Dekoloniseer de journalistiek
Journalist Anjan Sundaram: ‘Weet de wereld wat hier gebeurt?’ is altijd de eerste vraag
© Anjan Sundaram
© Anjan Sundaram
Op dit moment worden er zeker 110 gewapende conflicten uitgevochten in de wereld, maar slechts een handvol halen onze media. Nochtans biedt berichtgeving hoop aan slachtoffers, zegt auteur en oorlogsreporter Anjan Sundaram. Tegelijk pleit hij voor een dringende dekolonisering van het nieuwssysteem en voor meer respect en wederzijds vertrouwen.
In dit artikel reageren vijf journalisten op de ideeën van Sundaram.
Anjan Sundaram wordt als reizende journalist vaak en terecht vergeleken met Ryszard Kapuściński, die hij vaak citeert, en V.S. Naipaul. Of voor de Nederlandstalige lezers: met Lieve Joris en Frank Westerman.
‘Ik reis nog steeds voor mijn werk en draag de liefde voor het reizen die mijn vader mij gaf met me mee. Maar mijn reizende leven heeft me nergens naartoe gebracht’, schreef hij onlangs in een stuk voor de New York Review of Books. ‘De droom van de immigrant, die hij doorgaf, geldt niet langer als mijn bestemming.’
We beginnen het gesprek over journalistiek en dekolonisering daarom bij de journalist zelf: wie is Anjan Sundaram, als hij geen immigrant meer is?
‘Ik ben een lappendeken van heel verschillende landen, talen en identiteiten’, zegt hij. ‘Tussen mijn tien en achttien jaar groeide ik op in India, dus ik zal altijd een Indiër in het diepst van mijn gedachten blijven. Ook al heb ik daar de voorbije 25 jaar niet meer geleefd en moest ik mijn Indiase nationaliteit opgeven.’
‘Ik was getrouwd met een Frans-Canadese vrouw en Frans blijft de taal waarmee ik met mijn dochter praat. De dagelijkse taal waarvan ik me nu in Mexico bedien, is uiteraard Spaans. Je bent altijd de optelsom van brokken verleden, en migratie is nooit een aftreksom. Ik behoud mijn Indiase verleden, mijn opleiding aan de universiteit van Yale, mijn huwelijk, mijn jaren in Centraal-Afrika ... En dat verrijkt mijn verhalen.’
Wat is vandaag uw bestemming?
Anjan Sundaram: ‘Ik denk dat het de zoektocht naar persoonlijke waardigheid is. De immigrant die mijn vader was, was op zoek naar betere kansen en perspectieven dan die hij in zijn geboorteland kon vinden. Daarvoor keek hij naar het Globale Noorden: daar was het geld, daar waren de bedrijven die carrièrekansen boden. Mijn kompas is eerder op het Globale Zuiden gericht. Misschien omdat ik daar niet meteen gekeurd en beoordeeld wordt zoals in het Noorden. Mijn bestemming is de periferie, want daar vind ik ruimte, vrijheid en waardigheid. Voor mijn vader was migratie een noodzaak, voor mij is het een keuze. En misschien wordt het dat ooit voor iedereen met dromen en ambities.’
Anjan Sundaram als auteur
Stringer: A Reporter's Journey in the Congo (2014) neemt de lezer mee naar de binnenkant van Kinshasa en op een meeslepende reis naar het morsige conflict om Congo’s grondstoffen in het oosten.
Bad News: Last Journalists in a Dictatorship (2016) is het resultaat van enkele jaren lesgeven aan Rwandese journalisten.
Breakup: A Marriage in Wartime (2023) bevat zowel zijn reportages in de door burgeroorlog en etnische zuiveringen geteisterde Centraal Afrikaanse Republiek, als het relaas van het einde van zijn huwelijk.
Sinds enkele jaren woont hij in Mexico en bericht hij over het extractieve en drugsgeweld daar voor grote Noord-Amerikaanse media.
Journalistiek is een gezegend beroep
U bent van een Indiase opperkaste, u was een succesvolle student hogere wiskunde aan de universiteit van Yale en u kreeg het aanbod om bij Goldman Sachs aan de slag te gaan. Maar als 22-jarige beslist u om uw studie stop te zetten en zonder ervaring een enkeltje Kinshasa te kopen, om daar als journalist te gaan werken. Dat is ongeveer hetzelfde als van een hoge klif springen. Wat was uw probleem?
Anjan Sundaram: ‘(lacht) Ik had rijk en succesvol kunnen worden! Wat kan ik zeggen? Ik wilde verhalen vertellen. Ik was verliefd op schrijven. En wellicht was ik tegelijk gek en naïef, maar toen voelde dat niet zo. Rond verhalen en schrijven werd net zo goed een economie gebouwd als rond andere diensten of producten. Daarbij is er veel geld voor verhalen waar veel vraag naar is, en haast niets voor al die andere. Maar dat besefte ik toen nog niet.’
‘Wat me twintig jaar later nog altijd inspireert en drijft, is niet de positieve kritiek of het succes van de boeken, maar de mensen die ik ontmoet. In oorlogszones, in dictaturen, in dorpen die etnisch gezuiverd worden en in zones die door drugskartels gecontroleerd worden, kom ik mensen tegen die weigeren op te geven. Dat motiveert mij om hun verhalen te blijven vertellen. En ik beschouw het nu als een privilege om met hen te kunnen werken. Journalistiek is een gezegend en diep menselijk beroep.’
Kleine, ultieme bron van hoop
In uw boek Stringer schrijft u dat de wereld van het nieuws er van buitenaf ordelijk en gezaghebbend uitzag, maar verwarrend bleek eens u er was binnengestapt. Toch bent u journalist gebleven.
Anjan Sundaram: ‘Het begon wellicht bij een interview met Ryszard Kapuściński in Granta Magazine, dat ik als 21-jarige las. Kapuściński reisde in de jaren ‘60 naar eigen zeggen “van revolutie naar staatsgreep, en van de ene oorlog naar de andere” en was dus ooggetuige “van geschiedenis terwijl ze gemaakt werd”. Tegelijk verbaasde hij er zich over dat hij op al die plaatsen geen verslaggevers ontmoette. Op zijn eigen vraag, waar die schrijvers dan wel waren, antwoordde hij na zijn terugkeer in Europa: “Ze waren thuis en schreven verhalen over de jongen, het meisje, het lachen, de intimiteit, het huwelijk.” Kapuściński’s ervaring en verzuchting, klikte met mijn eigen verlangen naar reizen, de wereld ontdekken en daarmee de kost verdienen. En ook met mijn vraag naar wat er zich allemaal afspeelde op die plekken waarover we nooit iets vernamen. En waarom het daar zo stil overbleef.’
Waarom is het zo belangrijk te berichten over verzwegen oorlogen en onzichtbaar lijden? Wat hebben dorpelingen in Congo eraan dat iemand in Brussel of New York op de hoogte is van hun ellende?
Anjan Sundaram: ‘Ik ben vaak diep in conflictgebied geweest, waar mensen dorpen moesten ontvluchten omdat hun huizen waren verwoest. Ze waren hongerig en hun kinderen waren ziek. Toch was hun eerste vraag meestal niet om eten of medicijnen, maar: “Weet de wereld wat hier gebeurt?” Blijkbaar was dat ook de vraag die de overlevenden van concentratiekampen stelden toen ze bevrijd werden door geallieerde soldaten. Weten mensen het?’
‘In de diepe duisternis van oorlog en vervolging is het loutere feit “dat mensen het weten” een kleine en misschien ultieme bron van hoop. De hoop dat de mensheid dit toch niet zal laten gebeuren. Of dat er tenminste iemand zal opstaan en het geweld zal aanklagen of het proberen te stoppen.’
De kans dat een oorlog stopt omdat wij erover berichten is toch klein?
Anjan Sundaram: ‘De levens van heel kwetsbare en onzichtbaar lijdende mensen zichtbaar maken, is een minimale manier om hen recht aan te doen. Het laat ook toe om, tegen de achtergrond van de gruwelijkste misdaden en de diepste angst, de mooiste kanten van de mens te tonen.’
‘Bovendien zijn de landen waarin ons publiek leeft vaak mee verantwoordelijk voor het geweld waaronder deze mensen leven. Veel van de grondstoffen waarvoor strijd geleverd wordt, zoals diamanten, kobalt en lithium, eindigen als consumptiegoederen in onze winkels. Daardoor ontstaat de verantwoordelijkheid en zelfs de morele plicht om hun verhalen onder ogen te zien én te vertellen.’
‘Elke mens is fundamenteel gelijk aan elke andere mens, ongeacht in welk land ze wonen of hoe ver hun leven zich van het onze afspeelt. Iedereen heeft recht op menselijkheid en op de erkenning van hun verhaal. Dat geloof drukken we uit als we de verhalen van geweld tegen mensen in het Globale Zuiden vertellen aan lezers en beleidsverantwoordelijken in het Globale Noorden. Daarmee bestrijden we het verschil in menselijkheid tussen wie dichtbij of veraf woont. En we vergroten de kans dat de politieke macht en financiële middelen, die nog altijd overwegend in het Noorden liggen, ingezet worden om de menselijkheid van iedereen in het Zuiden te verdedigen.’
Koloniaal nieuwssysteem
Het machtsverschil tussen Noord een Zuid speelt ook in de mediawereld, schreef u in uw doctoraat. Wat bedoelt u daarmee?
Anjan Sundaram: ‘In dat doctoraat heb ik inderdaad het koloniale karakter van het mondiale nieuwssysteem blootgelegd. De verhalen over het Globale Zuiden worden immers nog altijd verteld door media uit het Globale Noorden.’
‘In koloniale tijden werden koloniale ambtenaren naar de zogenaamd perifere gebieden uitgestuurd. Hun opdracht bestond erin om grondstoffen te ontginnen en die naar de koloniserende landen te vervoeren waar ze de economie konden verrijken. Maar de landen van oorsprong of de mensen die de ontginningen deden, werden niet of onvoldoende vergoed voor hun rijkdom of werk.’
‘Er zijn duidelijke parallellen met het nieuwssysteem waarin westerse nieuwsagentschappen correspondenten of reportagemakers uitsturen naar de periferie. Zij doen aan extractie van informatie en verhalen, waarbij ze beroep doen op het werk dat lokale journalisten al jaren verrichten. Ze brengen die verhalen terug, ondertekenen die met hun naam, ontvangen er een goed loon voor én eventueel een Pulitzer of andere prijs.’
Wat is er nodig om de nieuwswereld te dekoloniseren?
Anjan Sundaram: ‘Waarom laten we eigenlijk toe dat het mondiale nieuws gemonopoliseerd blijft door westerse media- en nieuwsagentschappen? Waarom nemen opkomende economieën als India, Zuid-Afrika, Nigeria, Singapore en China niet veel meer initiatief om zelf agentschappen op te richten en zelf verhalen te vertellen over wat er in hun continent gebeurt? De kranten in India, Zuid-Afrika of Mexico nemen nog altijd berichten over Azië, het Midden-Oosten of Afrika over van de BBC, Reuters of The Guardian, in plaats van zelf verhalen te zoeken, te begrijpen en te vertellen. Het resultaat is een nieuwsuniversum dat overwegend koloniaal, racistisch en klassegebonden blijft, en een mediaeconomie die gebaseerd blijft op ongelijkheid wat de waarde van mensenlevens betreft.’
‘Kritiek op de westerse media en hun vooroordelen is goed, maar het zou beter zijn om eindelijk aan alternatieven te bouwen. Westerse media kunnen daartoe bijdragen door overdracht van kennis en middelen. Aziatische alternatieven zullen niet per se vrij zijn van vooroordelen of racisme, maar een veelvoud aan perspectieven is beter dan een monopolie op nieuws. En het dwingt die opkomende landen om hun eigen vooroordelen aan te pakken in plaats van zich enkel te blijven wentelen in kritiek op het Westen.’
‘In 2016 produceerde ik bijvoorbeeld Deciphering India, een tv-serie over India. Maar toen ik hetzelfde mediabedrijf in Singapore voorstelde om een serie Deciphering America te maken, kreeg ik als antwoord: “Waarom doe je niet iets over Aziatische ondernemers in Amerika? Of over Indiërs in Amerika?” Het idee om de Verenigde Staten te benaderen en te coveren zoals Amerikanen Azië verslaan, botste op een njet. Aziaten vinden al snel dat ze de kennis of de autoriteit ontberen om een westerse samenleving te analyseren. We moeten af van die psychologische barrière waarbij Aziaten toestemming willen van het Westen om het over hen te hebben. Westerse journalisten voelen zich nooit geremd door gebrek aan kennis of toestemming. We moeten dat niet imiteren, maar het beter doen. Het Globale Zuiden moet met meer durf en zelfvertrouwen het nieuws veroveren.’
Is het wel een oplossing om media uit de oude koloniale machten in het Globale Noorden te vervangen door media uit de opkomende machten in het Globale Zuiden. Waarom focussen we niet meteen op de journalisten in bijvoorbeeld Congo, Rwanda, of de Centraal Afrikaanse Republiek?
Anjan Sundaram: ‘Uiteraard. Er moeten alleen bruggen gebouwd worden tussen lokale journalisten en een mondiaal publiek. We spreken – ook figuurlijk – andere talen, er gaapt een kenniskloof tussen de expert ter plaatse en het slecht geïnformeerde publiek elders. Een heel belangrijke stap is om de samenwerking met die lokale journalisten systematisch en gelijkwaardig te maken door hen onder andere beter te vergoeden én door hen te vermelden als medeauteurs. Dat kan een tussenstap zijn op weg naar een echt nieuwe machtsverhouding in de internationale mediawereld. Veel westerse journalisten vrezen natuurlijk dat ze daardoor zelf irrelevant of overbodig zullen worden, al denk ik niet dat het zo’n vaart zal lopen.’
Ondersteunen van lokale journalisten
Samenwerken met lokale journalisten wordt soms ook bemoeilijkt door de druk waaronder die journalisten werken. Autoritaire regimes gebruiken allerlei manieren om kritische journalistiek onmogelijk te maken, van censuur over financiële druk tot collaboratie. Dat beschrijft bijvoorbeeld de Rwandese journalist Samuel Baker Byansi in From Watchdogs to Traitors, zijn persoonlijke verhaal waarvoor u het voorwoord schreef.
Anjan Sundaram: ‘Die tactieken komen niet alleen voor in uitgesproken autoritaire staten als Rwanda. Ze behoren intussen ook tot het draaiboek van de Indiase regering, die er alles aan doet om buitenlandse financiering van media of middenveld tegen te houden. Reden te meer om die internationale samenwerking na te streven, vol te houden en zichtbaar te maken. Want, zeker in zulke omstandigheden lijkt de keuze voor een journalistieke loopbaan onverstandig en irrationeel. Toch blijven mensen dat doen, waardoor iets wezenlijks over de menselijke geest zichtbaar wordt. We weten dat een getuigenis het verschil kan maken, dat daders zich erdoor gezien en gecontroleerd voelen. En dat geldt zowel in oorlogssituaties, bij bendegeweld als bij huiselijk geweld.’
‘Maar de prijs van een getuigenis kan enorm zijn. Alleen al in Rwanda betaalden ongelooflijk veel journalisten hun werk met hun leven, met marteling of moesten ze het land ontvluchten. De natuurlijke reflex is dan om jongeren af te raden het pad van de journalistiek te kiezen. Maar een veel betere reactie is het bouwen van netwerken en gemeenschappen rond journalisten. Hen steunen, beschermen en verdedigen. Wie alleen staat tegenover een repressieve macht is eraan overgeleverd. Met de steun van gelijkgezinden ben je sterker én veiliger. Er zijn al zulke organisaties, zoals het Committee to Protect Journalists of Reporters sans frontières, maar daarnaast is er ook behoefte aan meer fondsen om het moeilijk onderzoekswerk mogelijk te maken en eerlijk te vergoeden. Hoe zorgen we er anders voor dat freelanceonderzoeksjournalistiek een leefbaar beroep blijft?’
Journalist als bruggenbouwer
Onlangs sprak ik met de Afghaanse cineast Ilyas Yourich over zijn film Kamay. Daarin speelt de oorlog op de verre achtergrond, terwijl de camera heel dicht bij de familie blijft die een dochter verloren heeft door zelfmoord. Yourich maakte die keuze omdat alle verhalen over Afghanistan geobsedeerd waren door oorlog, bezetting, extremisme en verdrukking. Zijn boodschap is dat je de menselijkheid van al wie onder de radar van het internationale nieuws blijft niet enkel herstelt door hun lijden in beeld te brengen, maar ook door belangstelling te hebben voor hun levens, hun liefdes, hun dromen, hun kleine en grote tragedies.
Anjan Sundaram: ‘De aandacht richten op het feit dat mensen slachtoffer zijn van geweld of verdrukking, ís een daad van liefde. En als dat geweld mee veroorzaakt wordt door het Globale Noorden, is er zelfs sprake van een plicht om het daarover te hebben. Het antwoord is dus niet om conflict en lijden buiten beeld te houden, maar net om, midden de drama’s die miljoenen mensen treffen, aandacht te hebben voor de menselijkheid, de moed en de solidariteit van de slachtoffers. Je moet de mensen niet reduceren tot slachtoffers, noch verheerlijken als helden. En journalistiek mag de realiteit niet verbloemen, noch op ongezonde wijze op zoek gaan naar sensatie in de gruwel.’
‘Ik koos er ook voor om mezelf mee in het verhaal te plaatsen. Grote media zijn ervan overtuigd dat hun publiek geen relatie kan aangaan met mensen en gemeenschappen, Congolezen of inheemse Mexicanen, in verre en onbekende landen. Ze zijn te anders, te exotisch of te gevaarlijk. Om dat op te lossen, is een verteller met wie ze zich wel kunnen identificeren een mogelijke brug tussen realiteit en lezer.’
Journalisten zijn altijd actoren, zelfs als ze dat niet willen zijn. Na een hartverscheurend interview met de moeder van een door het Indiase leger vermoordde jongen in Kasjmir, zei de Kasjmirse collega die me ooit begeleidde: ‘Ik wou dat we deze vrouw met rust gelaten hadden. De wonde van het verleden is nu weer helemaal opengereten. En het zal haar niet helpen.’
Anjan Sundaram: ‘Dat is een wezenlijk dilemma, maar het antwoord is niet dat je onder geen beding oude trauma’s opnieuw mag opwekken. Wel dat je er heel omzichtig en respectvol mee moet omgaan. Je moet een duidelijke toestemming krijgen om in het gehavende leven van anderen binnen te treden én je moet het achteraf met zorg overbrengen. De man of vrouw tegenover je kan ook heel bewust de keuze maken om zijn of haar trauma te delen, niet om er zelf beter van te worden, maar omdat het een breder lijden zichtbaar maakt. Misschien zelfs in de hoop dat als dat lijden gezien wordt iemand er iets aan wil doen.’
‘In zijn sterke essaybundel De Ander uit 2006 schrijft Kapuściński dat de niet-westerling nog altijd gezien wordt als vreemd en bedreigend, als een onderwerp van ons onderzoek, maar niet als een partner in het vormgeven van de wereld. Hij brengt daarin hulde aan al die mensen die gezien worden als vreemden, maar voor hem wel de deur van hun huis en hun leven openden. Dat gevoel van dankbaarheid heb ik ook voor al die mensen die me onderweg hun vertrouwen schonken, ook al kenden ze me niet of nauwelijks. Die hun kwetsbaarheid met me deelden, en mijn kwetsbaarheid toelieten. In zekere zin is het werk dat we doen sacraal, net omdat er zo veel diepe menselijkheid en vertrouwen mee gemoeid is.’
Rode lijnen
Soms wordt dat vertrouwen ook misbruikt om sensatie te creëren, of om het ego van de journalist op te blazen. Onder het mom van berichtgeving uit oorlogsgebied is er best veel poverty porn in de media.
Anjan Sundaram: ‘Uiteraard. Het doet me denken aan een reportage die de Nederlandse Renzo Martens over de oorlog in Tsjetsjenië maakte. Daarin gaat hij langs bij families die hun zonen verloren hadden, en vraagt hen vooral of het niet ongelooflijk moedig en knap is dat hij dat werk als journalist doet. Hij maakt een ongenadige parodie van de sexy oorlogscorrespondent en klaagt daarmee precies aan wat je zegt. De armoede- en geweldporno draaien niet om onzichtbare slachtoffers, maar om al te zichtbare sterreporters. Als journalisten moeten we onze eigen kleine kanten onder ogen zien, en delen met het publiek dat we bereiken, omdat we zo de menselijkheid van de anderen ook toegankelijk kunnen maken.’
‘De klassieke journalistiek handhaaft een hoge muur tussen journalist en publiek, terwijl ik vind dat we veel transparanter moeten zijn over onze eigen motieven, twijfels en mislukkingen. Als we op het terrein gaan en mensen vragen om zich eerlijk en kwetsbaar op te stellen door hun verhaal te vertellen, moeten we dat als makers ook doen.’
Wie de realiteit en gevolgen van oorlog en geweld zichtbaar wil maken, bevindt zich zelf vaak in de gevarenzone. U bent er altijd zonder veel kleerscheuren uitgekomen. Is dat omdat u een duidelijke rode lijn hanteert?
Anjan Sundaram: ‘Toen ik als 22-jarige vanuit Congo berichtte, was ik roekelozer dan vandaag. Ik moest nog leren waar die rode lijnen zich bevinden en heb dus veel risico’s genomen. En ik heb veel geluk gehad dat ik het er levend vanaf heb gebracht. Vandaag oriënteer ik me vooral op het oordeel van de lokale gemeenschap. Als die aangeeft dat het niet oké is om te komen, dan ga ik niet. En als ik er ben, dan hou ik me aan de grenzen die de mensen daar aangeven. Ik ga daarover wel eens in discussie, maar uiteindelijk beslissen zij hoe ver ik kan gaan. Hun oordeel maakt het veiliger, al is dat niet absoluut, want veel van de gemeenschapsleiders worden zelf ook vermoord.’
‘Journalistiek is ook levenslessen leren van de mensen die je beschrijft en leert kennen, en waarmee je een stuk van je leven deelt. En het is onderweg pareltjes van wijsheid oprapen. Zoals dit citaat van de Congolese rumbazanger Kofi Olomide, die ik nooit ontmoette maar veel beluisterde: “Het leven neemt de lift / de waarheid neemt de trap, maar komt er ook.”’
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in