Kwame Akyeampong: ‘Elk onderwijssysteem moet kunnen aantonen dat het vooral voor de armsten werkt’

Interview

Is onderwijs in België klaar voor de toekomst of dient het enkel om het verleden langer te laten duren?

Kwame Akyeampong: ‘Elk onderwijssysteem moet kunnen aantonen dat het vooral voor de armsten werkt’

Kwame Akyeampong: ‘Elk onderwijssysteem moet kunnen aantonen dat het vooral voor de armsten werkt’
Kwame Akyeampong: ‘Elk onderwijssysteem moet kunnen aantonen dat het vooral voor de armsten werkt’

Kwame Akyeampong is een onderwijsexpert die zowel de uitdagingen voor onderwijs in Afrika als in de superdiverse steden van Europa opvolgt. De hoogleraar Onderwijs & Ontwikkeling aan de universiteit van Sussex is de geknipte man om te bevragen over onderwijs en ongelijkheid. Los van PISA-hypes, met zicht op de grond van de uitdagingen.

dr. Kwame Akyeampong

© Kwame Akyeampong

Een onderwijsexpert die zowel de uitdagingen voor onderwijs in Afrika als in de superdiverse steden van Europa opvolgt, dat is volgens MO* de geknipte man om te bevragen over onderwijs en ongelijkheid. Kwame Akyeampong: ‘Het is de hoogste tijd dat Europese onderwijsexperts beter inzicht krijgen in de onderwijssystemen van de landen en regio’s van waar veel van de huidige migranten komen. Het zal hen in staat stellen veel beter te begrijpen hoe ouders en kinderen over onderwijs denken en wat ze verwachten, en dus ook betere antwoorden mogelijk maken op de acute noden die er zijn.’

Kwame Akyeampong is hoogleraar Onderwijs & Ontwikkeling aan het Centrum voor Internationaal Onderwijs, aan de universiteit van Sussex, VK. Hij begon zijn academische carrière als directeur van het Institute of Education aan de University of Cape Coast, Ghana. Zijn onderzoek concentreert zich op de politieke economie van onderwijssystemen in lage-inkomenslanden, maar hij werkte ook samen met onder andere Wereldbank, Unesco en de Britse ontwikkelingsadministratie DFID om ongelijkheid aan te pakken via aangepaste onderwijsmethodes. Van 2011 tot 2013 maakte Kwame Akyeampong als beleidsanalyst deel uit van het Education for All Global Monitoring Report team van UNESCO in Parijs.Kan onderwijs de ambities waarmaken van de duurzame ontwikkelingsdoelen, met name van sdg4: de ongelijkheid verkleinen, en armen de instrumenten geven om uit dr kringloop van armoede te ontsnappen?

Kwame Akyeampong: De relevantie van onderwijs voor ontwikkeling is erg goed onderbouwd met bewijsmateriaal en onderzoek, zoals we voor Unesco verzamelden in Education for People and Planet. Onderwijs voorziet mensen van de vaardigheden die ze nodig hebben om waardig werk te vinden. Voorwaarde is natuurlijk wel dat het juiste soort onderwijs aangeboden wordt.

Een van de vaststellingen is dat elk bijkomend jaar onderwijs je toekomstige inkomen met tien procent verhoogt of met twintig, voor vrouwen. Kan dat gewoon gebaseerd zijn op het feit dat vooral kinderen uit de middenklasse en hogere klasse hun middelbaar afmaken of hoger onderwijs volgen? Met andere woorden: tonen die cijfers misschien gewoon dat onderwijs de bestaande ongelijkheid reproduceert en versterkt?

Kwame Akyeampong: De meeste cijfers die we gebruiken komen uit internationaal onderzoek naar de vaardigheden en het opleidingsniveau van jongeren en volwassenen. Daaruit blijkt een duidelijk causaal verband tussen lees-, reken- en oplossingsvaardigheden van jongeren en hun inkomen. In OESO-landen is het verschil tussen hoog- of laagopgeleid verantwoordelijk voor een inkomensverschil bij het begin van de carrière rond 17 procent. Dat blijkt uit verschillende onderzoeken, over heel wat jaren.

‘Natuurlijk speelt de maatschappelijke ongelijkheid in de resultaten van het onderwijs’

Natuurlijk speelt de maatschappelijke ongelijkheid in de resultaten van het onderwijs. Kinderen uit gezinnen met hoogopgeleide ouders hebben meer kans om maximaal gebruik te maken van de kansen in het onderwijs dan kinderen uit achtergestelde gezinnen. Maar wie van thuis uit geen academische stimulans krijgt of de netwerken ontbeert om het te maken, die is zonder onderwijs zeker slechter af dan met. Onderwijs is voor die jongeren een hefboom om beter toegang te krijgen tot kansen in de arbeidsmarkt. Daarom moet er ook bewust en actief werk gemaakt worden van het verwijderen van de drempels voor achtergestelde kinderen in het onderwijs.

Als u zegt dat ‘het juiste soort onderwijs aangeboden’ moet worden, wat bedoelt u dan?

Kwame Akyeampong: Dat het onderwijs ‘fit for purpose’ is: geschikt om het doel te bereiken dat ervoor gesteld werd. En dat is minstens dat kinderen uit achtergestelde milieus lees- en rekenvaardigheden verwerven. Er zijn namelijk kinderen die wel naar school gaan, maar niet leren lezen of schrijven.

Maar kennis verwerven volstaat niet, de kinderen moeten ook in staat zijn om deze kennis te gebruiken om problemen op te lossen of uitdagingen aan te gaan. Er is nog veel te veel onderwijs dat die kritische vaardigheden niet ontwikkelt. We moeten dus veel meer vragen stellen bij het curriculum dat leerlingen moeten volgen: welke vakken, welke einddoelen, welke didactische aanpak?

Hoe scoort Afrika op dat vlak?

‘De meeste Afrikaanse landen werken nog altijd met curricula en de lesaanpak die ze erfden uit de koloniale tijd’

Kwame Akyeampong: Er is veel te weinig aandacht voor de vorm die onderwijs heeft en zou kunnen aannemen in Afrikaanse landen. De meeste landen werken nog altijd grotendeels op basis van het curriculum en de lesaanpak die ze erfden uit de koloniale tijd. De klemtoon is vaak exclusief op kennis, de methode is nog veel te veel gericht op van buiten leren, terwijl er nauwelijks werk gemaakt wordt van het toepassen van kennis om reële problemen aan te pakken.

Vergelijkingen leren ons dat een Afrikaans kind dubbel zoveel kennis moet verwerven in zijn vak wetenschappen dan een Europees kind. Ze gaan heel breed, maar niet diep. Daardoor komen ze er ook niet toe de vaardigheid te ontwikkelen om zelf en zelfstandig te léren leren.

Het is de hoogste tijd om de schoolcurricula te bevragen, en het is essentieel dat die bevraging vanuit de Afrikaanse samenleving zelf komt. Tot nu worden kritiek en alternatieven veel te vaak aangedragen vanuit het globale Noorden, zoals de aanpak die bekritiseerd wordt ook uit het Westen kwam. Tijd voor Afrikaanse pedagogen en onderwijswerkers om hun eigen visie te formuleren en eigen plannen uit te werken. We hebben onderwijs nodig dat fit for African purpose is. Dat betekent: rekening houden met de omgeving van de kinderen, hoe leren gebeurt en gezien wordt, …

Hoe zou zo’n curriculum er dan uitzien?

‘Een effectief curriculum moet vertrekken van realiteiten die relevant zijn voor de kinderen die het volgen’

Kwame Akyeampong: Op de eerste plaats moet een effectief curriculum vertrekken van realiteiten die relevant zijn voor de kinderen die het volgen. De sociaal-economische omgeving die ze kennen moet herkenbaar aanwezig zijn en in de mate van het mogelijk ook het onderwerp vormen van de leerstof en de aanpak. Als de luchtkwaliteit een grote zorg is in Accra en ontbossing in het binnenland, dan moeten die verschillen ook gebruikt worden als leerkansen. Leerstof moet gecontextualiseerd worden, weg van het klassieke eurocentrisme.

Dat is ook wat de Braziliaanse “bevrijdingspedagoog” Paulo Freire in de jaren 1970 bepleitte. Is zijn “pedagogie voor de onderdrukten” vandaag nog relevant?

Kwame Akyeampong: Absoluut. De pedagogie van Paulo Freire is in Ghana ook altijd heel aanwezig geweest in maatschappelijk debat. Jammer genoeg is er veel te weinig van te merken in de concrete schoolpraktijk. Die heeft, ook in haar hervormingen, toch grotendeels vorm gekregen vanuit het Noorden.

© Reuters / Rogan Ward

Durban, Zuid-Afrika

© Reuters / Rogan Ward

U beklemtoont het curriculum als een centrale zorg om de doeltreffendheid van het onderwijs te vergroten. Hoe belangrijk is de financiering van onderwijs daarin?

Kwame Akyeampong: Beslissend, zeker. Zeker in Afrika is er een schrijnend gebrek aan middelen om goed onderwijs te organiseren voor iedereen. Nochtans zouden Afrikaanse landen de middelen daarvoor zelf kunnen opbrengen, op voorwaarde dat Afrika zijn eigen rijkdommen beter kan gebruiken en dus ook beter kan controleren.

‘Als het Noorden wil helpen, dan kan helpen om goede belastingsystemen op te zetten en te handhaven’

Als het Noorden wil helpen, dan kan het landen ondersteunen om hun grondstoffen zelf te beheren en te verwerken. Dan kan het helpen om goede belastingsystemen op te zetten en te handhaven. En dan kan het mee toezien op het bestrijden van corruptie. Er is geld genoeg in Afrika, maar het vloeit weg, of het wordt uitgegeven aan de verkeerde prioriteiten.

Vanuit het Noorden wordt eerder gekeken naar de inbreng van privé-initiatieven als oplossing van het tekort aan kwalitatief onderwijs, in plaats van naar belastingregimes die de overheid versterken en publiek onderwijs mogelijk maken.

Kwame Akyeampong: Dan gaat het niet over het oplossen van een onderwijsprobleem, maar over het realiseren van een neoliberale agenda. Onderwijs is geen handelswaar. Bovendien ondergraaft de inzet van privé-initiatieven in het onderwijs de verantwoordelijkheid van de staat om kwalitatief onderwijs voor allen te voorzien. De privatisering van onderwijs in Afrika zet de deur wijd open voor spelers die geen of weinig connectie hebben met de Afrikaanse realiteit van de leerlingen en van de samenleving waarin ze later een rol moeten spelen. De klemtoon moet blijven liggen op kwalitatief publiek onderwijs.

‘Onderwijs is geen handelswaar. Privé-initiatieven ondergraven de verantwoordelijkheid van de staat om kwalitatief onderwijs voor allen te voorzien.’

Het probleem, zeker in Afrika en Zuid-Azië, is dat publiek onderwijs intussen van zo’n slechte kwaliteit is, dat al wie het zich kan permitteren gemigreerd is naar privé-onderwijs. Vandaag vertaalt die tendens zich in de exponentiële groei van “low fee” privéscholen – gefinancierd door overheid of donoren, maar gemanaged door winstgedreven privé-ondernemers.

De hoop is dat daardoor ook armere gezinnen toegang krijgen tot kwalitatief onderwijs en dat daardoor de ongelijkheid zou verkleinen. Op korte termijn lijkt het misschien zo te werken, omdat de lat voor verbetering zo laag ligt, op langere termijn betonneert het een systeem dat altijd in het voordeel van de hogere klasse zal werken.

In Ghana, bijvoorbeeld, sturen welgestelde ouders hun kinderen naar dure privébasisscholen, waar ze met allerlei geavanceerde middelen en de beste leerkrachten een grote voorsprong opbouwen tegenover de rest van hun leeftijdsgenoten. Die voorsprong gebruiken ze vervolgens om toegang te krijgen tot de beste publieke secondaire scholen – die gratis zijn, maar de toegang zo regelen dat ze alleen de beste leerlingen aanvaarden.

De privérijkdom wordt dus ingezet om de publieke middelen aan te wenden om de bestaande ongelijkheid te reproduceren en te vergroten. Met andere woorden: de introductie van privéscholen zet het opzet van publiek onderwijs op zijn kop.

Indien we een onderwijssysteem zouden hebben dat sociaal-economische ongelijkheid verkleint, zou dat dan ook volstaan om andere vormen van ongelijkheid te bestrijden – ongelijkheid gebaseerd op gender, migratieachtergrond, beperkingen, taal, … ?

‘Is het huidige onderwijs in België fit for the future, of is het enkel in staat om het verleden langer te laten duren?’

Kwame Akyeampong: Daarvoor zullen toch bijkomende maatregelen nodig zijn, maar ik vrees dat men zich in het Noorden nog onvoldoende bewust is van de ongelijkheden die ontstaan zijn door de snelle toename aan diversiteit de voorbije decennia.

Leerkrachten worden bijvoorbeeld onvoldoende opgeleid om les te geven in superdiverse scholen. Bovendien is de leerstof en de aanpak onvoldoende gediversifieerd om te beantwoorden aan deze nieuwe klasrealiteit. Je zou dus kunnen vragen of het huidige onderwijs in België fit for the future is, of is het enkel in staat om te proberen het verleden wat langer te laten duren?

Onderwijs zal altijd wiskunde en chemie moeten aanleren, ongeacht de etnische, culturele of religieuze achtergrond van de leerlingen, niet?

Kwame Akyeampong: Uiteraard. Maar houden we rekening met de verschillende manieren van leren, met de manieren van communiceren, met de verhouding die ouders hebben met een instituut als de school? Je verandert niet de wetenschap maar als je wilt dat iedereen op gelijke manier die wetenschap kan studeren, dan is diversificatie van aanpak een héél goed idee. En het gaat niet alleen om culturele verschillen, maar ook om sociale ongelijkheid.

Is dat haalbaar in een klas met 10 verschillende achtergronden? Vragen we dan niet het onmogelijke van de leerkracht?

Kwame Akyeampong: Ik denk het niet. Misschien moeten we af van de idee dat de verantwoordelijkheid ligt bij leerkracht of leerling, en moeten we zoeken naar een aanpak die alle betrokkenen samen verantwoordelijkheid geeft voor het leerproces en de leerresultaten.

Kan Europa op dit vlak leren van Afrika? Een typische klas in Ghana heeft wellicht geen tien nationaliteiten, maar wel zeven verschillende etnieën of thuistalen.

Kwame Akyeampong: Het is jammer genoeg niet de gewoonte in het Noorden om te leren van het Zuiden. Maar ik breng vaak collega’s of studenten voor ervaringen naar Ghana en vraag hen om te focussen op de sterktes, in plaats van de traditionele blik uit het Noorden te hanteren die de tekorten ziet en meteen invult vanuit onze de eigen – reële of vermeende – sterktes.

‘Vijftien verschillende etnische achtergronden in één klas was geen “probleem” omdat het deel ging uitmaken van wat we leerden’

Toen ik naar school ging in Ghana, zaten er leerlingen vanuit wel vijftien verschillende etnische achtergronden bij elkaar. Dat was geen “probleem” omdat het deel ging uitmaken van wat we leerden. We vertelden elkaar over onze achtergrond, we werden actief aangemoedigd om respect en waardering voor elkaar op te brengen.

Het is volgens mij de hoogste tijd dat Europese onderwijsexperts beter inzicht krijgen in de onderwijssystemen van de landen en regio’s van waar veel van de huidige migranten komen. Het zal hen in staat stellen veel beter te begrijpen hoe ouders en kinderen over onderwijs denken en wat ze verwachten, en dus ook betere antwoorde mogelijk maken op de acute noden die er zijn.

De uitdaging is nog groter als de ouders géén onderwijs gehad hebben of slechts het absolute minimum.

Kwame Akyeampong: Dat klopt. Zeker voor die kinderen moet je de overgang heel bewust helpen maken. En niet alleen de kinderen. Het zou enorm helpen als ook de ouders een soort tweedekansonderwijs geboden wordt, zodat ook zij beter weten en begrijpen wat onderwijs in België betekent, hoe het verloopt, wat de inhoud is. Zonder overgangsonderwijs versterk je de ongelijkheid en de achterstand van arme, ontheemde of analfabete kinderen.

Is het gebrek aan dergelijke opvang- en overgangssystemen een zaak van onaandachtzaamheid, of eerder een uiting van onuitgesproken racisme en soms uitgesproken xenofobie?

‘Een van de eerste vragen moet zijn: hoeveel leerkrachten zijn er die de diversiteit van de leerlingen weerspiegelen?’

Kwame Akyeampong: Dat ligt erg gevoelig, natuurlijk. Maar ik denk dat het wel te maken heeft met structureel racisme. Als migranten opgenomen zouden worden als Europeanen eens ze hier zijn, als deel van het menselijk kapitaal dat nodig is om onze toekomst op te bouwen, dan zouden de antwoorden empathischer zijn. Om dit te veranderen zal men dan ook eerst dat structurele racisme onder ogen moeten zien. Een van de eerste vragen moet zijn: hoeveel leerkrachten zijn er die de diversiteit van de leerlingen weerspiegelen?

Met andere woorden: als een samenleving integratie in inclusie wil, zal ze die eerst moeten creëren voordat ze vanzelf kan gebeuren?

Kwame Akyeampong: Exact. Afrikaanse ouders in België gaan hun kinderen pas stimuleren om journalist te worden als ze voldoende journalisten zien van Afrikaanse achtergrond. Daar is een bewust beleid van investeren in talent voor nodig, je kan dat niet laten afhangen van individueel toeval.

Slotvraag: wat is uw beste advies aan een minister van Onderwijs die ongelijkheid wil bestrijden?

Kwame Akyeampong: Dé lakmoestest van elk onderwijssysteem is dat het moet kunnen aantonen dat het pro poor is: ontworpen om met name kinderen van de laagste sociale klassen te dienen. In Afrika betekent dat: prioritair investeren in onderwijskansen op het platteland, wat daar wonen de meest achtergestelde groepen en daar is de kwaliteit van het onderwijs vandaag het slechtst.

In Europa gaat het dan wellicht om onderwijs in of voor kinderen van zogenaamde achtergestelde wijken. Als we die prioriteit niet leggen, investeren we via ons onderwijs niet in ontwikkeling of gelijke kansen, maar in het versterken van degenen die al een voorsprong hebben.