‘Kunst is een noodzakelijk instrument tegen de onverschilligheid’

Interview

‘Kunst is een noodzakelijk instrument tegen de onverschilligheid’

‘Kunst is een noodzakelijk instrument tegen de onverschilligheid’
‘Kunst is een noodzakelijk instrument tegen de onverschilligheid’

Het museum als plek van twijfel, van anders leren denken over je zelf en de wereld, van open staan,… ook voor kunstenaars uit Irak of Nepal. Dat is wat Philippe Van Cauteren, directeur van het SMAK te Gent, denkt en doet. ‘Het gaat dus niet over de verheerlijking van de bezitter van de kunst.’

Als ik het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) binnenkom, zie ik de Congolese en de Europese vlag staan, en de woorden ‘Invest in DR Congo. Country of  Opportunities’.  Ik ben benieuwd: wil  het SMAK investeringen in de Democratische Republiek Congo stimuleren? Achteraf blijkt het de tentoonstelling van Christoph Büchel te zijn die stilletjes, zelfs zonder een persbericht, is gestart.

Even buiten het SMAK staat een opeenhoping van hutjes die de jungle van Calais moeten voorstellen. Er staat ook een aftandse bus waar dagarbeid wordt aangeboden, een recyclage van wat Büchel in 2012 bracht tijdens TRACK.  En er logeren erkende vluchtelingen in het SMAK. ‘Christoph is als een archeoloog die dingen uit de wereld die we uit het oog verliezen zichtbaar maakt door ze hier in het museum te tonen,’ zegt Philippe Van Cauteren, sinds 2004 directeur van het SMAK.

Dirk Pauwels

Werk van Bhuwan Thapa op de Triënnale van Kathmandu

Dirk Pauwels​

Het tekent hem: weten hoe je een half miljoen bezoekers over de vloer kan krijgen (zie verder), en dan toch beginnen met Büchels tentoonstelling, zonder die zelfs maar aan te kondigen. ‘De mensen zullen het wel langzaam ontdekken’ zegt hij. ‘Het bezoek aan het museum begint pas als je het verlaat.’ Het klinkt als een oneliner, en het drukt zijn hoop uit dat zo’n museumbezoek blijft nazinderen.

Van Cauteren kan het inderdaad goed uitleggen, in een gedreven stroom van woorden – net als zijn voorganger Jan Hoet – en toch geloof ik hem. Hij wil van zijn museum – ‘aankoopbudget 123 000 euro en daar ben ik blij mee’ – een avontuur maken. ‘Wat is het meer dan een dak waaronder mensen elkaar kunnen ontmoeten? Waar we de Iraakse kunstenaar Haider Jabbar vier maand hier ter plekke zijn werk lieten maken?’ Het museum als de plek waar kan getwijfeld worden, waar op allerlei manieren nagedacht wordt over wat er in de wereld gebeurt,… Heel anders dan de tentoonstellingen waarin rijke mensen hun verzamelingen tonen en zichzelf bewieroken.

‘Wat is een museum meer dan een dak waaronder mensen elkaar kunnen ontmoeten?’

Ik geloof Van Cauteren omdat ik hem als Gentenaar heb meegemaakt tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling TRACK toen de hedendaagse kunst zich voor de derde keer over de straten, pleinen en gebouwen van de stad zou verspreiden. Diezelfde Christoph Büchel wilde aanvankelijk een nudistenkamp organiseren in de aloude Sint-Baafsabdij en Van Cauteren wilde onze buurt daarbij betrekken: zien wat wij daarvan vonden? Wat wij daarmee aan konden? Van Cauteren gaf daarbij blijk van openheid. Hij was niet de grote kunstpaus die het eens zou komen uitleggen en waarvoor alles zou moeten wijken. Nee, er was oog voor de ‘locals’ en wat die te zeggen hadden.

Zelfs na een project met Irakese kunstenaars dat hem naar de randen van de vreselijke oorlog aldaar bracht, blijft hij geloven dat kunst een stem in de wereld kan laten horen die niets of niemand anders kan laten horen. En dat een museum daarom even nuttig kan zijn voor een stad, een gemeenschap als… een ziekenhuis.

Timmeren en dweilen

We beginnen ons gesprek bij het begin: hoe is Van Cauteren in de wereld van de kunst beland? Dat was ook een kwestie van nazinderen, zo blijkt.

Van Cauteren: ‘Mijn ouders gingen nooit op reis, behalve een enkele keer naar de Ardennen, en vooral naar de dierentuin van Antwerpen, die ik fantastisch vond. Op een dag bleek de zoo gesloten, en bezochten we dan maar het Museum voor Schone Kunsten. En dat maakte een ongelooflijke indruk op mij. Die schilderijen van Rubens, Permeke met die handen als klompen… Toen ik buiten kwam, wist ik: ‘dit wil ik met mijn leven doen.’ Mijn vader zei ‘ja,ja,ja’, maar hij dacht neen. Kunstgeschiedenis studeren bleek later uitgesloten voor hem, en dus ben ik maar sociologie gaan studeren. Dat was nog net aanvaardbaar omdat het onder de rechtsfaculteit viel. En ik heb die studie ook afgewerkt.

Op een dag belde ik Jan Hoet om te vragen of ik kon helpen en tot mijn verbazing zei hij: ‘Morgen kan je beginnen’

Maar al die tijd bleef ik de kunst volgen, en ik hoorde dat het museum van Jan Hoet, stichter en bezieler van het SMAK, het moeilijk had. Ik had Chambres d’Amis (de eerste keer dat de hedendaagse kunst op stap ging in de stad Gent) meegemaakt en beleefd, en ik dacht: misschien kan ik wel helpen. Op een dag belde ik Jan Hoet op en tot mijn verbazing zei hij: ‘Morgen kan je beginnen’. Ik werkte er als vrijwilliger, en soms werd ik ook een beetje betaald. Ik deed van alles: dweilen, timmeren, barman, en vooral ook observeren. Ik wou nabijheid tot de kunst. Een werk van Francis Bacon op de grond zien staan, als het nog maar een gedaante is, terwijl het nog geen kunst is…

Tegelijkertijd begon ik kunstgeschiedenis te studeren, zonder dat Jan Hoet daarvan op de hoogte was. Na drie jaar ontdekte Hoet dat ik kunstgeschiedenis studeerde. Hij was verbaasd. Maar niet veel later gaf hij me een kans. Ik zou curator worden van een tentoonstelling van de grote Marina Abramovic. Ik zie me nog naar Groningen treinen, als snaak van 26 jaar, om mijn idool te ontmoeten. Ik was superzenuwachtig. Toen Abramovic me vroeg wat mijn ervaring was, moest ik naar het timmeren en dweilen verwijzen, en was ze sceptisch. Maar Hoet zei: het is met hem of niks.

Dirk Pauwels

Werk van Amrit Karki in Kathmandu: de stad als kader van de kunst

Dirk Pauwels​

En zo is het begonnen?

Van Cauteren: Ja, en ik kreeg al meteen een uppercut toen Abramovic vond dat er te weinig van haar werken te zien waren. ‘Wat ze niet kunnen zien, kunnen ze ook niet kopen,’ zei ze. Ik was diep teleurgesteld. Mijn naïeve ideaal bleek niet te kloppen. Dit was de grondlegger van de performance kunst maar het bleek ook een koopvrouw. Dat was ontnuchterend maar het zette me wel met beide voeten op de grond. Zo zit het ook in elkaar. Toch heeft dit geen afbreuk gedaan aan mijn geloof in de kunst. Later speelde ik een belangrijke rol in ‘Over the edges’, de tweede tentoonstelling die overal in de stad werd vertoond.

De grondlegster van het mutilisme bleek ook een koopvrouw

Die herinner ik me met de Tarzanroep die over de daken van de stad schalde, met de cycloop aan Sint-Michiels, de ode aan de ruziënde koppels op de Korenlei,..

Van Cauteren:… de hamzuilen van Jan Fabre. Het was een succes, het was ook gedacht als succes, als city marketing met veel werken in de nabijheid van de historische kern,… Maar ik wou altijd vrij zijn. Ik had geen vast contract bij het SMAK en trok naar Duitsland. Ik bleek vader te zijn van een kind, en de moeder was een Duitse, en dus vertrok ik.

Had je contacten in Duitsland?

Van Cauteren: Nee, ik kende er niemand. En vergeet niet: het noorden van Duitsland is hard protestants. Op veel van mijn telefoons om kennis te maken, kreeg ik niet eens antwoord. Het was een eenzame reis. Mijn vader verklaarde me gek dat ik Gent verliet maar ik probeer met zo weinig mogelijk te leven. Vooral boeken en CD’s en zelfs dat wil ik leren loslaten. Ik probeer me aan niets te hechten. Zelfs mijn zoon zie ik maar twee keer per jaar. Let op, we hebben een goede band, maar ik mis hem nooit. Ik heb vooral vrienden nodig, mijn ouders,… Onderweg zijn, bewegen, ademen, en de zuurstof niet alleen inhaleren, maar delen met de medewerkers, dat is ook mijn leven. Veerkrachtig zijn, alert.

Blauwhelm

Hoe ben je dan terug in Gent beland?

Van Cauteren: Wel, Peter Doroshenko, de artistiek directeur die Jan Hoet had opgevolgd, was vastgelopen, en er werd me door de Gentse schepen van cultuur, Sas van Rouveroij, gevraagd om terug te keren. Om als een blauwhelm gedurende zes maand de cohesie terug in de ploeg te brengen. Maar na zes maand vroegen ze mij: waarom blijf je niet? En zo ben ik toch gehecht geraakt aan het museum. Ik ken iedereen. Ik heb ook een atypische stijl: ik help met alles mee, inclusief het kuisen. Dat schept een goede sfeer.

Wat is kunst voor jou?

Van Cauteren: Dat ga ik nooit juist weten. Kunst is wat de kunstenaar maakt. Dat kan heel breed zijn. Ik weet nog dat we 1 uur per week esthetica kregen in het middelbaar onderwijs, en dat we op een tentoonstelling drie planken op elkaar gestapeld zagen liggen. Er werd gezegd: dat is geen kunst. En toch: als iemand dat belangrijk vindt, moeten we daar respect voor hebben.

Wat kunst is, ga ik nooit weten. Kunst is wat de kunstenaar maakt.

En wie is dan een kunstenaar?

Van Cauteren: Diegene die zegt dat hij of zij een kunstenaar is. Onlangs organiseerden we samen met het intercultureel centrum De Centrale een event met amateur-kunstenaars onder de vluchtelingen. Ik neem hen ernstig. Hun keuze, hun manier om in de wereld te staan. Een kunstenaar heeft een engagement, een intensiteit, een drang om een relatie tot de wereld te organiseren, een bepaalde manier om zich te verbinden. Raoul de Keyser verbindt het abstracte met de rest van de wereld, met bomen,… Olafur Eliasson wil met het bouwen van kleine hutjes vluchtelingen helpen. Het gaat om door durven denken, grenzen laten vervallen, geloven in een soort kwaliteit. Natuurlijk is dat zeer subjectief. Sommigen vinden Koen Van Mechelen de absolute top, ik vind het eerder ecokitsch. Hoe dan ook heb ik respect voor zijn engagement. Christoph Büchel maakt niks dat kan verkocht worden. Het liefst werkt hij anoniem, want hij is gekant tegen het sterrendom in de kunst. Waarbij een naam er meteen al voor zorgt dat iets waardevol lijkt. Dat zijn merken zoals alle merken. Zoals Apple of Samsung.

Zee van geld

Hoe kijk jij naar de kunstmarkt?

Van Cauteren: Als iemand 100 miljoen betaalt voor een kunstwerk van Basquiat, vind ik dat obsceen. Dat is kunstmatig, dat heeft niks met kunst te maken, dat interesseert me ook niet. De kunstbeurs van Bazel, dat zijn veel financiële transacties maar het heeft weinig met kunst te maken. Met het vermogen van kunst om in de grootste onafhankelijkheid over onze tijd, over onze wereld te reflecteren. Meer dan in elke andere sector is die vrijheid er. De kunstenaar heeft het vermogen om kwaad te worden, en zijn of haar werk kan ons kwaad maken. Kunst heeft het vermogen om buiten de codes te ageren, het compromis te weigeren. Als museumdirecteur moet ik bemiddelen, onderhandelen binnen een bepaald sociaal kader. Kunst kan dat compromis weigeren.

100 miljoen voor een kunstwerk is obsceen. Dat zijn merken.

Onlangs las ik een interview met Fernand Huts en Luc Tuymans, waarin de rol van het geld en de mecenassen in de kunst opgehemeld werd.

Van Cauteren: Ja, ergerlijk was dat.

Maar wat is de rol van publieke musea in die zee van geld?

Van Cauteren: Ik heb de luxe van de armoede met mijn aankoopbudget van 123.000 euro. Ik vind dat niet weinig en ik ben blij dat ik dat heb. Ik vind dat veel geld.

Salam Atta Sabri

Een van de brieven van Salam Atta Sabri in het paviljoen van Irak op de Biënnale van Venetië, 2015

Salam Atta Sabri​

Maar Huts betaalde 600.000 euro voor één enkele schets van Rubens. Wat vind je van zijn Gentse tentoonstellingen waarin hij zichzelf in één rij plaatst met de Vlaamse ondernemers uit de 16de eeuw.

Van Cauteren: Dat is het verheerlijken van jezelf, van de bezitter van de kunstwerken. Het scheppen van een artistiek harnas rond je economische imperium. We kennen dat van de Verenigde Staten waar grote bedrijven veel musea in handen hebben. Maar dat is iets heel anders dan een museum, dat een publiek goed is, dat kwetsbaar moet zijn. Dat open is. Kunst moet iets met zijn tijd doen. Over the edges was optimistisch omdat het toen een relatief optimistische tijd was. Track was veel moeilijker, het was niet gedacht als een succes, maar de tijden waren ook danig veranderd. Hoe ontnuchterend de kunstwereld ook soms kan zijn, de kunst kan het failliet van Europa tonen, van hoe we niet weten om te gaan met de vluchtelingen, van hoe minister Jan Jambon geen agenten met een hoofddoek wil. De Europese motor hapert en we ontkennen dat. Le Pen heeft in Frankrijk in zekere zin ook gewonnen. Op veel plaatsen staat extreem rechts aan de poorten. Europa zit in een complex tijdsgewricht en als er één iets het vermogen heeft om dat aan te kaarten, is het de kunst met zijn verbeelding.

Huts schept een artistiek harnas rond zijn economisch imperium

Is er geen conflict tussen dat commerciële en die verheven rol die jij kunst toedicht?

Van Cauteren: Media spelen daarin een grote rol. Ze hebben het meestal over wie iets voor veel geld verkoopt. En door erover te berichten, krikken ze de marktwaarde van dat merk nog meer op. We hebben onlangs een grote tentoonstelling gemaakt van het werk van Joris Ghekiere, een tijdsgenoot van Tuymans, die spijtig genoeg overleden is. Door zoiets te doen brengen we wat ruis in dat sterrendiscours. Corrigeren we dat een beetje. We willen zoveel mogelijk mensen in contact brengen met dat andere werk.

Als ik een tentoonstelling ‘Van Magritte tot Tuymans’, maak, zal dat een half miljoen bezoekers op de been brengen. Maar wil ik dat? Dat zal mensen in hun smaak confirmeren. Maar een museum moet juist de blik openen. Mensen anders leren kijken. Een museumbezoek start zo eigenlijk maar als je het museum verlaat. Het moet nog naklinken, nazinderen. In die zin moet een museum voor een gemeenschap even natuurlijk worden als een ziekenhuis. Ik wil dat belang duidelijk maken. Dat was ook de kracht van Jan dat hij dat overal ging vertellen. Dat probeer ik ook te doen. Als er een werk van 100 miljoen is verkocht, mag ik het gaan uitleggen bij Van Gils en co. Dan vertel ik hoe obsceen ik dat vind, en vertel ik vervolgens over de kracht van kunst, hoe een kunstwerk je kan doen twijfelen, je anders kan doen denken.

Een tentoonstelling ‘Van Magritte tot Tuymans’ trekt 500.000 bezoekers. Maar wil ik dat? Dat bevestigt mensen in hun smaak.

Ik moet open zijn, bereikbaar, iedereen ernstig nemen. Ook diegenen die vragen stellen bij bepaalde werken en ermee in gesprek gaan. Ik herinner me dat een dame me contacteerde omdat ze geschokt was door het werk van Koen Theys omdat hij een dode herdershond in stukken had gehakt. En delen van de honden rond een baby had afgebeeld. Het vertrok van zijn observatie dat Hitler van herdershonden hield. Ik heb haar uitgenodigd, en heb haar gezegd: je moet me toestaan om ook geschokt te zijn. Sinds die keer ontmoet ik haar vaak. De kunst is een middel, een orgaan dat je toelaat om je gewaarwordingen van wat er in de wereld gebeurt weer te geven in een bepaald werk. Daarover gaat het. Media hebben het vooral over werken die veel opbrengen. Maar dat gaat het niet om.

Tigris

Haider Jabbar

Aquarel van Haider Jabbar

Haider Jabbar​

Bij dat iedereen ernstig nemen, bij dat open staan, hoort ook je Irakese verhaal.

Van Cauteren: De Ruya Foundation – een Iraakse stichting voor hedendaagse kunst  - vroeg me of ik voor de Biënnale van Venetië het paviljoen van Irak wilde maken. Aanvankelijk vond ik in Bagdad vooral schoonschilders. Mensen die de Tigris blijven schilderen alsof er niks gebeurd is. Uiteindelijk vond ik drie generaties die een sterk verhaal over hun land brengen. Latif Al Ani, de eerste fotograaf van Irak, die zijn beelden van het nog gelukkige Irak brengt. Haider Jabbar die aquarellen van hoofden brengt, verstilde onthoofde hoofden die het verhaal van de gruwel in zijn land brengen. Later heeft Haider vier maand in ons museum gewerkt.

In Irak heb ik even getwijfeld of kunst wel het antwoord was. Maar dan heb ik gedacht: je kan met je taal ook daarover spreken.

Toen ik een vluchtelingenkamp aan de Syrisch-Iraakse grens verbleef, heb ik even getwijfeld. Ik heb gedacht: ‘Nee, kunst is het antwoord niet. Wat doe ik met mijn leven?’ Maar een half uur later dacht ik: ‘Je kan uw taal ook gebruiken om daarover te spreken. Explicieter, helderder dan gebruikelijk is.’ Sinds Irak houd ik me niet meer bezig met onnozelheden. Irak heeft veel met mij gedaan: een laagje zand eraf genomen. Mijn geloof, mijn engagement in de kunst is versterkt. Kunst is geen luxeproduct, geen entertainment, maar een noodzakelijk instrument tegen de onverschilligheid.

Hoe ben je vervolgens in Kathmandu beland?

Van Cauteren: Een Indiase curator vroeg me om les te geven aan dertig kunstenaars en studenten in Kathmandu. Ik heb gezegd: op één voorwaarde, dat ik het gratis mag doen. Toen kwam er de aardbeving maar het gebeuren is toch doorgegaan. En daar werd dan gevraagd of ik geen tentoonstelling zou willen organiseren. Dat werd de eerste Triënnale van Kathmandu. Ik heb me sterk gemaakt dat de internationale top naar Kathmandu zou komen. Dat is ook gelukt. Francis Alÿs was de leidende kunstenaar.

Kathmandu was erg zuiver, de essentie. De soldaten van de galeries waren er niet.

Er waren zeventig kunstenaars uit 28 landen die we op vier plekken hun werk vertoond hebben.

De tentoonstelling ging over de stad zelf als protagonist: ‘The city my studio, the city my life’. Ik ben zeven keer over en weer naar Kathmandu geweest. Het was heel puur, het ging om de essentie.

De soldaten van de kunst, de galeriehouders, waren er niet.