Leslie Johnston: ‘Duurzaamheid is geen kwestie van goede wil, maar een business opportunity’
Met een budget van ruim 50 miljoen euro per jaar tracht de C&A Foundation de textielsector van binnenuit te veranderen. Volgens executive director Leslie Johnston is dat aardig aan het lukken, mede dankzij innovatieve ondernemers. ‘Sociaal ondernemerschap is nodig om de textielsector te transformeren.’
Leslie Johnston komt eind september naar het Kaaitheater in Brussel voor de MO*Lezing Als ondernemers de bottomline kunnen veranderen, kunnen ze ook de wereld veranderen. Zelf is Johnston geen sociaal ondernemer, haar stichting evenmin een ondernemerschap. ‘C&A Foundation is gefocust op de het transformeren van de industrie. Daarvoor doen we onder andere beroep op sociale ondernemers.’
Wat betekent sociaal ondernemerschap voor C&A Foundation?
Leslie Johnston: ‘Sociaal ondernemenschap is een innovatieve manier om diepgewortelde uitdagingen binnen een bepaalde sector aan te pakken. C&A Foundation legt zich toe op de miljoenenindustrie van de kledij, een van de meest vervuilende sectoren ter wereld.’
‘Die vervuiling wordt alleen maar erger. C&A en C&A Foundation proberen oplossingen te zoeken, maar een bedrijf kan zoiets niet alleen. Daarom word ik heel enthousiast van de rol die sociale ondernemers kunnen spelen. Zij denken op een andere manier, bieden nieuwe oplossingen aan.’
Is de sector klaar voor ondernemers die bedrijven willen verduurzamen?
‘Duurzaamheid is een business opportunity’
Johnston: ‘Ondernemers ontwikkelen die duurzaamheid zelf niet, ze zien een business opportunity in duurzaam ondernemen. Het zijn de bedrijven die de druk voelen door de sustainable development goals en ngo’s die hen aanmanen om beter te doen. Bedrijven trekken sociale ondernemers aan om verbeteringen aan te brengen, en die ondernemers zien hun kans schoon.’
Wat betekent dat voor onze economie? Is die werkelijk aan het verduurzamen?
Johnston: ‘Voor de textielsector gaat dat gedeeltelijk op. Op de modetop in Kopenhagen heeft de Boston Consultancy Group (BCG) een rapport uitgebracht waarin zwart op wit staat dat, mochten bedrijven verduurzamen, hen dit 160 miljard dollar (134 miljard euro) zou opleveren.’
‘BCG zegt evenwel dat “business as usual” – of zelfs business as usual aan iets betere voorwaarden – niet genoeg is om die meerwaarde te creëren. Daarvoor is innovatie nodig. Zonder de innovatie die sociale ondernemers aanbieden, blijven bedrijven vastzitten op business as usual.’
‘We kopen meer en meer kleren en dragen die minder en minder. Die trend is niet meer te stoppen.’
‘De sector zelf is echter heel traditioneel gestructureerd. De industrie is gedecentraliseerd en focust zich voornamelijk op het vinden van de laagst mogelijke productiekost. Op termijn zal dat niet meer mogelijk zijn. De race to the bottom kan niet blijven doorgaan, want straks zijn er geen landen meer over.’
‘De industrie zelf blijft evenwel groeien. Mensen kopen meer en meer kleren en dragen die kleren minder en minder. Gezien de bevolkingsexplosie in India, China en uiteindelijk ook Afrika, zal die trend niet afnemen. We moeten anders beginnen denken om minder afval te creëren, want daar staat onze sector helaas om bekend.’
Automatisering
© Sarah Vandoorne
‘Maar ik denk dat er wel verandering op til is. Technologische ontwikkelingen zijn hiervoor cruciaal: artificiële intelligentie en automatisering zullen alles veranderen. In die ontwikkelingen spelen ondernemers een prominente rol.’
‘Automatisering zou heel positief zijn, aangezien arbeiders dan niet meer zouden moeten naaien aan lage weddes. Tegelijk zouden er meer hooggekwalificeerde jobs vrijkomen. De arbeiders kunnen een opleiding genieten, andere vaardigheden krijgen, promoveren, weg van hun karig loon.’
Staat automatisering niet gelijk aan het verlies van werkgelegenheid?
Johnston: ‘Dat is de vraag natuurlijk. C&A Foundation wil er zijn voor de arbeiders, dus we willen trends ondersteunen die hen effectief ten goede komen. Hierover zijn al veel rapporten geschreven, ook positieve, onder meer door de Internationale Arbeidsorganisatie.’
‘Wij willen kijken hoe we automatisering kunnen linken aan positieve veranderingen. Het is niet alsof we de technologie kunnen terugdraaien: automatisering is effectief terrein aan het winnen.’
Hoe ver staat de automatisering van de textielproductie?
Johnston: ‘Robots die aan de lopende band T-shirts naaien, dat bestaat nog niet. Een gewoon T-shirt is nochtans heel makkelijk te maken. Voor mensen, tenminste. Een robot kan niet hetzelfde als een paar handen. De technologie die daarvoor nodig is, is nog niet voor morgen. Maar we zien wel vooruitgang en via Fashion For Good, een van onze initiatieven, ondersteunen we dat.’
Filantropie versus CSR
Als we spreken over positieve veranderingen binnen het bedrijfsleven, horen we vaak de term corporate social responsibility. Hoe staat C&A Foundation tegenover CSR? Blijft die term relevant?
Johnston: ‘Die term is gedateerd. Laat me de vergelijking maken met kwaliteit binnen bedrijfsvoering. Tien jaar geleden bestond daar een apart departement voor, dat goede kwaliteit garandeerde binnen bedrijven. Terwijl kwaliteit ondertussen gewoonweg inherent is aan bedrijfsvoeren, zonder dat daar een apart departement voor moet bestaan.’
‘Ik denk dat hetzelfde aan het gebeuren is met duurzaamheid, dat beperkt zich niet meer tot CSR. Binnen de sector hebben veel modemerken stappen gezet om hun werking te verduurzamen, bijvoorbeeld door biokatoen te gebruiken.’
C&A is de grootste aankoper van biokatoen. Helpt de stichting mee beslissen over dergelijke aankopen?
Johnston: ‘C&A Foundation ondersteunt onderzoek naar verschillende stoffen die interessant zijn voor C&A. Biokatoen is daar een van. Maar de markt voor biokatoen is bijna defect. Het is duur en moeilijk om te produceren. Om zeker te zijn dat je kledij van biokatoen gemaakt is, moet je de stof doorheen de hele keten volgen: geen sinecure. En eigenlijk is er maar weinig biokatoen beschikbaar: slechts 100.000 ton.’
‘De markt voor biokatoen is bijna defect’
‘Daarnaast zetten we ook in op “beter katoen”, via Better Cotton Initiative. Dat katoen is niet biologisch, maar wel op een meer duurzame wijze geteeld dan regulier katoen.’
‘Als alternatief voor katoen kiest C&A voor viscose. Hiervoor werkt de stichting samen met Canopy, een ngo die de stof wil verduurzamen. Een goed startpunt, maar viscose blijft moeilijk te traceren. Daar laten we nu onderzoek naar uitvoeren.’
‘We gaan partnerschappen met ngo’s niet uit de weg, zoals grote bedrijven soms durven te doen, maar laten ngo’s toe binnen ons verhaal en helpen door hen te financieren. We zien onszelf dus helemaal niet als CSR-speler. Onze werking is filantropisch. We hebben de mogelijkheid om risico’s te nemen en na te denken op de lange termijn.’
Waarom heeft C&A een aparte filantropische werking nodig? Kan het niet verduurzamen binnen het eigen merk?
Johnston: ‘De werking van C&A en C&A Foundation is helemaal anders, het zijn twee losstaande maar complementaire entiteiten. Waar C&A meer moet reageren op de markt, denkt de stichting na over hoe de industrie kan en zou moeten veranderen. Biokatoen is daar eigenlijk een goed voorbeeld van: als C&A wil inzetten op zo’n stof, op ingeven van die markt, kan de stichting onderzoek financieren naar efficiëntere katoenteelt.’
‘Als private stichting hebben we het voordeel dat we toegang hebben tot de textielketen om ons onderzoek uit te testen, via onze partner C&A. Én het budget. In 2016 beschikten we over een budget van 55,5 miljoen euro. Dat geld komt van verschillende bronnen, niet enkel van C&A. Onze bronnen gaan verder dan de textielindustrie, maar het werk dat we doen is gelinkt aan enkel die sector.’
© Sarah Vandoorne
Stem van de arbeiders
‘Een ander project, samen met LaborVoices, wilde de stem van arbeiders in Turkse Fabrieken laten horen, om eventueel misbruik op te sporen. Die data hebben we vrijgegeven. Als stichting vinden we transparantie heel erg belangrijk. Als je transparant werkt, creëer je meer aansprakelijkheid en kan je op termijn de industrie transformeren.’
Zijn er lijken uit de kast gevallen tijdens dat onderzoek?
Johnston: ‘Dankzij het project wisten we dat er minderjarige arbeiders tewerkgesteld zouden zijn in die fabrieken. We zijn meteen met die info aan de slag gegaan.’
‘Er bestaat geen enkele fabriek in de sector die opereert volgens de standaard die kledingmerken zoals C&A zouden willen opleggen.’
‘Doordat het onderzoek zo transparant werkte, werden we meteen gewaarschuwd voor de werking van die fabriek — al bestaat er volgens mij geen enkele fabriek in de sector die opereert volgens de standaard die kledingmerken zoals C&A zouden willen opleggen.’
Is transparantie de grootste uitdaging in de textielsector?
Johnston: ‘Ik denk dat aansprakelijkheid – en het gebrek daaraan – een grotere uitdaging vormt. Transparantie zie ik als de weg daarnaartoe.’
‘De sector blijft gedecentraliseerd, maar wordt beetje bij beetje transparanter. Twintig jaar geleden zouden merken zich verschuilen achter hun leveranciers en uitspraken doen zoals “we bezitten onze leveranciers niet zelf” en “we plaatsen er enkel onze bestellingen”. Nu zijn leveranciers veeleer strategische partners geworden. Die partnerschappen zorgen ervoor dat de industrie automatisch een stuk transparanter wordt.’
Consumenten en arbeiders ook aan zet
‘Gebrekkige transparantie werkt een gebrek aan verantwoordelijkheid in de hand, op alle niveaus. Als consument koop je een T-shirt in een winkel, zonder te weten wie die gemaakt heeft en onder welke omstandigheden. Als je dat wel zou kunnen weten, bijvoorbeeld door middel van technologie, zou de consument meer macht krijgen. Al is dit vast te veel gevraagd van de meeste consumenten.’
Zijn de consumenten dan ook aansprakelijk?
Johnston: ‘Ja. Er is aansprakelijkheid op élk niveau: van overheden tot arbeiders.’
‘De arbeiders hebben het meest te winnen, maar hun stem wordt het minst gehoord. Als zij emanciperen, mede dankzij die data, kunnen ze meer onderhandelen voor hun rechten. Dat zouden ze moeten doen, daar zijn ze zelf aansprakelijk voor.’
‘Arbeiders staan nu niet sterk genoeg in hun schoenen om te onderhandelen voor hun rechten. Ze kunnen niet in dialoog gaan met hun managers.’
‘Net dat is (gedeeltelijk) de reden waarom er zoveel mensen gestorven zijn toen Rana Plaza instortte. Er waren veel arbeiders die de scheuren in de muur zagen. Zij wilden rechtstaan, weglopen, maar hun bazen verboden dat. Dus bleven ze. Als arbeiders zich niet empowered voelen om hun instincten te volgen, dan krijg je zoiets. Daarom is het cruciaal dat ze hun rechten kennen.’
Na de ramp heeft C&A Foundation de slachtoffers en hun nabestaanden vergoed (voor 1 miljoen dollar) in het compensatiefonds, het Rana Plaza Arrangement. Waarom was dat de taak van C&A Foundation en niet die van C&A?
Johnston: ‘We wilden iéts doen, want we willen voorkomen dat zoiets opnieuw zou voorvallen. Maar C&A zelf produceerde niet in Rana Plaza, het was niet geassocieerd met de ramp. Dus doneerde C&A Foundation dat geld, als deel van ons budget voor noodhulp.’
Noodhulp is niet per se gelinkt aan de textielindustrie. Waarom hebben jullie daar een apart budget voor?
Johnston: ‘Helpen met de sector te transformeren houdt zo’n 80 procent van ons budget in. Maar als stichting moet je ook kijken naar wat belangrijk is voor het bedrijf. Daar hoort in ons geval noodhulp bij, in een partnerschap met Save The Children.’
‘Ik denk niet dat noodhulp onze industrie zal veranderen, maar we helpen vooral in landen waar C&A produceert, ook met preventieve maatregelen. Zo blijft het relevant.’
Leefbaar loon
In welke landen produceert C&A en betaalt het daar leefbare lonen?
Johnston: ‘Ik ben natuurlijk geen woordvoerder voor C&A zelf, maar ik weet dat het merk in heel veel landen produceert. De belangrijkste zijn Bangladesh, India, China, Cambodja, Brazilië en Turkije. In die landen werkt de stichting rond het verbeteren van de arbeidsomstandigheden.’
‘C&A Foundation is zelf niet in de positie om leefbare lonen te onderhandelen’
‘Verloning maakt daar deel van uit. Daarvoor doen we dat project met LaborVoices, om te weten wat de arbeiders daar zelf over te zeggen hebben. Ook doen we onderzoek naar verloning in samenwerking met een andere ngo, Microfinance Opportunities. Via Fashion Revolution maken we de info die we samen verzamelen over lonen bekend bij een breder publiek. C&A Foundation is zelf niet in de positie om leefbare lonen te onderhandelen, dus proberen we de arbeiders te versterken om dat zelf te kunnen.’
C&A is een erg grote speler. Als merk moet je toch wel een stem hebben in de loononderhandelingen?
Johnston: ‘Opnieuw: ik spreek niet voor het merk. Mijn ervaring in de industrie leert me dat leefbare lonen verantwoordelijkheid en inspanning vragen van alle belanghebbenden. Overheden moeten een minimumloon opleggen. Leveranciers moeten zich bewuster worden van de loonkost en zelf een correcte prijs betalen. Fabrieken moeten efficiënter werken, bijvoorbeeld door minder stof te verspillen op de werkvloer. En arbeiders moeten durven te onderhandelen.’
‘Voor merken zelf is het moeilijk om te weten hoeveel ze juist moeten betalen. Daar is onderzoek naar gedaan, maar dat kwam uit op een erg ingewikkelde berekening. Je moet een bepaalde vermenigvuldiging maken: als je de verloning in de fabrieken wil verhogen, zal dat de prijs van het product meer dan proportioneel doen stijgen. In die berekening moeten namelijk alle andere kosten zitten die samenhangen met die loonsverhoging. Fair Wear Foundation (FWF) is een van de organisaties die merken helpt om dat effect beter te begrijpen en toe te passen.’
‘Wat er eigenlijk zou moeten gebeuren, is dat leveranciers de verloning van de arbeiders apart houden van de rest van de prijs bij onderhandelingen. Ook op dat principe zet FWF erg in.’
Is C&A lid van de multistakeholderorganisatie FWF?
Johnston: ‘C&A Foundation werkt vaak samen met FWF. Maar C&A is geen lid. Weinig grote spelers, eigenlijk. De stichting zou grote merken willen aanmoedigen om toch lid te worden.’
Is het eigenlijk mogelijk om het leven van arbeiders op grote schaal te veranderen?
Johnston: ‘Voor verandering op grote schaal moeten grote merken samenwerken, met elkaar en met de lokale overheden. Als één merk gewoon één project opzet, maakt het niet uit hoe goed dat project is: zolang het niet overgenomen wordt door andere merken, zal het amper impact hebben.’
‘Daarom werkt C&A Foundation vaak samen met stichtingen van andere merken. Op die manier kunnen we beter het verschil maken.’
Meer dan goede wil
Zie je veel goede wil bij de grote merken om de traditionele, gedecentraliseerde bedrijfsvoering achter zich te laten?
Johnston: ‘Ik denk dat het niet om goede wil gaat. Bedrijven zijn geen liefdadigheidsinstellingen, ze investeren niet in duurzaamheid omdat dat “juist” is. Ze doen het omdat er geen andere optie is. Dat toonde dat BCG-rapport aan: om je bedrijf te laten renderen, moet je verduurzamen.’
‘C&A Foundation zet bijvoorbeeld ook in op de circulaire economie. Daar zit zoveel waarde in: als je komaf kunt maken met afval en tegelijk iets nieuws produceert, dan heb je meerwaarde gecreëerd.’
Wat is je persoonlijke drijfveer om in te zetten op duurzaamheid en waarom wil je juist de sector transformeren?
‘Ik denk dat Rana Plaza had kunnen voorkomen worden’
Johnston: ‘Ik word heel enthousiast van anderen te helpen hun ware potentieel te bereiken. Eigenlijk werk ik voor de miljoenen mensen die afhankelijk zijn van deze sector. Voor de slachtoffers van Rana Plaza die verboden werden om weg te lopen.’
‘Volgens mij had de ramp van Rana Plaza zelfs helemaal voorkomen kunnen worden, mocht de industrie transparanter werken. De merken wisten helemaal niet dat in zo’n kleine en onveilige fabrieken geproduceerd werd. Dàt is de voornaamste reden dat de ramp heeft plaatsgevonden.’
Na de ramp is het Bangladesh Akkoord voor Brand- en Gebouwveiligheid opgericht, dat veel merken, ook C&A, ondertekenden. In mei 2018, iets meer dan vijf jaar na de ramp, loopt het Akkoord af. Maar er komt een nieuw Akkoord en C&A heeft opnieuw getekend. Wat betekent zo’n Akkoord in de praktijk en zijn er verbeteringen aangebracht in het tweede Akkoord?
Johnston: ‘In het Akkoord kwamen veel merken samen, werd de veiligheid collectief aangepakt. Een heel positieve verandering, want het toont aan dat samenwerking mogelijk is binnen deze industrie.’
‘Leveranciers spelen een grote rol in de industrie. Als zij een te grote bestelling plaatsen, wordt die uitbesteed aan een onveilige fabriek zoals Rana Plaza.’
‘Maar ik ben niet bezorgd over de fabrieken die geïnspecteerd worden door het Akkoord en zijn Amerikaanse tegenhanger, de Alliantie. Ik ben bezorgd over de fabrieken die nog steeds door de mazen van het net glippen. Fabrieken zoals die in Rana Plaza.’
‘Ook hier spelen leveranciers een cruciale rol. Als die al een te grote bestelling plaatsen bij één fabriek, dan moeten ze toch weten dat die fabrieksbaas het werk zal uitbesteden aan een andere (vaak niet geïnspecteerde) fabriek? Ofwel zijn arbeiders onbetaalde overuren zal laten draaien, omdat de bestelling anders niet op tijd klaar zal zijn?’
‘Ondanks alle positieve evoluties, zijn we er dus nog lang niet. Om deze industrie werkelijk te transformeren, is er nog een lange weg te gaan. Maar ik blijf hoopvol en enthousiast.’