Karlijn Demasure is directeur van het Centrum voor de Bescherming van Kinderen, dat aan de Gregoriana Universiteit in Rome opgericht werd naar aanleiding van de misbruikschandalen in de kerk. Een gesprek over een theologie van de aanraking en Maria Magdalena, maar ook over de schande en de schaamte van de kerk.
Toen Karlijn Demasure in de vroege jaren zeventig aan haar eerste studie godsdienstwetenschappen begon, vertelde de toenmalige decaan van de Leuvense faculteit haar dat vrouwen de eerste veertig jaar niet op belangrijke of echt verantwoordelijke posities binnen de kerk mochten rekenen. Dat vond hij jammer, maar hij was er helaas wel van overtuigd.
De man kon niet vermoeden dat de studente uit West-Vlaanderen, wie hij deze vaderlijke waarschuwing gaf, bijna exact veertig jaar later gevraagd zou worden een centrum aan de belangrijkste theologische instelling voor de Katholieke kerk te leiden. Nog minder kon hij vermoeden dat het centrum opgericht zou worden om te zorgen voor meer inzicht in en een betere aanpak van seksueel misbruik binnen de kerk.
Achteraf vraagt een mens zich wel af waarom een studente met veel potentieel en een gezonde dosis ambitie bij zo’n mededeling niet meteen de eerste trein westwaarts nam, op zoek naar een omgeving waar ze wél ernstig genomen werd. Op die vraag bestaat echter geen kort antwoord.
‘Ik ben na die studies wel twintig jaar lang met andere dingen bezig geweest. Ik heb vier jaar in Bwamanda, Congo gewerkt en daarna ben ik een aantal jaren thuisgebleven bij de kinderen. Toen ik in theologie ging doctoreren, was de toestand al sterk veranderd. En met dat doctoraat ben ik westwaarts getrokken, tot in Ottawa, Canada, waar ik aan de Saint Paul-universiteit decaan werd van zowel de faculteit Filosofie als die van Menswetenschappen.’
Laat duizend psalmen bloeien
‘De bevrijdingstheologie is ook een deel van de kerk. De feministische theologie is ook een deel van de kerk.’
‘Ik heb in de kerk altijd kunnen doen wat ik wilde doen’, antwoordt Demasure op de vraag hoe moeilijk het is om het als vrouw in de kerk vol te houden. Ze kan toch niet ontkennen dat de kerk er tegenover vrouwen een discriminerende theologie op nahoudt? ‘Dat klopt als je, zoals iedereen altijd doet, op de hiërarchische kerk inzoomt, op het machtsinstituut. Maar de bevrijdingstheologie is ook een deel van de kerk. De feministische theologie is ook een deel van de kerk. Voor mij is de kerk het volk van God, en dat is veel geschakeerder en rijker dan de hiërarchie. Door de vraagstelling telkens te verengen, spelen de media dat discriminerende discours zelfs in de kaart, want ze behandelen het als het enige legitieme spreken van de kerk.’
Karlijn Demasure komt er in de loop van het gesprek telkens op terug: de kerk is niet de clerus, niet de hiërarchie, niet het instituut. Of toch niet uitsluitend. Daarin toont ze zich een katholiek van de generatie van het Tweede Vaticaans Concilie en de jaren toen de ramen van de duffe kerk wijd opengegooid werden.
Dat aggiornamento heeft echter niet lang geduurd en tegen het einde van de jaren zestig was de katholieke culturele revolutie alweer grotendeels voorbij. De restauratie die ingezet werd onder paus Paulus VI en systematisch doorgevoerd werd onder Johannes Paulus II maakte duidelijk dat het volk van God veelkleurig kan zijn, maar dat de klerikale kerk nog altijd de lakens en de hosties uitdeelt. Toch?
Demasure: ‘Dat is waar, maar tegelijk heeft zowel de bevrijdingstheologie als de feministische theologie zich toch kunnen ontwikkelen binnen de kerk. Uiteindelijk waait de geest waar hij wil. Ik claim daarom mijn toebehoren tot de katholieke kerk, maar evengoed mijn feministische opvattingen. Ik laat mijn denken niet bepalen door dogmatici binnen de kerk, maar evenmin door degenen die aan de zijlijn staan en willen dicteren hoe christenen moeten denken en leven.’
Laat de slachtoffers tot mij komen
‘In Afrika of in India is het al moeilijk om een open gesprek te hebben over seksualiteit, laat staan over misbruik.’
In 1996 kreeg Karlijn Demasure incestverhalen te horen van meisjes aan wie ze les gaf. ‘Ik gaf godsdienst en vond dat de kerk een belangrijke rol te spelen had in het opvangen van slachtoffers en het aanpakken van seksueel geweld in het gezin.’
‘Zodra ik daarmee aan de slag ging, kwamen al snel verhalen die niet alleen over misbruik in het gezin gingen, maar ook over misbruik door priesters. Dat leidde tot artikels, een boek, een interview in Tertio, lezingen voor mensen die in de pastoraal werkten en seminaristen…’
Het Centrum voor de Bescherming van Kinderen, dat Demasure nu leidt, heeft over heel de wereld partners: in India, Indonesië, Ghana, Kenia, Polen, Italië, Duitsland, Ecuador, Argentinië. ‘Die internationale samenwerking is belangrijk,’ zegt Demasure, ‘omdat signalen over seksueel misbruik erg variëren naar gelang van de culturele context. Ook de manier waarop de kerk omgaat met misbruik varieert heel erg. Op een aantal plaatsen zit men toch nog in de fase van de ontkenning, zowel binnenkerkelijk als maatschappelijk. In Afrika of in India is het bijvoorbeeld al moeilijk om een open gesprek te hebben over seksualiteit, laat staan over misbruik. Tijdens een cursus die ik deze zomer gaf aan een aantal priesters in Tsjaad, kreeg ik in eerste instantie te horen dat seksueel misbruik of incest niet bestaan, terwijl we weten dat hett universeel voorkomende problemen zijn.’
Als ik vraag of het systeem van misbruik in de kerk vooral te verklaren is door machtsmisbruik, onderdrukte seksualiteit, of nog wat anders, vindt Demasure het toch belangrijk wat nuance aan te brengen. ‘Je moet voorzichtig zijn voor je spreekt over “een systeem van misbruik”. De vaststelling is dat de prevalentie van seksueel misbruik in de kerk niet significant hoger ligt dan die in gezinnen. Er is voorlopig ook nog geen wetenschappelijk bewijs voor de stelling dat het verplichte celibaat de verklarende factor is. Dat wil, voor alle duidelijkheid, niet zeggen dat er niets moet gebeuren – integendeel. Dat geldt ook voor de machtsfactor: elke organisatie is onderhevig aan machtsmisbruik. Met andere woorden: in elke organisatie moet je de systemen onderzoeken die daar spelen, en op die specifieke structuren van misbruik moet je antwoorden formuleren.’
Daders met een roeping
Karlijn Demasure voelt zich vaak wat scheef bekeken, vooral in Europa. ‘Bij ons is de secularisatie uitgemond in een houding van intolerantie tegenover gelovigen’, zegt ze. Dat is in Canada helemaal anders: ‘Daar kan je op een heel gewone manier over geloof en God spreken. In Congo gaat dat uiteraard ook vlot, God zit daar altijd mee aan tafel.’ Die achterdocht tegenover religie ziet Demasure ook uitgedrukt in een groeiend verschil tussen kerkelijke en maatschappelijke ethiek.
Wanneer de samenleving veel meer openheid aan de dag legt voor allerlei seksuele relaties en gezinssituaties dan de kerk aanvaardbaar acht, dan zou je toch ook verwachten dat de kerkelijke reactie op seksueel misbruik door haar eigen, gewijde bedienaren veel strenger zou zijn dan die van de samenleving. Het tegendeel is echter het geval.
Demasure: ‘Dat klopt. En dat is dan ook de schande en de schaamte van de kerk. Dat juist degenen die een strenge moraal prediken zich daar zelf niet aan houden. Al moeten we blijven herhalen dat het misbruik toch door een relatief klein aantal mensen van de clerus gepleegd is, niet door allemaal.’ En hoe hemeltergend de misdaden van die klerikale minderheid ook zijn, ze breken het geloof of het vertrouwen van Demasure in de brede kerk niet.
‘Voor mij zijn de daders exact dat: daders, geen heilige mannen van wie ik bovenmenselijke verwachtingen had. Dat neemt niet weg dat ik fundamenteel ontgoocheld ben in het gedrag van de mannen die juist een voorbeeldfunctie zouden moeten hebben.’
Naar aanleiding van alle ervaringen met seksueel misbruik heeft haar centrum een werkgroep opgezet om te onderzoeken welke gevolgen dat misbruik heeft voor de theologie. ‘Als we geloven dat God zich ook in de geschiedenis openbaart, dan moeten we de vraag durven stellen wat we leren uit die geschiedenis, ook voor de belangrijke punten van ons geloof.’
Noli me tangere
‘Misschien is er wel wat te zeggen voor grotere terughoudendheid tegenover mensen die we niet kennen, die niet tot onze onmiddellijke kring van familie of intimi behoren.’
Na haar aanvankelijke inzet voor incestslachtoffers, volgden jaren van actieve betrokkenheid bij allerlei initiatieven rondom misbruik in de kerk. Zo was Demasure onder andere lid van de commissie-Adriaenssens. Twintig jaar actief bezig zijn met allerlei vormen van seksueel misbruik, heeft dat een impact op de manier waarop ze zelf haar seksualiteit beleeft? In de seksuele relatie met haar man heeft het werk en hebben de verhalen geen echte impact gehad. Denkt ze. ‘Ik zou het hem eens moeten vragen.’
Maar als je erotiek ruimer definieert, dan is de impact er zeker wel. Demasure: ‘Ik ben er een stuk afstandelijker door geworden. Ik was vroeger nogal fysiek in de omgang, spontaan, maar ook uit de overtuiging dat mensen aanraking nodig hebben. Dat is zeker veranderd. Vooral omdat slachtoffers van misbruik ongevraagd of onverwacht fysiek contact vaak ervaren als een nieuwe inbreuk op hun al geschonden integriteit.’
Dat is geen uitzonderlijke reactie. Er wordt wel eens gevreesd dat België door de schok van het seksueel misbruik – van Dutroux tot Vangheluwe – overreageert en terugkeert naar een samenleving waar een zwaar taboe op lichamelijkheid en seksualiteit rust.
Demasure: ‘Dat gevaar is reëel, ja. Iemand die ik ken, geen priester, maar wel celibatair, vertelde me dat hij vroeger bij vrienden wel eens gevraagd werd om de kinderen in bad te doen als de ouders druk in de weer waren. Hij zou dat vandaag nooit meer doen, uit angst voor de verhalen, beschuldigingen, percepties. De aangescherpte aandacht voor misbruik dreigt uit te lopen op een aanrakingsarmoede, en dat hebben we in onze samenleving niet nodig. Maar misschien is er wel wat te zeggen voor grotere terughoudendheid tegenover mensen die we niet kennen, die niet tot onze onmiddellijke kring van familie of intimi behoren.’
De onzekerheid over fysiek contact en de behoefte aan aanraking vindt ook zijn neerslag in het theologische werk van Karlijn Demasure. In een nog te verschijnen artikel onderzoekt ze twee verhalen uit het Nieuwe Testament waarin de aanraking van Jezus door vrouwelijke gelovigen heel anders geplaatst wordt. In het verhaal van de vrouw die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed, gaat het om een helende aanraking. In het verhaal van de verschijning van Jezus aan Maria Magdalena, wordt de aanraking verboden – in de beroemd geworden Latijnse vertaling: noli me tangere, raak mij niet aan.
De tastzin is het zintuig dat over leven en dood gaat, leert Demasure van Aristoteles. En de filosofen Derrida en Jean-Luc Nancy, en de Belgische Luce Irigaray leveren het inzicht dat de aanraking het vrouwelijke zintuig is, tegenover zien en horen, die meer afstand creëren tussen subject en object, en daarom de voorkeur genieten van mannen.
Ze citeert ook de Amerikaanse theologe Mindy Makant, die zegt dat trauma’s die veroorzaakt werden door een gewelddadige aanraking, ook geheeld moeten worden door aanraking. Maar terwijl het geweld een ongewenste overschrijding was van de grenzen van het slachtoffer, moet de helende aanraking er komen op verzoek en met instemming van het slachtoffer.
Demasure lijkt geneigd om het belang van rituele aanrakingen, zoals zalvingen, te erkennen, maar voegt daar met het noli me tangere toch een waarschuwend tweede perspectief aan toe.
Aanrakingen zijn wederkerig, schrijft ze. Maar aanraken en aangeraakt worden impliceert nog niet dat er een gelijkheid in de relatie is. De meerdere moet veel omzichtiger omgaan met zijn cultureel aanvaarde voorrecht om de ander aan te raken. En dan gaat het helemaal niet over seksueel onaanvaardbare handelingen. Respect begint bij het weloverwogen dagelijkse contact.
Vrouwen zijn betrouwbaar
‘Ik ben heel erg geboeid door de vele sterke en belangrijke vrouwen die in de bijbel voorkomen’, zegt Demasure. Ze is met name gefascineerd geraakt door Maria Magdalena, ‘die niets heeft van de prostituee die van haar gemaakt is’. Het is geen toeval, zegt ze, dat in de verhalen over de dagen na de kruisdood Jezus eerst aan Maria Magdalena verschijnt.
‘Zij krijgt de taak de andere apostelen over de ontmoeting met de verrezen Christus te vertellen. Zo werd zij de apostel van de apostelen. Dergelijke teksten, waaruit de cruciale rol en verantwoordelijkheid van vrouwen in de vroege geloofsbeleving en -traditie blijken, behoren tot de kernteksten van mijn geloof. De verhalen draaien heel vaak om vrouwen die opvallen door hun grote geloof, terwijl Judas Christus verraden heeft, Petrus onbetrouwbaar leek en Thomas niet geloofde.’
Dit artikel verscheen eerder in het winternummer van MO*magazine. Een abonnement kan je bestellen voor slechts €20.