Ivan Godfroid over Omgewoelde aarde, gedichten na de genocide in Rwanda
Ik ken Ivan Godfroid al vijftien jaar. Hij was één van de mensen die inhoud gaf aan de pogingen van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging om echt samen te werken rond Centraal-Afrika. Als je het voorrecht had om met hem het terrein op te gaan, dan zag je: die mens voelt zich hier thuis. En Ivan schreef gedichten. Die liet hij maar in mondjesmaat op de wereld los. In 1995 publiceerde hij "Omgewoelde aarde" over de Rwandese genocide. In 2011 volgde "Rookvuurkringeltaal". Over Congo. Twintig jaar na die genocide herlees ik "Omgewoelde aarde" en ga ik praten met Ivan.
Dat thuis voelen in Afrika, dat gaat heel ver terug?
Ivan Godfroid: Ik ben in Kigali geboren. Mijn vader werkte er als landmeter voor het kadaster vóór de onafhankelijkheid van Rwanda. Hij had zijn schoonouders moeten beloven daar maar één termijn van drie jaar te werken. Halverwege die periode kwam ik ter wereld. Eind december 1958, toen ik anderhalf was, keerden we terug. Het einde viel samen met de beginnende spanningen van wat later de sociale revolutie zou worden.
Mijn ouders kwamen zonder hartzeer weer, maar mijn geboorteland had bij hen onuitwisbare indrukken nagelaten.
Je groeide hier op. Hoe levendig waren je Afrikaanse roots voor je als kind?
Ivan Godfroid: Ik wist dat ik geboren was in een land dat Rwanda heette en mijn schoolmakkers keken daar van op. Maar ik kon me er weinig bij voorstellen. Na een tijd drong het tot me door hoe gedocumenteerd mijn leven was het eerste anderhalf jaar. Massa’s foto’s werden naar de grootouders gestuurd, maar toen ik vlakbij woonde was dat niet meer nodig. En Rwanda kwam constant terug in de verhalen van mijn vader. Het groeide uit tot een soort obsessie om mijn geboortegrond met mijn eigen ogen te kunnen aanschouwen.
Wanneer ging je er voor het eerst naartoe?
Ivan Godfroid: In 1979. Mijn Rwanda-verhaal had mee mijn studiekeuze bepaald. Ik deed tropische landbouweconomie en -sociologie. Voor mijn thesis had ik natuurlijk een onderwerp in Rwanda gekozen.
Ik wilde een evaluatie maken van het paysanaat van Icyanya, dat is een landbouwverkavelingssysteem waarbij de percelen van boeren zoveel mogelijk gestandaardiseerd werden om de ondersteunende diensten efficiënter te kunnen organiseren. Dat was best interessant, elke boer beschikte over 2 hectare goede grond en het hielp hen om een waardig inkomen te winnen uit hun activiteiten. Ik heb drie maanden in Rwanda gelogeerd en in 1980 deed ik dat nog eens over.
Was het een soort thuiskomen?
Ivan Godfroid: Ik ben in 1979 naar ginder gegaan met een oude foto op zak van het huis waar ik geboren was, je weet wel, van die foto’s met een gekartelde rand. Ik heb het teruggevonden. Het oogde nog net eender. Alleen was het struikje in het gazon een volwassen boom geworden. Dat was een erg fysieke manier om de draad van mijn verleden op te nemen.
Het lukte ook goed om in gesprek te gaan met de bevolking. Ik wou bij een staal van boeren enquêtes afnemen, proberen te begrijpen hoe het was om in zo’n paysanaat te leven. Mijn aanpak stond haaks op wat de projectleider deed. Die had enquêteurs uitgestuurd met een lijst erg technische vragen waarmee je onmogelijk iets kon te weten komen over de mens. Maar ik kon het niet alleen louter technisch bekijken. Ik heb dus veel met de mensen gesproken over hun dagelijks reilen en zeilen, en omdat ik geen Kinyarwanda kende liet ik me bijstaan door twee Rwandese stagiaires. Dat was geweldig, werken met leeftijdsgenoten en er samen iets uit leren. Dat was het begin.
Later, van 1986 tot 1989 heb ik er bijna vier jaar gewoond, als landenvertegenwoordiger van het toenmalige Coopibo. We voerden daar indertijd een stevig en gedifferentieerd programma uit, niet alleen in Rwanda maar ook in Congo. Ik heb in de Kivu’s toen eigenlijk de basis gelegd van het werk dat ik vandaag in Congo doe voor Vredeseilanden.
Het klinkt bijna idyllisch. Je groeit hier op met een warm besef van Rwanda als je geboorteland, je gaat er als jonge twintiger naartoe en het lukt je erg snel om te communiceren met de gewone mens in zijn dagelijks leven. Je gaat er wonen, je doet dingen die er toe doen en je hebt alle kansen om de realiteiten in het binnenland te ontdekken. Hoelang duurde het voor je dat donker randje voelde, dat later leidde tot de genocide?
De grenzen van wat leefbaar is in een overbevolkt land kwamen snel dichterbij. Ik berekende dat het in 1990 ging ontsporen.
Ivan Godfroid: Dat donker randje zat mee ingebakken in mijn thesisonderwerp. Ik werkte op het leven van de boeren en het gebruik van het land. Maar de vraag die toen al kwam bovendrijven was: hoe moet dat met de volgende generatie? De grenzen van wat leefbaar is in een overbevolkt land kwamen snel dichterbij.
Ik berekende dat het in 1990 ging ontsporen, toevallig of niet het jaar van de inval van het RPF. 1979 – 1980 was overigens een periode waarin anonieme opruiende snelschriften circuleerden. Die hadden te maken met een machtsstrijd binnen het regime van Habyarimana, tussen het noorden en het zuiden van het land. Het was een rare sfeer. Alsof er elk moment iets kon gebeuren. Er werd gefluisterd over een mogelijke staatsgreep. Blanken hadden het constant over de langen en de korten.
Ik leerde ook snel wat het wou zeggen, opgroeien in een systeem dat gebaseerd was op uitsluiting. Eén van de stagiaires waar ik het over had was Tutsi. Immaculée heette ze. Eén van de weinige Tutsi die een beurs had gekregen voor de universiteit. We hadden met ons allen foto’s van en met elkaar gemaakt. Op één van die foto’s had ik mijn arm om haar schouder. We waren vrienden, meer niet. Die foto is later een eigen leven gaan leiden en werd tegen haar gebruikt: “zie je wel, onze vriendin hier heeft echt wel andere dingen aan haar hoofd dan studeren. Die beurs van de regering is in haar geval weggegooid geld. Zij gaat toch met een blanke trouwen…”.
Pesterijen zwollen aan tot stalking, ze verloor haar beurs en heeft uiteindelijk moeten besluiten het land te ontvluchten om in Kenia een nieuw leven te gaan opbouwen. Het werd allemaal aangestuurd door Hutu-studenten die het maar niets vonden, een Tutsi met een studiebeurs.
Schreef je toen al gedichten?
Ivan Godfroid: Ik was wel met poëzie bezig. Ik had niets gepubliceerd en was dat ook niet van plan. Maar het was een manier om dingen te verwerken. Bij dramatische wendingen in mijn leven greep ik daarnaar.
Mijn vrouw werd zwanger in Kigali. Ik vond het een geweldige speling van het lot om vader te worden in mijn geboorteland. Na vijf maanden zwangerschap hebben we dat kind verloren. Een meisje. Ze is ter wereld gekomen op tweehonderd meter van de plek waar ik geboren was. Ze was nog niet levensvatbaar. Poëzie was de enige manier om dat te verwerken. Maar het was nooit de bedoeling om publiek iets met gedichten te doen.
In 1992 belandde je, na een paar jaar in de Filipijnen als vertegenwoordiger van 11.11.11, op de hoofdzetel van Coopibo als Afrika-desk, onder meer verantwoordelijk voor Rwanda. Het was volop oorlog. In april 1994 barstte de genocide los.
Ivan Godfroid: Op 6 april rond halfnegen ’s avonds rinkelde de telefoon. Mijn opvolgster in Rwanda meldde me dat het vliegtuig van de president zopas was neergeschoten. Dat is het laatste wat ik in de lange erop volgende weken van haar hoorde. We waren doodsbang over het lot van onze Rwandese collega’s. Prisca was Tutsi, Marie Goretti was van gemengde afkomst. Ze waren dus alle twee een doelwit voor de moordenaars.
We hadden er op gerekend dat ze door de ambassade zouden ontzet worden, omdat ook iedereen die met Belgen in verband werd gebracht geviseerd werd, maar dat is nooit gebeurd. Ze konden hen niet lokaliseren. Na de terugtrekking van de Belgische expats en blauwhelmen en de sluiting van onze ambassade viel alle hoop op contact met hen ook weg. Ik ben nog verschillende keren hoopvol naar Neder-Over-Heembeek gereden waar de gerepatrieerden uit Rwanda aankwamen. Maar geen enkel nieuws over hen. Ze hebben gelukkig allebei de genocide overleefd.
Als noord-zuidbeweging zaten we met de handen in het haar. We wisten niet wat doen in het aanschijn van een catastrofe van die orde. We besloten een verkennende delegatie te sturen van twee personen. Mij werd gevraagd er deel van uit te maken. Ik heb niet getwijfeld. Half mei zijn we vertrokken. Als Belg kon ik toen Rwanda niet binnen, Belgen werden immers ook geviseerd. Ik kon alleen de door het RPF gecontroleerde gebieden in, in het Noorden van het land, en ging er met hen praten. Ik bezocht ook de vluchtelingenkampen in Tanzania, waar grote drommen mensen toestroomden, op de vlucht voor het RPF. Mijn Nederlandse collega bezocht het regeringsgebied. De getuigenissen staan allemaal in ons verslag van toen.
We waren bij de allereersten die melding maakten van grove mensenrechtenschendingen door het RPF. Dat is ons later erg kwalijk genomen.
En ondertussen schreef je?
Ivan Godfroid: De genocide raakte me natuurlijk diep. Ik was onmiddellijk na het neerhalen van Habyarimana’s vliegtuig gedichten beginnen schrijven. En mijn Grote Merenreis nog tijdens de genocide confronteerde me met gevoelens waarmee ik alleen via poëzie kon omgaan.
Massagraf
grond omgewoeld
in een seizoen
zonder regenbeklemmend stil
verzwijgt de aarde
de gedempte kreten
binnenin
Het was nog steeds niet de bedoeling daar iets publiek mee te doen. We zagen toen dat de pers zeer eenzijdig schreef over wat er gebeurde, en we zijn gestart met een eigen tijdschrift, Rondom Rwanda, met de bedoeling om meer genuanceerde informatie over het conflict te brengen dan het simplistische “Hutu vermoordt Tutsi”-verhaal. Daarin verschenen voor het eerst enkele van mijn gedichten.
Een aantal mensen moedigden me aan om er mee door te gaan. Toen kwam ik de dichter Karel Sergen tegen die me dan weer in contact bracht met Leo Peeraer van Uitgeverij P. Uiteindelijk zag Omgewoelde aarde in 1995 het licht. Er kwam een publieksvoorstelling in de Leuvense Romaanse Poort met tweehonderd mensen in de zaal. Ik was overdonderd door de respons. De gruwel had blijkbaar sporen nagelaten in het collectief geheugen.
Er kwamen interviews op radio en tv, een paginagroot artikel in Het Belang van Limburg, verschillende nationale en regionale media besteedden aandacht aan mijn bundel. Er werden enkele gedichten opgenomen in een leerboek poëzie voor het middelbaar onderwijs. Ik had dat allemaal niet verwacht. Een paar jaar later gebruikte de componist Geert Vander Straeten mijn bundel als inspiratie voor een oratorium. Er werden zes grote concerten georganiseerd, telkens tussen de 800 en 1.000 luisteraars en een uitvoering werd integraal uitgezonden door Radio 3. Het oratorium bestaat ook op dubbel-cd.
Ik vind het merkwaardig dat je je gedichten steeds in verband brengt met de grote gevoelens en de dramatische wendingen, terwijl ik ze net verstild vind. Ze staan vol met natuur, gewassen en seizoenen, en die contrasteren schril met de gruwel die je evoceert op een manier die doen denken aan Le dormeur du val, maar dan in een tropische versie.
Ivan Godfroid: De meest dramatische dingen spelen zich steeds af in een overigens volstrekt normaal kader. Het contrast tussen de twee is maar heel even samen aanwezig. Dan is het weer de normaliteit die de bovenhand neemt. Daarom moet je dat pijnmoment in beelden vatten eer het verdwijnt, om het dan nooit meer te vergeten. Want anders is het voor altijd weg. Zoals een massagraf dat in enkele weken tijd overwoekerd wordt door weelderige plantengroei en geen enkele zichtbare herinnering achterlaat aan het drama dat er zich heeft afgespeeld.
Je hebt nadien ook nog Rookvuurkringeltaal gepubliceerd bij De Draak?
Ivan Godfroid: Daarin bundel ik gedichten die in Congo in een tijdspanne van 20 jaar zijn uitgekristalliseerd, dwars door opeenvolgende oorlogen en rebellieën heen, met opnieuw dezelfde constanten: de pracht en de kracht van eenvoudige mensen in een adembenemende natuur die uiteindelijk toch het laatste woord heeft.
De bundel Omgewoelde aarde kan nog steeds besteld worden bij de betere boekhandel of bij Uitgeverij P.