Kasjmir oplossen: eerst de advocaten, dan de mollahs en madrassa’s, ten slotte de politiek?
India en Pakistan bestaan deze zomer 69 jaar als onafhankelijke naties, en zijn al even lang onverzoenlijke vijanden met drie oorlogen, een kernwapenwedloop en decennia gewapende opstand in India. Kunnen advocaten het langst durende en gevaarlijkste conflict in de wereld oplossen? Ahmer Bilal Soofi denkt van wel.
De voorbije weken en maanden zijn weer bijzonder gewelddadig geweest in het door India gecontroleerde deel van Jammu en Kasjmir. De vroegere prinselijke staat die al sinds 1947 onderwerp is van een bittere strijd tussen India en Pakistan, blijft ook het voornaamste struikelblok om tot ernstige gesprekken te kommen tussen de twee buur- en broedernaties in Zuid-Azië.
MO* sprak onlangs in Brussel met Ahmer Bilal Soofi, een jurist die in 2013 interim minister van Justitie en Mensenrechten was in Pakistan en sinds eind februari 2016 het United Nations Human Rights Expert Advisory Committee in Genève leidt. Soofi stelt voor om het dispuut over Kasjmir voorlopig uit de politieke sfeer te lichten en priotitair te behandelen als een juridisch probleem.
Kunnen juristen zeventig jaar vaak gewelddadig conflict over Kasjmir oplossen?
A.B. Soofi: Ik geloof dat het nu een bijzonder geschikt moment is om met een echte oplossing voor het probleem Kasjmir te komen, aangezien zowel in Pakistan als India de macht uitgeoefend wordt door een partij met een duidelijke politieke meerderheid. Beide premiers zijn daardoor in een positie om veranderingen door te voeren in de grondwet van hun land –een voorwaarde om eender welk voorstel of goede intentie om te zetten in werkelijke vooruitgang.
Beide grondwetten stellen momenteel dat Kasjmir een onopgelost dispuut is
Beide grondwetten stellen momenteel dat Kasjmir een onopgelost dispuut is. De Indiase grondwet heeft artikel 370 dat Jammu en Kasjmir een voorlopige, maar bijzondere en autonome status verleent en dus niet volwaardig integreert in de federale staat.
En artikel 35A stelt dat Indiërs geen land of vastgoed kunnen kopen in Jammu en Kasjmir, wat in het internationale recht een voorziening is die traditioneel geldt voor gebieden die bezet worden. De Pakistaanse grondwet voorziet dan weer dat er een gepast statuut zal komen voor Kasjmir zodra de onduidelijkheid opgelost is.
U stelt dat de huidige politieke context daar uitstekend voor geschikt is, maar tijdens deze regeerperiodes zijn de gesprekken tussen India en Pakistan al meer opgeschort geweest dan actief. En in Pakistan zijn de volgende verkiezingen al voorzien in 2018, in India in 2019. Binnen die korte periode nog akkoorden sluiten en grondwetswijzigingen doorvoeren, lijkt niet erg haalbaar, wel?
A.B. Soofi: In de bedrijfswereld beslissen de ceo’s tot akkoorden of overnames, waarna ze hun advocaten aan het werk zetten om de details uit te werken. Ik denk dat dit ook omgekeerd kan worden. In dit geval is er immers consensus bij politici en bevolking dat het conflict opgelost moet worden, maar de problemen zitten in de juridische details. Daarom zie ik veel heil in een aanpak die vertrekt bij juridische teams, die samen enkele mogelijke scenario’s uitwerken en die voorleggen aan de politici.
Zou u daarbij vertrekken van de geheime gesprekken die India en Pakistan een stuk dichter bij elkaar brachten tussen 2002 en 2008, tot ze opgeblazen werden door de aanslag op Mumbai in december 2008?
Publiceer de ideeën en voorstellen waarmee ze afkomen. Daardoor kan je voldoende vertrouwen opbouwen.
A.B. Soofi: Die gesprekken schoten goed op omdat ze algemeen bleven, en ze mislukten omdat de details niet uitgewerkt werden. Ik zou dat omkeren, en het hele proces openbaar en transparant maken. Vertel het publiek dat juridische teams aan de slag gaan in Genève of voor mijn part Brussel.
Publiceer de ideeën en voorstellen waarmee ze afkomen. Daardoor kan je voldoende vertrouwen opbouwen om zelfs aanslagen en andere sabotages te boven te komen.
Maar je kan aanslagen zo niet voorkomen.
A.B. Soofi: In elk geval is de relatie tussen India en Pakistan een stuk volwassener geworden. Na de aanslag op het Indiase parlement in 2001 stond een miljoen soldaten aan weerskanten van de grens klaar om tot de actie over te gaan.
Na de aanslagen in Mumbai in 2008 werden een aantal verdachten in Pakistan opgepakt en er werd een zaak tegen hen aangespannen voor het gerecht. Los van de uitkomst en van de vraag of het bewijs dat aangedragen werd door India voldeed, in elk geval werd er een mechanisme in gang gezet dat toonde dat Pakistan een verantwoordelijke staat was en een functionerend juridisch apparaat bezat.
Na de aanslag op de militaire basis van Pathankot in januari dit jaar kreeg een Pakistaans onderzoeksteam zelfs toestemming van India om mee te komen onderzoeken op Indiaas grondgebied. Of hun mogelijkheden groot genoeg en hun verblijf lang genoeg was, moet nog blijken. Maar telkens zie je dat de samenwerking groeit.
Stel dat uw idee geaccepteerd wordt en de juridische teams gaan aan de slag met de kwestie Kasjmir, moeten ze dan alleen praten over aansluiting bij India of Pakistan, of is ook de derde optie –onafhankelijkheid voor Jammu and Kashmir- bespreekbaar.
A.B. Soofi: In pricipe is alles bespreekbaar eens je aan de tafel zit. Indien de weg van de VN-Resolutie over het referendum gekozen wordt, dan is er geen ruimte voor een derde optie. Het Simla-Akkoord daarentegen laat alle mogelijkheden open.
Het Akkoord van Simla is een overeenkomst uit 1972 tussen Delhi en Islamabad om het conflict over Oost-Pakistan of Bangladesh af te sluiten. India was tevreden dat die tekst sprak over een toekomstige oplossing voor Kasjmir ‘op vreedzame wijze via bilaterale onderhandelingen’, waarmee er volgens Indira Gandhi een einde moest komen aan zowel de VN-betrokkenheid als het inzetten van gewapende groepen door Pakistan.
De Pakistaanse premier Zulfikar Ali Bhutto zou van die illusie weinig heel laten in zijn toespraak tot het parlement, minder dan twee weken na de ondertekening van het Akkoord. ‘Met de plechtige overtuiging van het Pakistaanse volk beloof ik dat, als morgen het volk van Kasjmir een bevrijdingsbeweging start of als morgen sjeik Abdullah of mirwaiz Farooq of anderen een volksbeweging starten, wij hen zullen steunen, ongeacht de consequenties.’
De idee dat het vredesakkoord van Simla een definitieve streep trok onder de mogelijkheid om derde landen te laten bemiddelen over Kasjmir, bestaat enkel in de hoofden van de Indiase politici en diplomaten. Maar die hebben, zeker nu India zich opgewerkt heeft tot een economische wereldmacht, internationaal gewichtEen van de voorwaarden om internationale steun te krijgen voor deze –juridische- aanpak is dat Pakistan gezien wordt als een stabiele, betrouwbare en veranwoordelijke staat. En we hebben grote stappen in die rechting gezet door de succesvolle verkiezingen in 2013, ondanks de expliciete bedreigingen van gewapende groepen en terroristen.
Met een opkomst van 56 procent van de stemgerechtigden hebben de Pakistanen luid en duidelijk het terrorisme en het extremisme verworpen en gekozen voor democratische krachten. Ook de militaire campagne tegen de Pakistaanse taliban is succesvoller geweest dan gevreesd. De grote opdracht nu is om ook welvaart te creëren, want zoveel groter de economische groei, zoveel te kleiner de ruimte voor terrorisme en extremisme.
De recente uitschakeling van de Afghaanse talibanleider Mansour met een Amerikaanse drone in Pakistaans Balochistan stelt wel opnieuw grote vraagtekens bij het optreden van de Pakistaanse staat, want het bewijst dat Talibanleiders vrij bewegen op Pakistaans grondgebied.
A.B. Soofi: De staat wil wel degelijk optreden tegen deze niet-statelijke actoren, maar dat is niet zo eenvoudig. Belangrijk is dat de Pakistaanse staat daarbij alle steun van de internationale gemeenschap zou moeten krijgen, maar de realiteit is dat er allerlei spelletjes gespeeld worden.
Pakistan arresteerde onlangs een Indiase spion die actief betrokken was bij opstandelingen in Balochistan, en daarbij blijkbaar actief aan gewelddaden gelinkt kan worden. Dat is ernstig.
De inzet van Amerikaanse drones is duidelijk ongrondwettelijk, tenzij de Pakistaanse staat er uitdrukkelijk toestemming voor geeft. Maar Pakistan verkiest een aanpak op basis van wetshandhaving boven een oorlogsaanpak, die de VS lijken te verkiezen.
Voor het handhaven van de wet in het geval van een terroristenelider die voortdurend over en weer reist tussen Afghanistan en Pakistan, is er grensoverschrijdende samenwerking nodig. Maar er is nog nooit een verzoek daarvoor uitgegaan van een van de landen.
Omdat de Afghaanse regering geen verzoek wil doen waarmee ze een door hen niet formeel erkende grens toch informeel zouden erkennen.
A.B. Soofi: Neen, onder internationale wetten wordt de Durand Line wel degelijk beschouwd als de formele grens tussen Afghanistan en Pakistan. Dat drukt zich ook uit in verschillende internationale verdragen waarbij de Afghaanse staat partij is. De interntionale gemeenschap behandelt Afghanistan dan ook als een staat met duidelijk gedefiniëerde grenzen, ook al is de Durand Line een politieke kwestie die aan beide kanten van de grens geregeld zijn kop opsteekt.
Alle landen –inclusief Pakistan- moeten de VN-resoluties uitvoeren en de mensen die als gezocht opgegeven worden oppakken
Een van de grote gevaren van de voortdurende onduidelijkheid die gecreëerd wordt over de grens is dat het voor politici ook onduidelijkheid schept over de aanpak van grensoverschrijdende groepen en acties. Dat moet ophouden en alle landen –inclusief Pakistan- moeten de VN-resoluties uitvoeren, moeten de mensen die als gezocht opgegeven worden oppakken…
Die internationale samenwerking is vandaag extra urgent omdat we allemaal geconfronteerd worden met de nieuwe vijand: Daesh (IS). En er is geen betere regio om het anti-IS-verhaal voor moslims te ontwikkelen dan Zuid-Azië, waar honderden miljoenen moslims wonen en waar veel van het denken over sharia ook vandaan komt.
Maar dan moeten we er ook in slagen om de madrassa’s, maulana en mollahs in de mainstream te betrekken, eerder dan hen te criminaliseren en te marginaliseren. We moeten hen doen beseffen dat de internationale rechtspraak en de visie op rechten van mensen momenteel uitgezet wordt door de Verenigde Naties, en dat al onze landen zich daartoe verbonden hebben door het Charter van de VN te ondertekenen.
Veel van de religieuze leiders waarover u het hebt erkennen niet eens de Pakistaanse grondwet, laat staan de conventies die in VN-verband afgesproken werden.
A.B. Soofi: Toch lukt het om hen van het belang van die internationale kaders te overtuigen. Ik weet het want ik heb het meermaals geprobeerd én ben erin gelukt, ook bij de dogmatisch strenge Deobandi’s (de soennitische stroming in Pakistan die vrij dicht aanleunt bij de wahabitische islam van het Midden-Oosten).
Het helpt dat de profeet ook verdragen afsloot met andere landen, zowel met islamitische staten als niet-islamitische staten.
Als ik de VN-resolutie over terrorismebestrijding met hen doorneem, dan blijken ze hier niets van af te weten. Idem voor de verdragen over non-interventie, het milieu, mensenrechten.. Maar meestal wel erg open te staan voor die nieuwe benadering. Het helpt dat de profeet ook verdragen afsloot met andere landen, zowel met islamitische staten als niet-islamitische staten.
Als (interim) minister van Justitie heb ik me daarom ook ingespannen om teksten over internationaal recht en VN-verdragen toe te voegen aan het curriculum van de madrassa’s, zodat ook de studenten aan die strikt islamitische scholen beseffen dat de staat waartoe ze behoren gebonden is aan internationale afspraken, verdragen en verplichtingen. Ik heb de verdragen ook doen vertalen in de verschillende lokale talen van Pakistan: Pasjtoe, Baloetsji, Sindhi, Punjabi. Op die manier hoop ik dat meer mensen gaan beseffen waartoe wij ons als natie verbonden hebben.
Mijn standpunt is duidelijk: iedereen heeft het recht om te protesteren tegen een verdrag, maar niemand heeft het recht om te handelen tegen een verdrag waartoe de staat zich geëngageerd heeft.
Het is belangrijk dat we dit soort benadering ook uitschrijven en uitdragen. Want waarom zou het wel mogelijk zijn om met pamfletten mensen te radicaliseren terwijl het onmogelijk zou zijn om met artikels en informatie mensen aan te zetten tot internationale samenwerking en onderlinge verdraagzaamheid?
De duivel in de geografische details
Terwijl Ahmer Bilan Soofi pleit voor een niet-politieke benadering van eht probleem Kasjmir heeft Pakistan wel al de regio Gilgit & Baltistan, de meest noordelijke regio van de vroegere prinselijke staat Jammu and Kashmir, als een volwaardige provincie ingelijfd bij Pakistan. We vroegen hem of dat geen fait accompli is dat verder gesprek onmogelijk maakt.
A.B. Soofi: Die status van Gilgit and Baltistan heeft te maken met de vraag wat er beschouwd wordt als betwist gebied. Je hebt de voormalige prinselijke staat Jammu and Kashmir (van voor 1947). Daarnaast is er het gebied Kasjmir waarin volgens de VN een volksraadpleging over de toekomst gehouden moest worden, en dat is een veel minder uitgebreide regio. En dan is er het grondgebied Kasjmir dat voor een deel door India bezet wordt en Jammu en Kasjmir genoemd wordt en voor een deel onder de soevereiniteit van Pakistan valt en aangeduid wordt met Azad Jammu en Kasjmir.
Betekent dit dat Pakistan bereid zou zijn om de deelgebieden Ladakh en Jammu ook vooraf te aanvaarden als essentieel Indiaas, en de onderhandelingen enkel te voeren over de Vallei van Kasjmir?
A.B. Soofi: Dat zijn zaken die best rond de onderhandelingstafel bekeken worden.
Maar het toekennen van provinciale status aan Gilgit&Baltistan betekent wél dat Pakistan aan een eventuele onderhandelingstafel komt met de positie dat het niet langer gaat over een oplossing voor de hele voormalige, prinselijke staat Jammu and Kashmir.
A.B. Soofi: Dat zou mijn positie zijn, ja. Binnen India is er ook een heel juridisch proces over dat fameuze artikel 370 van de grondwet, dat in het hooggerechtshof van Srinagar voorgebracht werd om het ongeldig te laten verklaren –maar dat is niet gelukt, het hooggerechtshof heeft het artikel herbevestigd.
Pakistan hamert normaliter altijd op de uitvoering van de VN-resoluties die een referendum voorzien om de uiteindelijke status van J&K te beslissen.
A.B. Soofi: Volgens Pakistan moeten die resoluties inderdaad uitgevoerd worden, omdat artikel 103 van het VN Charter stelt dat in geval van discussie de VN-Resolutie altijd de overhand heeft op eventuele bilaterale afspraken. Het belangrijkste is dat er een duidelijk juridische noodzaak is om het conflict aan te pakken en op te lossen, vanuit welk perspectief je het probleem ook bekijkt of benadert. Daarom zouden de regeringen van beide landen nu hun jurdische teams aan het werk moeten zetten om aan oplossingen te werken.