‘Ik leerde de taal en vond werk. En toch voel ik nog altijd een oordeel’

Interview

Dubbelinterview Zeina Alqahwaji en Zinab Tousoun over de docureeks "Weg naar Werk"

‘Ik leerde de taal en vond werk. En toch voel ik nog altijd een oordeel’

‘Ik leerde de taal en vond werk. En toch voel ik nog altijd een oordeel’
‘Ik leerde de taal en vond werk. En toch voel ik nog altijd een oordeel’

Hoe kom je als nieuwkomer aan werk? Samen met zes niet-Europese filmmakers maakte regisseur Annabel Verbeke intieme portretten van werkzoekende vluchtelingen en migranten. De Syrische Zeina Alqahwaji bracht het verhaal van de Koerdische Zinab Tousoun in beeld.

© Marijn Sillis

Regisseur Zeina Alqahwaji bracht de zoektocht naar werk van Zinab Tousoun in beeld.

© Marijn Sillis

Hoe kom je als nieuwkomer in ons land aan werk? Samen met zes niet-Europese filmmakers maakte regisseur Annabel Verbeke intieme portretten van werkzoekende vluchtelingen en migranten. De Syrische Zeina Alqahwaji bracht het verhaal van de Koerdische Zinab Tousoun in beeld. ‘Het helpt niet om mensen onder druk te zetten.’

OCMW, VDAB, uitzendkantoren, sociaal assistenten, coaches en buddy’s. In elke aflevering van de documentairereeks Weg Naar Werk neemt een nieuw hoofdpersonage je mee in het Belgische arbeidslabyrint.

Hoewel er zes heel verschillende hoofdpersonages aan bod komen, is de overlap groot. Meer nog dan naar een eigen inkomen verlangen de nieuwkomers naar een identiteit. Ze willen eindelijk antwoord kunnen geven op die ene vraag: wat doe jij in het leven?

Allemaal getuigen ze over hun worstelingen met de taal. Over de onzekerheid en onduidelijkheid. Over de eenzaamheid en hun mentaal welzijn. En telkens opnieuw klinkt het dat ze snel willen gaan, omdat ze niet langer willen profiteren.

Weg Naar Werk toont onder meer het verhaal van Syriër Wassim, die in zijn kleine keukentje falafel begint te bakken, omdat hij ervan overtuigd is nooit werk te vinden via een sollicitatie. En van de Oekraïense Marianna – viertalig en een bachelordiploma op zak – die wegkwijnt in een kledingwinkel.

Bij elk shot in een nieuw uitzendkantoor staan Marianna’s ogen droever. Elke keer vragen coaches en consulenten haar wat ze wil doen. Keer op keer verwoordt de Oekraïense haar wens om in de cultuursector aan de slag te gaan. En telkens opnieuw wordt ze vrijwel onmiddellijk richting overschotjes en knelpuntberoepen geduwd. Ze is bang om de foute keuze te maken, om haar dromen te moeten opgeven. Om in armoede te belanden. ‘Ik heb het gevoel nooit serieus genomen te worden.’

De aflevering van de Syrische regisseur Zeina Alqahwaji (35) toont het relaas van de Syrisch-Koerdische Zinab Tousoun (47) en haar twee dochters Lilan (20) en Nigar (22). Zeven jaar zijn ze ondertussen in België. Drie jaar geleden vond Zinab een job als hulpkok in het rusthuis van Boechout. Maar voor haar dochters loopt het een pak moeilijker.

Hoe gaat het ondertussen met u, Zinab?

Zinab Tousoun**:** Goed. Het is best zwaar werk, ik heb vaak last van mijn knieën en rug. Maar ik ben blij dat ik niet meer afhankelijk ben van het OCMW. Koken is niet mijn grootste passie – dat is jurken maken, zoals ik in Syrië deed – maar ik doe m’n job wel graag.

‘Koken is niet mijn grootste passie – dat is jurken maken, zoals ik in Syrië deed – maar ik doe m’n job wel graag.’

In de documentaire zegt u dankbaar te zijn voor de hulp die u hier gekregen hebt. Maar in alle documentaires voel ik een zekere ambiguïteit wat betreft die erkentelijkheid. U bént dankbaar, maar lijkt ook dankbaar te moeten zijn.

Zinab Tousoun**:** Ik ben dankbaar, omdat we hier geholpen zijn. Wat hebben de Arabische landen gedaan voor Syrische vluchtelingen? Niets. Terwijl ze geld genoeg hebben én we een cultuur delen.

Maar ik voel hier ook wel een zekere druk, ja. Je moet vanuit die dankbaarheid iets terug doen. Er wordt van alles van je verwacht. Je moet je verantwoorden met stapels papieren en tal van overheidsdiensten controleren je.

De Oekraïense Marianna zegt in haar episode: ‘Belgen zijn soms zo beleefd dat het intimiderend is, ze kunnen je vriendelijk toelachen en tegelijkertijd uitmaken.’ Het resoneert met een dubbelzinnigheid die ook u aangeeft: ‘Ik heb respect, begrip en mededogen gevonden, maar bots ook op racisme.’

Zinab Tousoun**:** Ik ben, zoals gezegd, dankbaar voor alle hulp, maar kan die discriminatie niet ontkennen. Ik heb drie jaar vrijwilligerswerk gedaan. Zelfs toen ik m’n best deed om belangeloos iets voor anderen te betekenen, kreeg ik foute opmerkingen.

Ook op publieke plaatsen, zoals in het openbaar vervoer of in ziekenhuizen, ervaar ik racisme. Soms voelt het alsof ik een indringer ben. Alsof mensen ervan overtuigd zijn dat ik hier ben om hun geld, jobs en kansen af te pakken. Maar dat moet ik nu eenmaal ondergaan. Wij zijn de gasten, Belgen de gastheren. Het is hun land.

Hoe doen uw dochters, Lilan en Nigar, het ondertussen?

Zinab Tousoun**:** Lilan studeert nog altijd. Nigar helpt een paar uurtjes per week in de cafetaria van het rusthuis. Ze is blij dat ze dat kan doen, al is het weinig. Ik hoop dat ze op termijn allebei een carrière kunnen uitbouwen. Zodat ze iedereen kunnen tonen dat ze iets kunnen, dat ze hier niet zijn om te niksen. De hulp die ons gezin kreeg van België beschouw ik als een erfschuld die we allemaal moeten afbetalen. Ook de kinderen.

Dat is toch een haast onmogelijke last voor die kinderen?

Zinab Tousoun**:** Ja. Maar het is zo.

In de documentaire worden uw dochters geconfronteerd met beelden uit het verleden. In Afrin, in Syrië, waren ze getuigen van nietsontziende bommen en doelgerichte sluipschutters. Tijdens hun vlucht moesten ze, kinderen nog, veel te lange dagen draaien in een Turks naaiatelier. Dat zijn trauma’s. Hebben ze eigenlijk wel de tijd gehad om hier op adem te komen?

Zinab Tousoun**:** Neen. Voor hen was het shock na shock na shock. Ook in België.

Zeina Alqahwaji (regisseur): Voor mij is de Syrische oorlogshorror nog steeds een trauma. Maar ik ben een volwassen vrouw. Toen de oorlog begon, had ik mijn opleiding al achter de rug en begon ik aan mijn loopbaan. Hoe moet het dan zijn voor die kinderen?

Onze tienerjaren zijn cruciaal, maar Lilan en Nigar beleefden die in oorlog, op de vlucht, in kinderarbeid. Dat is verschrikkelijk. Nu zijn ze in een compleet nieuw land terechtgekomen, met een nieuwe taal en cultuur.

En dat terwijl ze hun eigen achtergrond eigenlijk niet kennen. Dat snijdt zó diep. Vooral bij Nigar voelde ik dat. Het lijkt dat ze ergens verdwaald is, vastzit, maar het probeert te negeren. Ze heeft geen hoop meer.

Nigar werd van school naar een VDAB-opleiding gedirigeerd. Zij dacht dat ze nog terug kon naar de les, maar dat bleek niet zo te zijn. Ze moest werken, maar toen ze haar opleiding verkoop afgerond had, sloeg covid toe.

Zinab Tousoun**:** Twee jaar lang heeft ze niets gedaan. Kon ze niets doen. Ze kon niet meer studeren, maar ook niet werken. Ze werd depressief. Ze kreeg de ene klap na de andere.

Lilan vertelt dan weer dat ze droomt van een wetenschapsopleiding, van een toekomst als dierenarts. Maar ze kampt met een jarenlange achterstand. Dus is ze in het beroepsonderwijs geparkeerd.

Zeina Alqahwaji: Lilan droomt nog en probeert door te zetten, maar ze zit niet op het juiste spoor. Ik vrees dat ook zij op een bepaald moment op het punt van Nigar zal komen.

Het is wat ook in alle andere afleveringen terugkomt: als nieuwkomers op de arbeidsmarkt lijkt het alsof je al je dromen moet opgeven.

Zinab Tousoun**:** Ik heb het soms het gevoel dat mijn kinderen voor mijn ogen verwoest worden. Omdat ze niet kunnen doen wat ze willen. Ik denk er soms over na om elders heen te gaan. Ik heb zelfs al overwogen om terug te keren naar Syrië. Depressies zijn ons gezin binnengeslopen. Er wordt wel eens over zelfdoding gepraat. Ik zie hetzelfde gebeuren bij de kinderen van gelijkaardige gezinnen.

Dat is ontzettend heftig. Ook omdat elke migrerende ouder hetzelfde zal zeggen: ik doe het voor mijn kinderen.

Zinab Tousoun**:** Tuurlijk doe je het voor het je kinderen. Maar eens je het ene conflict ontvlucht bent, beland je in het andere. Ook hier staan we onder druk. Ik wil mijn kinderen niet zien lijden. Ik had gehoopt dat het anders zou lopen.

Aan het begin van ons gesprek, zei u dat het goed met u ging…

Zinab Tousoun**:** Dat klopt dus niet helemaal. (Stiller) Ik ben niet gelukkig. Ik heb gedaan wat moest: ik heb de taal geleerd, ik heb werk gezocht, ik werk bijna fulltime. En toch draait het niet. Toch voel ik nog altijd een oordeel.

Ik geef een voorbeeld: mijn zoon, die in zijn vijfde jaar elektriciteit zit, wil voor een rijbewijs gaan. De rijopleiding is duur, maar ik mag niet in schijven betalen. Onze maatschappelijk assistent zegt: ‘Dan moet hij maar stoppen met studeren en gaan werken.’

Huh? Hij is een prima student, behaalt volgend jaar zijn diploma. Waarom zou hij dat moeten weggooien? Maar als ik dat opwerp, is de volgende opmerking: ‘Maar waarom hebben jullie een auto nodig?’ (Zucht) Niet om rond te toeren, hé. We zijn een gezin van vijf, ik doe alle boodschappen met de fiets.

Ik woon hier nu zeven jaar, werk er al drie, iedereen rondom me heeft een auto. Hebben wij daar dan geen recht op? Mag ik nog altijd niets voor onszelf beslissen? Blijkbaar niet. Zulke voorvallen geven me stress en maken me boos.

Is dat de reden dat u wilde meewerken aan deze documentaire?

Zinab Tousoun**:** Ik wilde me vooral openstellen voor de Belgische samenleving. Om te tonen hoe we leven, wat onze obstakels zijn. Misschien kan dat het oordeel van Belgen over mensen zoals ons bijstellen.

Zeina Alqahwaji: Voor mij was het een opportuniteit om deze film te maken. Maar nu de documentaire klaar is, ben ik vooral blij dat ik de aandacht kan richten op de issues van jonge mensen zoals Lilan en Nigar. Ze verdienen een tweede kans. Ze zijn nog jong, proberen de taal onder de knie te krijgen, zich aan te passen. Er is geen excuus om hen geen kans op een betere toekomst te geven.

© Marijn Sillis

Zinab Tousoun en Zeina Alqahwaji.

© Marijn Sillis

U had hier in 2017 al gestudeerd, Zeina, aan de Luca School of Arts. U bent teruggekomen om deze film te maken. Wat nu?

Zeina Alqahwaji: Ik heb lange tijd gehoopt dat de situatie in Syrië zou veranderen. Maar het wordt alleen maar erger. Dus heb ik beslist om hier te blijven.

U staat nu dus zelf aan het begin van een zoektocht naar werk?

Zeina Alqahwaji: Ik denk dat ik ook naar de VDAB moet, ja (lacht). Toen ik hier studeerde, leefde ik in een soort bubbel. Nu is die onbevangenheid weg. Ik hoop dat ik een carrière kan maken in de filmsector, maar ik moet toegeven dat ik bezorgd ben, zelfs bang. In vergelijking met Zinab heb ik wel het voordeel dat ik geen gezin te onderhouden heb.

U hebt de familie van Zinab maandenlang gevolgd. Heeft hun traject u iets geleerd?

Zeina Alqahwaji: Ik weet het niet. Tijdens de opnames had ik vooral stress voor het filmproject. Maar als ik nu terugblik… (denkt na) Ik denk dat ze beter behandeld hadden kunnen worden.

Het is natuurlijk niet zwart-wit. Het positieve is dat ze vandaag veilig zijn. Dat is een begin. Alleen lijkt het systeem zo ingewikkeld. Als buitenlander kan je amper begrijpen wat je precies moet doen. Op een bepaald moment weet je helemaal niet meer waar naartoe. Zelfs Belgische vrienden – als je die al hebt – kunnen je vaak niet helpen met die vragen. Het kan verwarrend zijn. Niet iedereen heeft zicht op zijn rechten.

Zoals Zinab in de openingsscène van uw film zegt: België is de moeder aller administraties. Stel dat jullie morgen op de koffie mogen bij de minister van Werk of Integratie: welk advies zouden jullie geven?

Zinab Tousoun**:** Zet mensen niet constant onder druk. Ik durf te zeggen dat Nigar haast uit school naar de VDAB is geduwd. Ze moest werken, werken, werken. En toen was er covid-19. Er werd iets van haar verwacht dat onmogelijk was.

Tegelijkertijd was er de stress dat de financiële ondersteuning van de ene op de andere dag zou wegvallen. Zoiets mag je echt niet te plots doen, doe het op z’n minst geleidelijk. Ik zou ook zeggen: maak werk van racisme. Het zou nieuwkomers echt helpen om een job te vinden als ze zich wat meer welkom voelen.

Zeina Alqahwaji: Ik vind de vraag moeilijker. Ik heb het gevoel dat ik alles nog op een rijtje moet zetten. Hoewel ik al 35 ben, moet ik weer van nul beginnen. Ik heb een diploma en ervaring, maar spreek nog geen Nederlands of Frans. Uiteraard wil ik de taal leren, maar dat duurt even.

En eerlijk: in Brussel, waar ik woon, maakt niemand daar een probleem van in het dagelijkse leven. Het zit hier vol expats die geen enkele landstaal beheersen.

Maar ik ben vluchteling, geen expat. Misschien moeten we de blik op de vluchteling wat bijstellen? Meer erkenning voor opleidingen, ervaringen en eerdere loopbanen zou ons al veel vooruit helpen.

“Weg Naar Werk” is een documentairereeks van productiehuis Off World. Regisseur Annabel Verbeke werkte samen met regisseurs uit Syrië, Colombia, Georgië, Japan, Iran en Libanon. Ze volgden nieuwkomers uit Syrië, Eritrea, Iran, Oekraïne en Ethiopië. De reeks is nu te zien op Canvas.