeningsfiguur die beide kanten konden aanvaarden, in 2021 niet echt steunde en de sancties tegen Soedan aanhield. Toen bleek dat Hamdok niet kon leveren, werd hij opzij geschoven en begon de weg naar oorlog.

Paul Collier: ‘Inderdaad. We blijven kansen missen.’

Het doet denken aan Tunesië. Dat land was het enige dat relatief goed uit de Arabische Lente kwam. Maar heeft de EU dat land echt voldoende gesteund?

Paul Collier: ‘Daar gebeurde hetzelfde. Ik schrijf in het boek: politici zullen hier ooit spijt van krijgen als de krantenkoppen tonen dat het te laat is. Wel, we zijn zover: het is te laat voor Soedan.’

Politici hebben macht, maar tegelijk kijken ze…

Paul Collier: ‘... altijd over hun schouder. Natuurlijk, want ze moeten herverkozen worden. Daarom praat ik met u, in de hoop dat u de samenleving kan overtuigen zodat politici makkelijker moedige beslissingen kunnen nemen. Daarom schrijf ik dit boek. Het zou erg betekenisvol zijn als de ngo’s aan boord komen.’

CEO van Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO): 'Je kan niet aan de politiek voorbij'

Joris Totté, de CEO van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO), kan een stuk meegaan in het voorstel van Collier maar heeft ook vragen. 'Ik ga volledig akkoord met de stelling dat we innovatieve bedrijven moeten ondersteunen, met dien verstande dat we vooral ook duurzame arbeidsplaatsen moeten creëren. Digitale start-ups zijn nuttig en noodzakelijk, maar met enkel internetplatforms gaan we er niet raken. Landbouw en verwerking van landbouwproducten blijft belangrijk.'

Totté wijst er wel op dat de financiële ontwikkelingsinstellingen (DFI’s) wel degelijk nu al samenwerken, onder meer in het kader van de vereniging European Development Finance Institutions (EDFI), waar ze elkaar drie keer per jaar ontmoeten. '30% van onze projecten doen we trouwens samen met een andere DFI.'

Totté vraagt zich af of de DFI’s als één blok naar lokale overheden kunnen stappen, zoals Collier voorstelt. ‘Eigenlijk is die coördinerende rol meer de taak van de Wereldbank. Het lijkt me ook een erg politiek proces, dat je niet zomaar voor elkaar krijgt. Vergeet ook niet dat de DFI’s enorm verschillen qua grootte. De coördinatie van al die grote en kleine financiers is lang niet evident.’ Een echt gecoördineerde aanpak vergt wellicht een beslissing op hoog politiek niveau.

‘Wij zorgen mee voor een ecosysteem van lokale kmo's die het functioneren van Belgische of Europese ondernemingen in Afrika mee mogelijk maken.'

Ook het financieren of ondersteunen van Belgische bedrijven ligt niet voor de hand bij BIO. ‘De wet verplicht ons om ongebonden te werken: we kunnen dus niet zomaar met Belgische bedrijven samenwerken. We zijn er ook niet om de risico’s van Belgische ondernemingen mee te helpen dragen, zoals pakweg een CMB dat in Namibië groene waterstof wil produceren.'

'Wat veel nauwer bij onze opdracht aanleunt,' vervolgt Totté, 'is dat wij er mee zorgen dat er een ecosysteem van lokale kmo’s ontstaat die het functioneren van Belgische of Europese ondernemingen in Afrika mee mogelijk maken.’

Ook milieu en sociale normen loslaten is verre van evident, onderstreept Totté. ‘Wij gaan geen plantages financieren waar kinderarbeid wordt toegelaten. Wel begrijp ik dat je soms aanvaardt dat niet alle ecologische, sociale of mensenrechtennormen meteen gerealiseerd zijn, dat je een en ander opneemt in een actieplan. Wij moeten alle risico’s op dat gebied vooraf in kaart brengen. Als er dan toch iets misgaat, hoort dat bij de risico’s die je had voorzien.’

Voor BIO is het niet evident om zich te gaan concentreren op de sterkere landen. ‘Natuurlijk is er veel kans dat er meer financierbare projecten zijn in stabiele en sterke landen, maar onze opdracht is om 30% van onze activiteiten in de minst ontwikkelde landen te ontplooien. Hier dreigt Collier overigens zichzelf wat tegen te spreken, wanneer hij zegt dat de achtergebleven landen aan zichzelf worden overgelaten.’

De kiezers en de waarheid

Als journalist wil ik aan het einde van mijn loopbaan graag werken aan dingen die ik belangrijk acht. Ik probeer bijvoorbeeld bedrijfskringen, academici en ngo’s samen te brengen voor een diepgaande samenwerking tussen Europa en Afrika.

Paul Collier: ‘De uitdaging voor veel ngo’s is: “Hoe kunnen we geld bijeenbrengen?” Maar er zijn er genoeg die de situatie in Afrika kennen en begrijpen dat ze niet enkel bezig kunnen zijn met het scheppen van een jaarlijkse boetiek voor fondsenwerving.’

U schrijft dat ze dit ook doen omdat regeringen dat willen.

Paul Collier: ‘Ngo’s zijn vaak erg gefrustreerd over de regering en het beleid. Maar uiteindelijk moet iemand truth to power spreken, de waarheid vertellen aan wie de macht heeft. En de macht zit in laatste instantie bij de kiezers. En dus moet iemand de waarheid vertellen aan de kiezers.’ 

Denkt u dat je zo’n onderwerp kan doen leven bij de Europeaan in de straat die bang lijkt van de buitenwereld en meer en meer op zichzelf terugplooit?

Paul Collier: ‘Europa moet wakker worden wanneer het gaat over Afrika. In Soedan kregen we een kans en we verknoeiden ze. Nu moeten we wellicht dertig jaar wachten op een volgende kans. Tegen de tijd dat er nog kansen komen, moeten onze burgers een beter besef hebben van de realiteit.’

Binnenkort hebben we gemeenteraadsverkiezingen in België. Hebt u een advies voor stadsbesturen tegenover achtergebleven stadsdelen?

Paul Collier: ‘Een deel van het antwoord is die agency, dat handelingsvermogen. Dat betekent: de bevoegdheid geven en de nodige middelen. En een portie geduld. Na de financiële crisis richtten de banken in het Verenigd Koninkrijk een fonds op dat giften doet aan arme gemeenschappen. Ze geven bedragen van 350.000 euro per jaar. Onderzoek leert intussen dat je dit gemiddeld acht jaar moet blijven doen vooraleer de interne krachten om elkaar de schuld te geven verminderen en ze eindelijk beginnen samen te komen in plaats van middelen te verspillen.’

11.11.11: 'Ook structurele ongelijkheden aanpakken'

Het is goed dat Paul Collier de aandacht vestigt op het Afrikaanse continent, reageert Griet Ysewyn, beleidsmedewerkster internationale solidariteit bij 11.11.11, de koepel van internationale solidariteit. ‘In deze onrustige geopolitieke tijden richten we ons steeds meer op onszelf, terwijl we juist nu naar de rest van de wereld moeten kijken en begrijpen wat daar gebeurt. Niet alleen in opkomende groeilanden, maar ook in lage-inkomenslanden.’

Maar 11.11.11 stelt zich ook vragen bij de voorstellen die Collier doet in zijn nieuwe boek (zie hierboven, red.).

Femmy Thewissen, beleidsmedewerkster economische rechtvaardigheid, vindt Colliers focus op de financiële ontwikkelingsinstellingen (DFI’s) onvoldoende. ‘Collier legt de nadruk op jobs voor de jonge Afrikaanse bevolking en op hoe Europese landen daarbij kunnen helpen. Dat kan alleen echt werken als ook dieperliggende, structurele ongelijkheden aangepakt worden.'

'Zo protesteerden jonge Kenianen en Nigerianen afgelopen zomer niet alleen tegen corruptie en economisch beleid in hun land, maar ook tegen internationale ongelijkheden. Veel Afrikaanse landen zitten vast in een vicieuze schuldencrisis. Ze lenen tegen extreem hoge rentes aan private kredietverleners, tarieven die gemiddeld acht keer hoger liggen dan voor bijvoorbeeld Duitsland. Hierdoor kunnen ze hun schulden nauwelijks afbetalen zonder te bezuinigen op essentiële voorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs.'

'Alleen focussen op DFI’s is dus niet genoeg', stelt Thewissen. 'We hebben structurele oplossingen nodig, zoals het herschikken van schulden en publieke financiering voor basisdiensten. Europa moet zijn beleid afstemmen op de uitdagingen van Afrika en niet alleen op waar het zelf een direct voordeel uit haalt.’

'Internationale regelgeving is nodig'

Collier wil de lat lager leggen op het vlak van sociale normen en milieunormen, maar dat vindt 11.11.11 geen goed idee. Ysewyn: ‘Overheden moeten juist meer samenwerken om bedrijven te reguleren op vlak van mensenrechten en milieu. En zonder de verantwoordelijkheid volledig af te schuiven op lokale bedrijven en onderaannemers die deel uitmaken van globale waardeketens.'

'Als consumenten weten we vaak niet of een product eerlijk is gemaakt, omdat bedrijven hun productieketens zo ingewikkeld maken dat ze zelf niet altijd weten waar hun producten vandaan komen. Onze wetten beschermen de mensenrechten hier bij ons, maar we laten wel toe dat producten met schendingen van de mensenrechten of milieuschade worden geïmporteerd.'

'En dat terwijl die schendingen vaak gelinkt zijn aan de aankooppraktijken van de opdrachtgevende bedrijven. Daarom is internationale regelgeving nodig. Zorgplichtwetgeving binnen de EU is een belangrijke stap: hierbij zijn niet alleen lokale bedrijven, maar ook hun opdrachtgevers verantwoordelijk.’

Meer internationale solidariteit door fondsenwerving

11.11.11 ziet wel kansen in de samenwerking tussen ngo’s en DFI’s die Collier voorstelt (zie ook hierboven). Thewissen: ‘Bepaalde ngo’s kiezen ook voor een dergelijke multiactorenaanpak. Tegelijk blijven ook ngo’s nodig die, in samenwerking met lokale mensenrechten- en milieuverdedigers, blijven strijden tegen de structurele oorzaken van ongelijkheid en druk uitoefenen om de standaarden te verbeteren.'

'Het werven van fondsen heeft dus wel degelijk een maatschappelijk doel: meer internationale solidariteit. Anders dan Collier stelt, benadrukken we het belang van inspanningen rond fondsenwerving. Je kan deze moeilijk los zien van de inhoudelijke projecten die je ontplooit als ngo, samen met je partners. Zonder de nodige financiering, van welke bron dan ook, kan je moeilijk grootschalige verandering neerzetten.’

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in